Verslag van de vergadering van 11 maart 2025 (2024/2025 nr. 21)
Aanvang: 15.20 uur
Status: ongecorrigeerd
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Voorzitter: Bruijn
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp (XVII) voor het jaar 2025 (36600-XVII).
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de eerste termijn van de behandeling van het wetsvoorstel 36600-XVII Vaststelling van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor het jaar 2025. Ik heet de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw Karimi. Zij zal spreken namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Meer dan 25 jaar geleden, toen ik mijn eerste stappen in de Haagse politiek zette, deed ik mezelf een belofte: ik laat niet toe dat Den Haag mij cynisch maakt. Want de Haagse politiek biedt daar vaak genoeg aanleiding toe, en dit kabinet in het bijzonder.
De beleidsbrief van minister Klever van 20 februari jongstleden, waarin zij de drastische bezuinigingen, een ware kaalslag, op het budget voor Ontwikkelingssamenwerking uiteenzet, spant de kroon. Over de inhoud zal ik zo spreken, maar toen ik de slotzin van de brief las, kon ik een cynische lach niet onderdrukken. Ik citeer: "De voorgenomen bezuinigingen gaan dus niet over minder, maar ook over beter". Beter? Je moet het maar durven om afbraak beter te noemen.
Wat is er aan de hand met deze begroting? Vanaf 2027 wordt er structureel 2,4 miljard bezuinigd op het ODA-budget. Dit betekent dat het percentage van het bruto nationaal inkomen dat Nederland uitgeeft aan ontwikkelingshulp daalt van 0,62% in 2024 naar 0,44% in 2029.
Bovendien wordt dit jaar de koppeling van het OS-budget aan het bni losgelaten, wat een extra bezuiniging van €2 miljard betekent. Voor 2025 betekent dit een directe bezuiniging van €319 miljoen. De belofte is dat de koppeling tijdens de lopende onderhandelingen over de Voorjaarsnota kan worden hersteld. Dit vereist echter een krachtige inzet van de minister. Wat is haar inzet? En wat is haar verwachting? Er ligt al een aangehouden motie hierover in deze Kamer, waar de eerste indiener, mevrouw Huizinga, straks op zal ingaan. Het is van essentieel belang dat deze koppeling wordt hersteld.
Voorzitter. De internationale rechtsorde, gebouwd op het principe dat recht boven macht staat, staat onder druk. Het VN-Handvest vormde de basis voor een wereld waarin conflicten vreedzaam worden beslecht en fundamentele rechten voor iedereen gelden. De kolonisatieprocessen maakten duidelijk dat ontwikkelingslanden de kans moesten krijgen zich volwaardig te ontwikkelen. Dit leidde in de jaren zestig tot de introductie van de Official Development Assistance, ODA, met als internationale norm dat ontwikkelde landen 0,7% van hun bni hieraan besteden.
De economische orde werd jarenlang gedomineerd door liberalisering en privatisering, gepromoot door het IMF en de Wereldbank. Na de val van de Berlijnse Muur werd het neoliberalisme leidend, ondanks waarschuwingen voor toenemende ongelijkheid en enorme schade aan klimaat, mens en milieu. Nu China als grootste economische uitdager van de VS profiteert van dit systeem, keert de VS zich daartegen. Ongebreidelde globalisering heeft extreem nationalisme aangewakkerd. Trump met zijn America First-beleid legt de wereld handelsbeperkingen op. Hoewel handelsbeleid een EU-bevoegdheid is, bepalen lidstaten wel het mandaat voor de Europese Commissie. Wat is de visie van de minister op het toekomstige handelsbeleid? Wat is de Nederlandse positie ten aanzien van het Mercosur-verdrag? Klopt het dat Argentinië wil uittreden en een vrijhandelsakkoord met Trump verkiest? En wat was de boodschap van de minister aan haar Amerikaanse collega's tijdens haar bezoek? In een wereld in verandering zijn een heldere visie en strategie noodzakelijk. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. De ontmanteling van USAID en het plots stopzetten van noodhulp en hulp door Trump, waardoor meer dan €60 miljard aan ontwikkelingssteun en humanitaire steun verdwijnt, heeft dramatische gevolgen. De allerarmste aidspatiënten, democratiebewegingen en mensenrechtenverdedigers, zoals bijvoorbeeld in Georgië, worden hard getroffen. Zullen Wit-Rusland, China of de Arabische Golfstaten dit gat vullen, met alle gevolgen van dien? Heeft de minister hier signalen over ontvangen? Welke stappen heeft zij genomen met haar EU-collega's om hierop te reageren? Heeft zij de Verenigde Staten aangesproken op de desastreuze gevolgen en pleit zij binnen de EU voor een hogere bijdrage, bijvoorbeeld via de Verenigde Naties of maatschappelijke organisaties? Hoe geloofwaardig is de minister als zij de VS aanspreekt en in de EU pleit voor een hogere bijdrage, terwijl zij zelf rigoureus bezuinigt?
Voorzitter. De bezuinigingen waren aangekondigd, maar de beleidsbrief van de minister getuigt van een schrijnend gebrek aan visie, van intellectuele armoede en een ontstellend gebrek aan besef van de internationale politieke ontwikkelingen. Ik heb oprecht te doen met de ambtenaren die dit document moesten opstellen. Misschien hebben zij uit loyaliteit, of in de hoop om de scherpe randen van dit afbraakbeleid te verzachten, hun pen aan de minister geleend, maar Nederland verdient beter.
Ontwikkelingssamenwerking is in Nederland altijd een politiek instrument geweest, maar met continuïteit van fundamentele principes. Ongeacht de minister, Pronk, Herfkens, Van Ardenne, Knapen, Koenders, Ploumen, Kaag of Schreinemacher, en ongeacht wel of geen bezuinigingen bleven bepaalde uitgangspunten overeind.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
Ik heb meer een punt van orde, dus ik hoop dat u mij dit toestaat, voorzitter. Ik vind echt dat wij hier in de Kamer nooit zo moeten spreken over de ambtenaren achter een minister. Ze zijn niet fout als een minister in onze ogen verkeerde dingen doet. Ze zijn niet zielig als ze voor een minister werken waarmee we het politiek misschien oneens zijn. Het zijn gewoon ambtenaren die naar eer en geweten hun werk doen. Dat is niet zielig, niet fout, niet goed, maar gewoon gedegen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dat kan zo zijn, maar ik kan nog steeds mijn sympathie uiten als zij onder bepaalde omstandigheden moeten werken.
Voorzitter. Die uitgangspunten waren de koppeling van het bni en het ODA-budget, versterking van het multilateralisme, armoedebestrijding, eigenaarschap van partnerlanden, goed bestuur, rechtsstatelijkheid en investeren in de rechten en de ontwikkeling van meisjes en vrouwen. Dat laatste is bewezen het meest effectief voor duurzame vooruitgang. Of het nu gaat om onderwijs, de toegang tot microkredieten of deelname aan besluitvorming over reproductieve gezondheid en rechten, economische zelfstandigheid van vrouwen versterkt hele gemeenschappen. Het betrof ook duurzame ontwikkeling en klimaatadaptatie. Terwijl wij hier debatteren, kampen landen als Bangladesh, Niger en Somalië al met de gevolgen van klimaatverandering; veranderende oogstseizoenen, droogte en overstromingen. De rol van sterke maatschappelijke organisaties in een vitale rechtsstaat is essentieel voor armoedebestrijding, civil society en betrokken burgers. Kennisinstituten en Nederlandse bedrijven in strategische samenwerkingsverbanden zijn van belang voor het behalen van SDG's.
Natuurlijk legt elke bewindspersoon de eigen accenten, maar de afbraak onder dit kabinet is ongekend. De minister claimt lof voor het respecteren van lopende contracten, maar dat is rechtsstatelijk vanzelfsprekend. Dit kabinet voert een destructieve agenda uit. Afbreken is nu eenmaal makkelijker dan opbouwen. De neiging is groot om te zeggen: dit is PVV-beleid, uitgevoerd door een PVV-minister die omvolkingstheorieën aanhangt en presentatrice van het Zwarte Pietenjournaal was. Maar dat zou te simpel zijn. Dit is kabinetsbeleid, gedragen door alle vier de coalitiepartijen. Onder deze minister wordt de handels- en economieagenda een ordinaire subsidiepot voor Nederlandse bedrijven. Gebonden hulp, een bewezen ineffectieve en corruptie veroorzakende vorm van ontwikkelingssamenwerking, wordt haar belangrijkste instrument. Kent de minister de talloze onderzoeken, ook van de OESO en de IOB, die bewijzen hoe schadelijk gebonden hulp is? Stabiliteit en migratie draaien dan vooral om steun aan dictaturen, aan autocraten, om migratie naar Europa te stoppen.
Hoe kun je bezuinigen op UNICEF, terwijl genocide op de Palestijnen plaatsvindt, oorlogen woeden in Sudan en Congo en kinderen de grootste slachtoffers zijn? 456 miljoen kinderen — dat is 27 keer de Nederlandse bevolking — groeien op in conflictgebieden. Hoe is het in het Nederlandse belang om disproportioneel te bezuinigen op maatschappelijke organisaties en hen bovendien te willen muilkorven? Beleidsbeïnvloeding in Nederland en niet meer financieren: waar is de minister bang voor? Democratie overleeft alleen bij sterke tegenspraak. Is zij bereid minstens 25% van haar budget, zoals al jaren het geval is, via maatschappelijke organisaties te besteden?
Hoe draagt het korten op en stopzetten van steun aan UNRWA bij aan vrede, terwijl Israël evident oorlogsmisdaden pleegt, humanitaire hulp in Gaza blokkeert en de bevolking uit de Westelijke Jordaanoever verdrijft? Hoe wil de minister noodhulp en de wederopbouw van Gaza financieren, en via welke organisaties? Haar reactie op Trumps voorstel om Gaza etnisch te zuiveren en om te vormen tot een vakantieresort, was stuitend. Zij vond het grappig. Op z'n minst zijn oprechte excuses gepast.
Deze minister schrapt steun aan vrouwenrechten en gendergelijkheid. De taliban en hun geestverwanten zullen de vlag uithangen. Nederland was ooit een voortrekker. Nu laat deze minister meisjes en vrouwen in de steek. Het recente rapport van UN Women, van vorige week, waarschuwt ervoor dat de rechten van vrouwen wereldwijd onder druk staan. VN-secretaris-generaal Guterres stelt: "In plaats van vooruitgang richting gelijkheid zien we juist een toename van vrouwenhaat." Toch besluit deze minister de financiering van UN Women stop te zetten. Wat is de logica hiervan, zo vraag ik de minister. Lhbtqi-rechten worden niet eens meer benoemd, alsof de lhbtqi-gemeenschappen niet meer bestaan.
De minister wil beurzenprogramma's voor Afrikaanse studenten schrappen. Onvoorstelbaar! Zelfs als je haar eigen logica volgt om Nederlandse bedrijven te laten verdienen aan ODA-geld, zou investeren in Afrikaans talent essentieel zijn. Heeft zij hierover gesproken met kennisinstellingen? Zo niet, is zij bereid dat alsnog te doen? Dit afbraakbeleid betekent geen investeringen in onderwijs, goed bestuur, rechtsstaat, mensenrechten, armoedebestrijding of SDG's.
Voorzitter. What's in a name? "Ontwikkelingssamenwerking" heet nu weer "Ontwikkelingshulp". Toen ik dit voor het eerst hoorde, dacht ik: dit is een stap terug, reactionair en terug naar de tijd waarin het Westen dacht arme voormalige koloniën te moeten helpen. Maar de wereld is veranderd. Landen als India, ooit afhankelijk van hulp, worden nu door bijna de hele Europese Commissie bezocht, hunkerend naar partnerschappen. Maar deze minister bedoelt met "ontwikkelingshulp" eigenlijk iets anders, namelijk: ontwikkelingshulp aan Nederland. Het is werkelijk verbijsterend dat men het Nederlandse belang, dat altijd heeft geprofiteerd van een actieve en leidende rol in ontwikkelingssamenwerking, waardoor Nederland een invloedrijke positie verwierf in internationale betrekkingen en multilaterale organisaties, zo verkwanselt door het terug te brengen tot louter opdrachten met subsidies voor Nederlandse bedrijven.
Ik rond af. Bijna elf jaar, tot 2018, had ik de eer om leiding te geven aan Oxfam Novib, een organisatie die in 1956 werd opgericht als particulier initiatief. Volgend jaar is dat 70 jaar geleden. Nederland kreeg na de Watersnoodramp van 1953 veel internationale hulp. Dat zette de mensen hier aan het denken. Wat kunnen wij doen voor anderen in de wereld, was de vraag. In 2016 bezocht ik Mozambique, na verwoestende overstromingen. Tijdens de distributie van humanitaire hulp ontmoette ik Sonia, een 18-jarige zwangere vrouw. De vader van haar kind was allang verdwenen, een voorbijganger zonder verantwoordelijkheidsgevoel. Toen ik haar vroeg wat haar droom was voor zichzelf en haar kind, keek zij mij met lege ogen aan en zei: niets, ik heb geen dromen. Haar hoop was al gedoofd voordat haar leven goed en wel begonnen was. Uitzichtloosheid kent vele gezichten, maar dat van Sonia is mij altijd bijgebleven. "Rechtvaardigheid" en "solidariteit" zijn geen loze woorden. Ontwikkelingssamenwerking draait om het verbeteren van de leefomstandigheden en ontwikkelingskansen van mensen als Sonia.
0,7% van het bni, een internationale afspraak, betekent simpelweg dat van iedere €1.000 die je verdient, €7 naar ontwikkelingssamenwerking gaat. Nederland gaat terug naar 0,4%. Dat is dus niet €7 per €1.000, maar €4. En zelfs dat wil deze minister zo veel mogelijk terug laten vloeien naar Nederlandse bedrijven. Dit is noch ontwikkelingssamenwerking, noch ontwikkelingshulp. Dit is een beschamende uitholling van rechtvaardigheid en solidariteit, uit welbegrepen verlicht eigenbelang.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Mevrouw Van Bijsterveld namens JA21.
Mevrouw Van Bijsterveld i (JA21):
U bent zich ervan bewust dat Nederland op dit moment in de top tien staat van meest gulle landen van de wereld met de ontwikkelingshulp die zij bieden, en dat als we dat geld inderdaad gaan verminderen en het 0,44% wordt, we nog steeds in de top vijftien staan?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ja. En de vraag is?
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Wat vindt u daarvan?
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik vind het heel erg dat wij zo zakken. Wij hebben heel lang zelfs 0,8% van ons bni besteed aan ontwikkelingssamenwerking. Wij hebben zelfs een periode gehad dat het 1% was. Ik zie de logica niet waarom dat nu veranderd moet worden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan is het woord aan de heer Hartog namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. De aandacht die wij als Eerste Kamer dit jaar aan de verschillende begrotingsstaten geven, is uitzonderlijk. We bespreken dit jaar meer begrotingen dan ooit. Dit vloeit gedeeltelijk voort uit de politieke keuzes die deze regering maakt, maar dat element is vooral zaak van de Tweede Kamer.
De reden om deze begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp te behandelen, ligt voor de Volt-fractie in de Eerste Kamer, in de vragen over consistentie, uitvoerbaarheid en de reputatie van ons land. Dat begint al bij de aangegeven reden voor een bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking. Bij de totstandkoming van deze regering hebben de constituerende partijen vanaf het begin aangegeven dat de verhoudingen in de wereld aan het verschuiven zijn. Dat zou dan de grondslag moeten zijn voor een vermindering van de financiële bijdrage die we aan de minderbedeelden op onze aarde kunnen leveren. Ik waardeer het dat de regering in antwoord op vragen van onze andere mijn fractie inmiddels heeft toegegeven dat dit toch minder met schuivende geopolitieke ontwikkelingen te maken heeft en meer met een simpele budgettaire keuze. Dat strookt in onze ogen meer met het beeld dat wij ervan hebben.
Het verbaast mij daarom wel dat in antwoord op de tweede ronde vragen de minister weer zegt dat het nieuwe beleid wel samenhangt met de verschuivende verhoudingen. De minister zegt letterlijk: "Ontwikkelingshulp kan bijdragen aan de verbetering van relaties met landen die belangrijk zijn voor Nederland vanuit onze belangen op het gebied van handel en economie, veiligheid en stabiliteit, en migratie." Ik zie niet precies hoe de verhoudingen van andere landen met Nederland recht doen aan wat zich in de wereld voordoet. Dat past meer bij de zeventiende eeuw.
Er zijn volgens de Volt-fractie best een aantal geopolitieke ontwikkelingen die ons aan het denken moeten zetten; ontwikkelingen die tot de conclusie moeten leiden dat de in de zomer van vorig jaar ingeslagen weg niet de juiste is. Is de minister het met mijn fractie eens dat er zich recentelijk ingrijpende geopolitieke ontwikkelingen hebben voorgedaan? Speelt de oorlog in Oekraïne een rol en het daaraan gekoppelde gebrek aan steun voor de Europese positie in niet-Europese landen?
Hoe zit dat met de verschuivende invloeden van China, Rusland en de Golfstaten? Ziet de minister de ontwikkelingen zoals in de Verenigde Staten van Amerika als een kantelpunt voor de positie van Europa in de wereld? Is de minister het met mijn fractie eens dat het Nederlands belang juist vereist dat wij ons internationaal inzetten om vrede en stabiliteit te bewerkstelligen?
Experts geven aan dat €1 die je uitgeeft aan conflictpreventie, een besparing in uitgaven aan conflictbeslechting oplevert van €103. Is het dan niet logisch en in ons belang om juist nu de ontwikkelingssamenwerking te intensiveren?
Europese partners krijgen een unieke gelegenheid in het gat te springen dat de Verenigde Staten van Amerika laten vallen. Ziet de minister met mijn fractie dat China deze nieuwe mogelijkheden wel benut met het Belt and Road Initiative?
Ook in onze expertbijeenkomst werd duidelijk aangegeven dat ontwikkelingssamenwerking en veiligheid twee kanten van dezelfde munt zijn. Het is zelfs groter dan dat. Met de keuzes die wij via deze begroting maken, bepalen we of Nederland een speler blijft op het internationale terrein of zich laat terugvallen tot speelbal.
Voor het antwoord op deze vraag is niet alleen de richting van de hulp, maar ook de omvang van belang. Ik neem in mijn betoog de recent gepubliceerde brief mee waarin de minister haar strategie uit de doeken doet. Zowel in de memorie van toelichting als in deze brief presenteert de regering met trots de structurele bezuiniging op ontwikkelingshulp van 2,4 miljard en de verlaging van het percentage ontwikkelingshulp van 0,62% naar 0,44%. Is dit niet penny wise, pound foolish? In het Nederlands: we besparen een dubbeltje om honderden euro's aan schade op te lopen. In dat percentage officiële ontwikkelingshulp zit ook nog een bedrag van 863 miljoen dat via de EU vastligt. De echte Nederlandse inspanning komt dus ver onder de 0,4% uit.
Het huidige voorgestelde budget houdt ook een ruptuur met het verleden in. In de voorgestelde begroting houdt de regering geen rekening met de herziene bni-cijfers van het Centraal Planbureau. Vanwaar deze ruptuur met de al jaren geldende begrotingsregels? Kan de minister garanderen dat de Nederlandse bijdrage in de toekomst wel volledig zal meegroeien met het bruto nationaal inkomen? Is de regering alsnog bereid de bijdrage in de begroting aan te passen aan de herziene raming van het CPB voor het bruto nationaal inkomen?
Voorzitter. Dan wil ik graag naar de inconsistenties die mijn fracties ziet in het voorgestelde beleid en de daaraan gekoppelde begroting. Dat begint al bij de naamsverandering van "ontwikkelingssamenwerking" naar "ontwikkelingshulp". Ik zeg daarbij tussen haakjes dat het op zichzelf wel opmerkelijk is dat een regering met de VVD teruggrijpt naar de periode van het kabinet-Den Uyl. De beleidsbrief staat vol met verwijzingen naar partnerschappen en de noodzaak van samenwerking. Welk signaal wil de regering dan afgeven met de verandering van de titel? Denkt de minister niet dat het ontvangende landen veel meer aanspreekt als we over samenwerking praten in plaats van over hulp? Ziet de minister hier ook een al langer lopende geopolitieke ontwikkeling dat alle landen behoefte hebben aan gelijkwaardigheid, en niet aan Europees superieur paternalisme?
Voorzitter. De documenten zijn doorspekt met de term "Nederlands belang". Daarbij wordt dit belang gereduceerd tot een handelsbelang op korte termijn. Het is mijn fractie echter niet duidelijk hoe dit operationeel wordt gemaakt. Hoe leiden de drie belangen, namelijk handel en economie, veiligheid en stabiliteit, en migratie, tot de drie sectoren, namelijk watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid? Kan de minister dat nader duiden? Waarom hecht de minister geen waarde aan bijvoorbeeld de digitale dienstverlening, de hoogwaardige scheepvaartindustrie of de logistieke dienstverlening? Is de minister het met de Voltfractie eens dat zowel steun aan vrouwenrechten en gendergelijkheid als steun aan onderwijs helpen om een sterkere middenklasse op te bouwen die veiligheid en stabiliteit kan bevorderen en de noodzaak om het thuisland te verlaten verkleint? Welk belang ziet de minister voor Nederlandse exportmogelijkheden bij het ontwikkelen van de middenklasse in lage- en middeninkomenslanden?
Voorzitter. De landenkeuzes zijn mijn fractie niet helemaal duidelijk. We begrijpen de drie Afrikaanse regio's die verschillende malen worden genoemd. Echter, hoe verhouden die zich tot de combinatielanden, die ook worden genoemd? In welke mate hebben de gekozen landen in de drie Afrikaanse regio's behoefte aan samenwerking op de door de Nederlandse overheid gekozen terreinen? Heeft de minister hier een analyse van?
Dan kom ik bij het Nederlandse bedrijfsleven. Mijn fractie is het met de regering eens dat Nederlandse bedrijven een belangrijke rol kunnen spelen in de ontwikkeling van andere landen. Dat geldt wat ons betreft voor de maakbedrijven, maar ook voor de dienstverlening, inclusief de financiële dienstverlening. Mijn fractie vraagt zich echter af of hulpbinding op lange termijn in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven is. Is de minister bekend met studies die uitwijzen dat projecten met gebonden hulp vaker falen dan projecten waarbij de middelen vrij kunnen worden besteed? Is de minister bekend met het begrip van de witte olifant? Daarbij ontvangen bedrijven weliswaar een mooie subsidie, maar lopen ze het risico op doodlopende investeringen die op termijn niet opgeschaald kunnen worden en uit de markt worden geconcurreerd. De prijzen gaan omhoog als er niet via concurrentie hoeft te worden geleverd. Dat is nog een verdere uitholling van het budget. Landen lopen ook het risico om te gaan werken met de verkeerde spullen.
Voorzitter. Ik geef de minister en de Kamer mijn ervaring mee van toen ik voor de Nederlandse overheid op het gebied van exportkredietverzekeringen mocht werken. Wij waren erin geslaagd om met overheidssteun prachtige DAF 95-vrachtwagens te leveren in Afrika. Het probleem was alleen dat de lokale reparateurs, die met een schroevendraaier en een waterpomptang arriveerden, niet veel konden uitrichten. Ze wisten niet hoe je de componenten moest vervangen. Deze anekdote onderschrijft het economisch belang om zo veel mogelijk complementariteit tussen economieën te hebben. Territoriale cohesie is in het belang van ons allemaal. Daarom vraag ik de minister: zou het niet logischer zijn om Nederlandse bedrijven in het algemeen meer kansen te geven, zodat ze ook hun voordeel kunnen doen met vervolgprojecten? Ik denk bijvoorbeeld aan watermanagementprojecten die met multilateraal geld of giften van andere landen worden gefinancierd. Is het niet in het Nederlandse belang van onze bedrijven om echte partnerschappen met lokale overheden en bedrijven aan te gaan?
Misschien moeten we even kijken naar het feit dat Nederland niet alleen op de wereld is. Als Nederland de hulp nadrukkelijker bindt aan het nationale bedrijfsleven, dan zullen andere landen dat ook doen. Ze zullen op z'n minst ervoor zorgen dat Nederlandse bedrijven niet ook van hun hulp kunnen profiteren. Heeft de minister een analyse gedaan van de hulpconcurrentiepositie van Nederland? Hoe verhoudt die zich tot de genoemde doelstelling om meer met de EU en internationale organisaties te gaan samenwerken? Ziet de minister het risico dat andere landen, inclusief de EU-partners, Nederland gaan overtoepen? Welke raming maakt de minister in dat geval voor een eventueel matchingsinstrument? Is de minister bereid om een zogenaamde war chest aan te leggen voor deze overheidsconcurrentie via ontwikkelingssamenwerking? Is de minister bereid om een analyse van de hulpconcurrentiepositie toe te zeggen?
Dat laatste brengt mij bij de OESO-voorwaarden voor gebonden hulp en exportfinanciering. Kan de minister toezeggen dat zij zich binnen de geboden ruimte van de DAC-richtlijnen en het OESO-arrangement voor exportkredieten blijft bewegen? Zal verdere binding van de hulp niet leiden tot een nog lager percentage officiële ontwikkelingshulp dan de al voorgestelde 0,44%? Wat zijn de ontwikkelingen op dit vlak binnen de OESO?
Een volgend thema in mijn vragen gaat over de consistentie en uitvoerbaarheid van het beleid. Mijn fractie heeft met name een aantal vragen over de rol van ngo's en maatschappelijke organisaties. De minister stelt dat de huidige werkwijze via zogenaamde complexe samenwerkingsverbanden van ngo's bureaucratisch en niet altijd efficiënt is. Waarop heeft de minister deze conclusie gebaseerd? Kan de minister twee of drie voorbeelden geven? Zou het niet beter zijn om de efficiëntie aan te pakken dan om het kind met het badwater weg te gooien? Hoe verhoudt dit zich tot het voornemen om in de toekomst wel met het maatschappelijk middenveld te blijven samenwerken?
Via een aantal beleidsbrieven noemt de minister als referentie het OESO-rapport dat zich richt op lokaal geleide initiatieven. Mijn fractie ziet in dat rapport echter geenszins een oproep om minder hulp te geven via ngo's. Het rapport roept er inderdaad toe op om lokale initiatieven meer en directer bij projecten te betrekken. Het noemt daarbij ook de noodzaak om het doorgeven van overhead door intermediaire organisaties aan projecten te beperken. Het rapport geeft daar oplossingen voor, maar niet in de richting die de minister erin leest. Is de minister het met mijn fractie eens dat het OESO-rapport Pathways Towards Effective Locally Led Development Co-operation geen basis kan zijn voor een drastische en abrupte korting op ngo's? Is de minister zich ervan bewust dat ditzelfde rapport het vergroten van de focus van ontwikkelingssamenwerking op nationale donorbelangen samenvoegt met andere bedreigingen, zoals geopolitieke verschuivingen en humanitaire crises?
Voorzitter. Mijn fractie heeft nog wat vragen over het definitieve karakter van het ingezette beleid. Hoe ziet de minister de mogelijkheden van ngo's om snel af te schalen en snel op te schalen, indien gewenst? Van de expertbijeenkomst neemt mijn fractie mee dat afschaling snel kan gaan, maar dat opschaling decennia gaat duren. Ziet de minister ook dat Nederlandse maatschappelijke organisaties en ngo's een bijdrage kunnen leveren aan het verspreiden van de Europese normen en waarden?
Meer specifiek heeft mijn fractie een vraag over UNRWA. Mijn fractie heeft schriftelijk een aantal vragen gesteld over de rechtmatigheid van het openbreken van een lopend contract en het niet volledig uitbetalen van een laatste tranche. De minister wijst in haar antwoord op een contractbepaling waarin wordt aangegeven dat uitbetalingen onderhevig zijn aan goedkeuring door het parlement van het totale budget van de minister; ik vertaal dit uit het Engels in de schriftelijke beantwoording. Dit is een gebruikelijke bepaling in overheidssubsidiecontracten, die voorkomt dat betalingen moeten worden gedaan waarvoor geen budget beschikbaar is. Echter, mijn fractie betwijfelt of de uitleg van de minister over deze clausule van toepassing is op de voorliggende situatie. Ze moet dat misschien een beetje verduidelijken.
Het amendement-Stoffer/Eerdmans reduceert het budget voor 2025 voor artikel 4-uitgaven met 4 miljoen euro. Laat mij vooropstellen dat mijn fractie dit betreurt. Er mogen terecht vragen worden gesteld over de relatie tussen UNRWA en Hamas. Maar om dit simpelweg met een financiële boete aan te pakken, doet geen recht aan de unieke rol die UNRWA speelt bij het verdelen van humanitaire hulp. Ik wil echter afzien van dit politieke feit. De korting van 4 miljoen is misschien op een bepaalde manier gemotiveerd, maar staat niet gelijk aan het afkeuren van het totale budget. De korting van 4 miljoen zou dus kunnen worden aangevochten. De minister zal allereerst moeten aantonen dat zij niet anders kan dan dit bepaalde contract niet nakomen. Daarvoor moeten we kijken naar de memorie van toelichting, waarin de vrije ruimte wordt gespecificeerd. Op pagina 89 van de memorie van toelichting geeft de minister aan dat de vrije ruimte voor 2025 binnen artikel 4 nul is. Er is echter wel een bedrag gereserveerd van 49 miljoen beleidsmatig. De vraag aan de minister is dan of de hulp aan UNRWA juridisch verplicht is of beleidsmatig gereserveerd. Indien het eerste het geval is, zou de door de minister genoemde contractuele clausule haar allereerst moeten verplichten om de korting van 4 miljoen in de beleidsruimte te zoeken en niet in de juridisch verplichte uitgaven.
Voorzitter. Mijn fractie wil vandaag niet het debat openen over de juridische interpretatie; dat laten we met alle plezier over aan de rechters. Wel stellen wij het voor de wetsgeschiedenis op prijs te weten of de minister de UNRWA-bijdrage onder de juridische verplichtingen rekent of onder de beleidsmatige reservering. Mijn fractie heeft ook nog de vraag of de minister voorbeelden kan geven binnen haar begroting waarbij deze clausule, die betalingen onderhevig maakt aan parlementaire goedkeuring, eerder is ingezet om een contract open te breken.
Voorzitter. De minister maakt in zowel de brief als de antwoorden op gestelde vragen een referentie aan samenwerking in EU-verband. Voor de Voltfractie is duidelijk dat het in het Nederlands belang zou zijn om alle ontwikkelingssamenwerking voor de volle 0,7% van het bni via de EU te laten verlopen. Alleen dan is er voldoende synergie, efficiëntie en coördinatie van buitenlands defensie- en ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Hoe verklaart de minister dat de EU en haar lidstaten gezamenlijk de grootste donor zijn ter wereld, maar desalniettemin weinig leverage kunnen creëren met deze financiële steun? Is de door Nederland ingeslagen weg compatibel met wat we binnen de EU zeggen na te streven? Is de minister bereid een sterkere centralisatie voor te stellen bij de komende onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader van de EU?
Voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording van de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hartog. Dan is het woord aan mevrouw Belhirch namens D66.
Mevrouw Belhirch i (D66):
Voorzitter. Opbouwen of afbreken. Dat is de keuze waar we vandaag voor staan. Nederland heeft decennialang gebouwd aan een sterk, solidair en vooruitstrevend buitenlandbeleid, waarbij ontwikkelingssamenwerking, handel, diplomatie en geopolitiek onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Dit beleid heeft niet alleen wereldwijd bijgedragen aan stabiliteit en welvaart, maar ook aan onze veiligheid en economische positie.
Echter, achter deze cijfers en beleidskeuzes schuilen echte mensen, gemeenschappen die afhankelijk zijn van onze steun, vrouwen en kinderen in conflictgebieden, kwetsbare groepen zoals lhbtiq+-personen en ondernemers in ontwikkelingslanden die kansen nodig hebben. Het afbouwen van deze inzet zou niet alleen schadelijk zijn voor hen, maar ook voor de internationale positie van Nederland. Het is onze verantwoordelijkheid om te investeren in een wereld die rechtvaardiger, veiliger en duurzamer is. We moeten ons niet terugtrekken op een moment waarop mondiale samenwerking harder nodig is dan ooit. Dit is niet alleen een politieke keuze, maar een morele verplichting.
Vandaag behandelen we de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Dat is niet alleen van belang vanwege de aanzienlijke bezuinigingen die dit jaar al worden doorgevoerd, maar ook omdat we hiermee een doorkijk krijgen naar de meerjarenbegroting en de gevolgen op lange termijn. Artikel 90 van onze Grondwet verplicht Nederland zich in te zetten voor de internationale rechtsorde, vrede, veiligheid en het bevorderen van mensenrechten. Dit is geen vrijblijvende ambitie, maar een fundamentele opdracht, die diepgeworteld is in onze democratische waarden en internationale positie.
Toch breekt deze begroting af wat generaties zorgvuldig hebben opgebouwd. Dit kabinet kiest niet voor bouwen, maar voor afbreken. Twee weken geleden ontvingen wij een petitie van Partos, een koepelorganisatie van meer dan 100 maatschappelijke organisaties die ontwikkelingswerk doen. Op een van die kaartjes schrijft Mariam Cisst, een boerin uit Senegal, het volgende: "Mijn zes maanden oude dochter Amy herstelde van ernstige ondervoeding dankzij voedselhulp. Ik heb geen woorden voor de vreugde die ik die dag voelde. Met de kennis die ik nu heb, voel ik me sterker dan ooit."
Door structureel te investeren in ontwikkelingssamenwerking hebben we wereldwijd levens gered. Dankzij internationale inspanningen, waaraan Nederland substantieel heeft bijgedragen, is polio in 123 landen uitgebannen, zijn sinds 1990 jaarlijks 47 miljoen mensen ontsnapt aan extreme armoede en is kindersterfte gehalveerd.
Maar dit kabinet kiest ervoor om bijna 300 miljoen euro te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Kijkend naar de meerjarenbegroting wordt het beeld nog zorgwekkender. In 2026 loopt het op naar 550 miljoen euro. Vanaf 2027 wil deze regering zelfs 2,4 miljard structureel bezuinigen. In totaal wordt er 10 miljard euro gekort op uitgaven die de meest kwetsbaren beschermen en tegelijkertijd onze internationale positie versterken.
Daarnaast laat het kabinet de koppeling tussen ODA-budget en het bni verder los. Daarmee schendt het kabinet internationale afspraken en schaadt het de reputatie van Nederland. Dit betekent bovendien een dubbele bezuiniging, zowel door de ontkoppeling als door het achterblijven van inflatiecorrectie. Is de minister bereid zich hard te maken voor herstel van deze koppeling?
Voorzitter. Inmiddels zijn de contouren van de strategie bekend: doen wat goed is voor Nederland. Maar wat is de visie van de minister op ontwikkelingssamenwerking? Hoe verhoudt die zich tot de Nederlandse traditie als koploper in een integraal buitenlandbeleid?
Alleen al de bezuinigingen in 2025 betekenen dat een miljoen boeren geen steun meer krijgen en 200.000 mensen in landen als Niger niet meer bereikt worden en verder ondervoed raken, met desastreuze gevolgen. Weet de minister wat de impact is van deze bezuinigingen? Heeft ze deze in kaart gebracht? Hoeveel levens worden hiermee in gevaar gebracht?
Kindersterfte en extreme armoede zijn niet alleen tragedies op zichzelf. Ze zijn ook voortekenen en oorzaken van conflict. Achter deze cijfers schuilen miljoenen mensen: ouders die hun kinderen zien lijden en gemeenschappen die door droogte en geweld worden ontwricht. Armoedebestrijding voorkomt conflicten, versterkt landen en vergroot stabiliteit. Door te investeren in ontwikkelingssamenwerking bouwen we niet alleen aan een rechtvaardigere wereld, maar ook aan een veilig Nederland. Dat is goed voor onze economie en voor onze welvaart. Minder ontwikkelingssamenwerking betekent meer conflict, meer instabiliteit en meer migratie. Dit raakt niet alleen de landen die directe steun mislopen, maar heeft ook gevolgen voor Nederland zelf. Instabiliteit in kwetsbare regio's dwingt mensen tot wanhoop en migratie, vergroot geopolitieke spanningen en zorgt voor economische onzekerheid, die uiteindelijk ook ónze samenleving raakt.
Internationale solidariteit is niet alleen een kwestie van moraliteit, maar ook een strategische noodzaak, om mondiale problemen op te lossen die ons direct beïnvloeden, zoals klimaatadaptatie. Zonder internationale samenwerking zullen de gevolgen van klimaatverandering ongecontroleerd toenemen, met rampen, voedseltekorten en toenemende migratie als gevolg. Hoe rijmt de minister haar beleid met de ambitie van dit kabinet om migratie te beperken? Hoe gaat zij met minder middelen bijdragen aan de internationale rechtsorde en het beschermen van fundamentele mensenrechten?
Voorzitter. Investeren in ontwikkelingssamenwerking is een economische vanzelfsprekendheid. Uit onderzoek blijkt dat van elke euro die Nederland investeert in bilaterale samenwerking €0,70 tot €0,90 terugvloeit naar onze eigen economie. Dit zorgt voor stabiele en nieuwe afzetmarkten en voor economische groei. Ontwikkelingsgelden zijn internationale publieke investeringen in sectoren die cruciaal zijn voor stabiliteit en ontwikkeling van een land. Hoe ziet de minister de rol van ontwikkelingssamenwerking in het creëren van nieuwe markten en van stabiliteit?
Een stabiele economie en een stabiele samenleving vormen de basis voor een sterke aansluiting van lokale markten op de wereldhandel. Ontwikkelingsgelden die via ambassades worden ingezet leveren niet alleen humanitaire voordelen op, maar ook diplomatiek dividend. Zoals de heer Kuijper tijdens de hoorzitting benadrukte, biedt de aanwezigheid van Nederland in deze sectoren strategische invloed op macroniveau. Dit is cruciaal voor onze diplomatieke positie en voor het Nederlandse bedrijfsleven. Nederland heeft baat bij een sterke rol in de wereld. Ontwikkelingssamenwerking en handel versterken elkaar. Dit is niet alleen een kwestie van solidariteit. Het is een investering in stabiliteit, in onze veiligheid en in onze welvaart.
Als handelsland moet Nederland investeren in innovatie en in nieuwe markten. Impactfinanciering en samenwerking met de financiële sector bieden alternatieven voor bezuinigingen. Kan de minister aangeven wat haar visie is op impactfinanciering? Ziet zij het belang van internationale financiële instellingen en de rol die Nederland hierin speelt? Is zij bereid om onze relatief sterke positie in impactfinanciering en in multilaterale instellingen verder uit te bouwen?
Terwijl landen als China en Rusland grootschalig investeren in Afrika en Latijns-Amerika trekt Nederland zich terug. Dit ondermijnt niet alleen onze diplomatieke invloed, maar plaatst ook onze bedrijven op achterstand in de wereldhandel. Hoe ziet de minister de rol van Nederland in de concurrentiestrijd om grondstoffen, handelsroutes en afzetmarkten? Hoe garandeert zij dat Nederlandse bedrijven niet de dupe worden van deze terugtrekkende beweging?
Hoe ziet de minister ontwikkelingssamenwerking als strategisch instrument binnen het bredere buitenlandbeleid en in het bijzonder op handel? En hoe ziet de minister de strategische rol van Nederland in multilaterale instellingen zoals de Wereldbank, ook in het licht van de groeiende rol van China? Door te investeren in stabiele economieën vergroten we niet alleen de koopkracht van lokale gemeenschappen, maar creëren we ook nieuwe kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven en voor de export. Ook beschermen we onze eigen welvaart en onze koopkracht.
Voorzitter. Het maatschappelijk middenveld speelt al decennia een sleutelrol in het Nederlandse ontwikkelingsbeleid, met een focus op voedselzekerheid, schoon drinkwater, gezondheid en mensenrechten. Vanaf 2026 worden deze organisaties zwaar getroffen door de bezuinigingen. Dit raakt niet alleen internationale partners, maar ook Nederlandse organisaties, die cruciaal bruggen slaan tussen burgers, overheid en internationale samenwerking. D66 vreest dat deze bezuinigingen vooral kleinere organisaties treffen die dicht bij lokale gemeenschappen staan en essentieel werk verrichten. Hoe voorkomt de minister dat de verhoging van het drempelcriterium naar 50% eigen financiering hen uitsluit? Valt onder deze 50% ook financiering vanuit rijksdepartementen, of slechts privaat geld?
De minister stelt ontwikkelingsgeld direct te willen besteden aan hulp ter plaatse, zonder tussenkomst van maatschappelijke organisaties. Deze beschikken echter over onmiskenbare kennis en netwerken. Hoe wil de minister ontwikkelingsgeld effectief besteden zonder deze expertise? Wat betekent dit voor de effectiviteit en voor de risico's op inefficiënte besteding? Als de minister directe besteding aan hulp ter plaatse beoogt, waarom besluit de minister dan om het effectieve Leading from the South-programma stop te zetten? Daarmee worden via lokale vrouwenfondsen bijvoorbeeld honderden vrouwen beschermd tegen femicide.
Voorzitter. De gevolgen van deze keuzes strekken verder dan Nederland. De terugtrekking van de VS uit ontwikkelingssamenwerking zet de sector wereldwijd onder druk. Het wegvallen van USAID, de grootste ontwikkelingsorganisatie ter wereld, betekent dat miljoenen mensen geen toegang meer hebben tot basisvoorzieningen. In plaats van in te grijpen kiest dit kabinet ervoor om zich terug te trekken. Hoe ziet de minister de rol van Nederland in het beperken van de gevolgen van deze wereldwijde terugtrekking? De minister gaf in de schriftelijke beantwoording aan dat de gevolgen in kaart worden gebracht. Wanneer kunnen wij de uitkomsten verwachten?
En dan het absolute dieptepunt. Terwijl de VS zich terugtrekken, laat Nederland vrouwen, meisjes en lhbtiq+-personen, die wereldwijd strijden voor hun rechten, in de steek. Nederland liet eerder met SheDecides zien dat leiderschap in SRGR levens redt. Waarom laat deze minister deze verantwoordelijkheid nu vallen? De minister stelt dat dit kabinet staat voor mensenrechten, vrouwenrechten en lhbtiq+-rechten. Maar de werkelijkheid laat iets anders zien. Het merendeel van de financiering op dit terrein wordt stopgezet. Hele beleidsartikelen verdwijnen. Opkomen voor vrouwen, meisjes en lhbtiq+-personen is geen symbolisch gebaar. Het is een fundamentele noodzaak. Gelijke rechten en gelijke kansen versterken samenlevingen en dragen bij aan stabiliteit en ontwikkeling, ook in ons eigen belang. Wat is de impact van het schrappen van beleidsartikel 3.2 op de positie van vrouwen, meisjes en lhbti+-personen? Hoe verwacht het kabinet nog uitvoering te kunnen geven aan de doelstellingen van het EU Gender Action Plan en bindende internationaalrechtelijke en verdragsmatige verplichtingen, zoals het VN-Vrouwenverdrag, de Istanbul-Conventie en VN-Veiligheidsresolutie 1325?
Daarnaast rijst de vraag of de minister bij het schrappen van financiering op verschillende beleidsartikelen de impact en consequenties in kaart heeft gebracht. Wat gebeurt er met projecten waar Nederland de leiding had? Wordt ervoor gezorgd dat de bereikte vooruitgang behouden blijft en dat middelen besteed zijn? Dit is niet alleen een kwestie van beleid, maar van goed bestuur.
Ook humanitaire hulp wordt getroffen. In tijden van crisis, zoals in Oekraïne, Congo, Sudan en Gaza, is noodhulp cruciaal. De minister bezuinigt op een moment waarop de wereld in brand staat. Welke alternatieven ziet zij voor humanitaire hulp in conflictgebieden? Houdt de minister ruimte voor geld voor wederopbouw in Gaza en Oekraïne?
Voorzitter, ik rond af. Dit kabinet kiest voor afbraak in plaats van opbouw, voor terugtrekking in plaats van leiderschap, voor kortzichtig besparen in plaats van investeren in onze toekomst. Internationale solidariteit is niet vrijblijvend. Het is een morele en strategische noodzaak.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Belhirch. Dan is het woord aan mevrouw Van Toorenburg, van het CDA.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
Voorzitter. Voor ons ligt de begroting 2025. Ik benadruk dit om ook mijzelf bij de les te houden. Dat is moeilijk, omdat we inmiddels ook de beleidsbrief van deze minister hebben kunnen lezen. Ik moet meteen zeggen dat die beleidsbrief ons koude rillingen heeft bezorgd.
Onder deze regering wil Nederland alleen nog internationaal van betekenis zijn wanneer dat in ons eigen belang is. Dat is voor mijn fractie niet alleen verwerpelijk egoïsme, maar ook nog eens in strijd met onze Grondwet, meer specifiek: met artikel 90. De enige dankbaarheid die wij vandaag voelen, is dat wijlen Hans van den Broek dit niet meer hoeft mee te maken. Het was zijn amendement — hij was toen nog Kamerlid — waardoor dit grondwetsartikel zijn betekenis kreeg. Het nastreven van duurzame internationale vrede, het bevorderen van de universele verwezenlijking van de rechten van de mens, met inbegrip van economische, sociale en culturele grondrechten, en mondiale solidariteit zijn een uitvloeisel van die bevordering van de internationale rechtsorde. Zo werd artikel 90 gelardeerd.
Het gaat dus om zo veel meer dan alleen ons eigen belang. We zien om naar anderen en zijn bereid te delen. Dat heeft ook zijn beslag gekregen in de internationale afspraak om 0,7% van het bnp aan ontwikkelingssamenwerking te besteden. Deze regering neemt daar heel erg duidelijk afstand van, door al in 2025 bijvoorbeeld 25 miljoen te bezuinigen op voedselzekerheid, 43 miljoen op mondiale gezondheidszorg en 46 miljoen op humanitaire hulp. Wat schieten wij daar nou mee op? Het zijn allemaal politieke keuzes van dit kabinet, van een kabinet dat de mond vol heeft van bestaanszekerheid, maar dan alleen die van onszelf. Maar goed, het politieke debat zal hierover morgen worden gevoerd in de Tweede Kamer, want daar debatteert men over de beleidsbrief, waarin de inzet van de Nederlandse belangen en de genadeloze toekomstige bezuinigingen in 2026 en verder nader uiteen zijn gezet.
Wij hebben de begroting van 2025 voor ons, waarin die schade nog enigszins beperkt is. Althans ... We leven in een zeer onrustige tijd. Het hele politieke krachtenveld wankelt, democratieën staan onder druk en internationale dreigingen nemen toe. Verstandig dus om extra te investeren in defensie, maar hoort daar niet bij dat we ook extra investeren in conflictpreventie? Moeten we niet juist nu alle zeilen bijzetten om verdere instabiliteit te voorkomen? De bijl gaat in alles wat gaat over empowerment. Is dat nou wel zo verstandig? Graag een reactie van de minister.
Bovendien — dat was ook de rode draad in de deskundigenbijeenkomst van vorige week — is de vraag: zijn de bezuinigingen niet ook heel erg slecht voor de Nederlandse positie in het buitenland en in het internationale verkeer? Als klein kikkerlandje zijn we een speler van betekenis, wat ons tot op heden geen windeieren heeft gelegd. We hebben de naam en de reputatie een betrouwbare partner te zijn. We zijn jarenlange verplichtingen aangegaan en we hebben gezamenlijk beleidsdoelen vastgesteld; denk aan de SDG's. We hebben zo veel te verliezen.
De effecten van het terugtrekken van zo'n beetje alle ontwikkelingshulp van de Verenigde Staten zijn al zichtbaar. Mijn fractie onderkent dat we niet compenseren. Dat kunnen we helemaal niet. Het was te veel. Bovendien hebben ook wij in het verleden over sommige programma's en organisatiestructuren best wel wat kritiek geuit. Soms blijft er te veel aan de strijkstok hangen. Een herijking van beleid kan op zijn tijd best nuttig zijn, zeker gelet op alle mondiale ontwikkelingen, allerlei dreigingen die zijn veranderd, het krachtenveld dat anders is. Maar als wij ons nu ook ineens achter de duiken gaan terugtrekken, komt die genadeslag van Amerika dan niet nog zo veel harder aan? Of wil de minister van dit kabinet juist een voorbeeld nemen aan de decreten van Trump? Graag krijgen wij vandaag inzicht in de beweegredenen van deze minister.
Organisaties zijn er inmiddels echt wel van doordrongen dat nationaal en internationaal kritischer wordt gekeken naar hun bijdrage. Maar krijgen ze de tijd om de omslag te maken naar minder overheidsafhankelijkheid? Gunt de minister ze deze tijd? Streven naar minder overheidsafhankelijkheid is in de basis geen probleem, maar houdt de minister er rekening mee dat de overheid de afgelopen jaren juist meer is gaan betalen voor wat aantoonbaar effectief was en dat extra gegeven middelen nu juist tegen de organisaties kunnen gaan werken? Met andere woorden: organisaties zijn door extra overheidsdonatie nu te veel afhankelijk geworden van de overheid, terwijl diezelfde overheid juist zo graag wil investeren in hun werk. Graag een reflectie van de minister.
Al deze vragen zijn relevant voor deze Kamer, want wij kijken naar de rechtmatigheid, naar de uitvoerbaarheid en naar de handhaafbaarheid van voorstellen van de regering. Daar hoort een kritisch oog bij dat kijkt naar de doelen die het kabinet stelt en die het middels wetgeving probeert te bereiken. Als die doelen door ander beleid worden doorkruist, moet de Eerste Kamer dat bekritiseren. Daar hebben wij hele grote vragen bij. Kan de minister hierop reageren?
Daarmee willen we overigens helemaal niet zeggen dat streven naar wederkerigheid per definitie verkeerd is. Het gaat alleen om de vraag of er plaats blijft voor onbaatzuchtigheid. Kijk bijvoorbeeld naar opvang in de regio, wanneer we de asielstromen naar Europa willen voorkomen. Dat is nota bene eigenbelang. Moeten we dan niet juist investeren in opvang in de regio in plaats van daar 29 miljoen op te bezuinigen? Graag een reactie.
De minister wekt de indruk, als we althans haar uitingen in de media mogen geloven, dat humanitaire hulp zal worden blijven gegeven. Maar is het zo makkelijk met een schaartje te knippen wat humanitaire hulp is en wat ontwikkelingshulp is? Hoe ziet de minister dit?
Voorzitter. De voorgaande sprekers hebben ook al aangegeven dat partijen die niet alleen maar hechten aan hun eigenbelang, het beleid van de minister eigenlijk niet waarderen. Ik zal dus ook verder niet in herhaling vallen, maar laat ik heel scherp aangeven waar onze grens ligt, waar de grens ligt van het CDA en wat wij nodig hebben. Dat is een toezegging dat de minister op haar schreden zal terugkeren en voor 2026 en verder het ODA-budget weer zal koppelen aan ons bruto nationaal inkomen. Mevrouw Huizinga-Heringa had hieromtrent bij de Algemene Politieke Beschouwingen een motie ingediend om dat signaal vast te geven, maar dit debat is het debat om een streep in het zand te trekken en de koppeling weer structureel te waarborgen.
Mijn fractie is van oordeel dat zonder die koppeling de beleidsdoelen van dit kabinet niet kunnen worden gerealiseerd. Dan heb ik het over werken aan stabiliteit in de wereld, economische groei bevorderen, internationale afspraken maken over het bestrijden van wereldwijde uitdagingen zoals klimaat en ongelijkheid en over het meebouwen aan een eerlijke en duurzame wereld. Deze ronkende tekst over de inzet van Nederland staat gelukkig nog steeds op de site van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
We realiseren ons terdege dat we met deze inzet om die koppeling weer te herstellen vast een schot voor de boeg nemen voor de begroting van 2026 en verder, maar onze inzet kan maar vast duidelijk zijn. Dat is ook niet verrassend. In de Tweede Kamer is hierop ook gepreludeerd. We kunnen wel debatteren over hoe en wat en hoe ver we daarin gaan, maar wanneer we niet bereid zijn om enige welvaart te delen, zakken we wat ons betreft door een morele ondergrens. Dat gaan wij dan niet meemaken.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Dank aan collega Van Toorenburg voor haar hele duidelijke woorden. Ik wil alleen nog ietsje scherper weten wat de betekenis daarvan is. We wachten natuurlijk de antwoorden van de minister af, maar de minister kan zeggen "mijn inzet is inderdaad de koppeling". Is dat dan voldoende voor de fractie van het CDA om voor de begroting 2025 te stemmen? Of heeft de fractie van het CDA iets meer nodig?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik heb, denk ik, hele wezenlijke vragen gesteld. Ik heb artikel 90 van de Grondwet aangehaald. Ik heb aangegeven dat wij vinden dat er moet worden geïnvesteerd in conflictpreventie, dat wij de deskundighedenbijeenkomst goed hebben beluisterd, dat wij ons zorgen maken over de verschuivingen nu Amerika zich terugtrekt, en dat wij tijd willen krijgen voor de omslag. In die 50% worden mensen tegengewerkt. Dat zijn allemaal onderwerpen waarop wij serieuze antwoorden willen hebben. De minister kan niet zeggen: "Nou, ik heb ernaar geluisterd. In 2026 zal ik eens even kijken naar die 0,7% en is het dan oké?". Daarmee zijn we er echt niet. Ik heb serieuze vragen gesteld. Ik ga niet vooruitlopen op wel of niet voor een begroting stemmen. Ik vind het wel heel belangrijk dat wij als Kamer ook wel eerlijk zijn in de onderkenning dat de grootste en hardste klap in 2026 komt. Maar die wordt nu al in gang gezet. Daarom zijn wij zo vreselijk kritisch.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Helemaal mee eens. Ik ben ook buitengewoon blij met uw betoog. Mijn punt is alleen om het helder te krijgen. De lijn wordt nu ingezet. Dat klopt helemaal. Het is de begroting van 2025. We hebben met z'n allen al de beleidsbrief gelezen. We hebben de raming gezien. In die zin is het cruciaal om nu duidelijk te maken waar wij voor staan. Uw woorden waren heel duidelijk en wij wachten op het antwoord van de minister.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ja. Ik denk dat het ook heel goed is dat tegelijkertijd in de Tweede Kamer het politieke debat over de beleidsbrief wordt gevoerd, want wij wegen alles mee wat deze minister uitdraagt.
De voorzitter:
De heer Hartog namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Ik heb toch nog een vervolgvraag op hetzelfde punt. Het was een goed betoog. Ik dank mevrouw Van Toorenburg daarvoor. De indruk wordt gewekt dat er een cesuur zit tussen "dit is maar voor 2025 en 2026 zien we later wel" en "het beleid is voor de Tweede Kamer". Dit is een beetje een simpele manier van voorstellen.
Ik wil eigenlijk hierop inzetten. We gaan volgende week om drie redenen niet alleen over het budget 2025 stemmen. Een. Iedereen roept — mevrouw Belhirch zei het ook — dat het ook een doorkijkje naar de toekomst is. Ook experts hebben dit gezegd. Twee. Aan het wetsvoorstel — het is maar een klein tabelletje — zit de memorie van toelichting. In de memorie van toelichting staat een hele rits jaren waarin de bezuiniging dus wordt opgeboekt. Dat wordt daarmee dus ook goedgekeurd. Mevrouw Faber gaf ditzelfde aan bij de begroting die haar aangaat. "Nee, ik heb het over drie jaar", zei ze. Dat is de tweede reden. De derde reden — ik wil niet te technisch worden, maar ik heb het met de heer Van Ballekom vaak over committeringen en betalingen gehad — is dat 90% van de begroting van een jaar juridisch al vastligt. Je kunt net zo goed helemaal geen begrotingen meer maken, want ze liggen al vast.
De voorzitter:
Kortom, uw vraag is?
De heer Hartog (Volt):
Mijn vraag is: ziet mevrouw Van Toorenburg dat je eigenlijk met dat kleine tabelletje voor 2025 ook de richting voor de komende vier, vijf jaren vaststelt? Dat wil ik toch nog even duidelijk hebben, want het geeft toch de richting aan.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Het kleine samenvattinkje van mijn bijdrage was toch echt onjuist. Dat was echt te kort door de bocht. Daar neem ik dus even afstand van. Hier in de Kamer, en onze voorzitter kan dat nog beter uitleggen dan ik, is het helemaal niet zo gebruikelijk om over begrotingen het debat te voeren. Wij kijken veel meer naar wetten, naar rechtmatigheid en uitvoerbaarheid, naar doenvermogen en dergelijke. Wij hebben het naar ons toe getrokken om over bepaalde begrotingen te spreken, omdat wij beleidslijnen uitgezet zien. Maar wij zien tegelijkertijd doelstellingen geformuleerd die daar helemaal niet bij passen. Daarom hebben wij hier vandaag zo scherp het debat over. Nogmaals, ik vind het heel belangrijk dat tegelijkertijd in de Tweede Kamer het debat wordt gevoerd, maar wij moeten wel kijken wat hier voorligt. Natuurlijk kan minister Faber zeggen dat we met de begroting van nu eigenlijk al de begrotingen voor de toekomst bespreken. Mevrouw Faber gaat weleens vaker kort door de bocht. Dat is namelijk gewoon niet zo. Wij hebben hier de begroting van nu en de financiële verplichting die wij nu aangaan. Daar gaan wij over. Ja, we gaan over de doorkijkjes. Daarom heb ik ook de vrijheid genomen om alvast een doorkijkje te geven op hoe wij daarnaar kijken. Die vrijheid is eigenlijk een beetje ongebruikelijk, want die is bijna politiek. Als die koppeling niet terugkomt, hebben wij een heel serieus probleem met deze minister voor de komende begrotingen. Ik ga nooit zeggen wat ik doe, maar ik denk dat de minister precies weet welke kant ik opga.
De heer Hartog (Volt):
Dat ter verduidelijking. Ik begrijp van mevrouw Van Toorenburg dat de bezuiniging van 2,4 miljard helemaal prima is, zolang de koppeling die eraan vastzit maar gehandhaafd blijft.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nou, volgens mij geeft dat blijk van een vrij ondeugdelijke rekensom, want dat kan niet. Maar ik laat me niet uit de tent lokken met korte klappen over doorkijkjes. Ik denk dat ik heel duidelijk ben geweest. Wat het CDA betreft moet er een heldere koppeling zijn. Wanneer het ons beter gaat, mag het ook anderen beter gaan. Ik heb aangegeven dat wij, met alle spanningen in de wereld, zullen moeten bijdragen aan conflictpreventie. We zullen echt moeten kijken hoe we mensen kunnen ondersteunen om niet door het ijs te zakken. Bovendien — en dat wil deze minister ook niet — komt iedereen deze kant op, want als je het helemaal niet meer trekt, moet je toch ergens naartoe gaan. Dat zijn allemaal elementen die wij wegen. De minister heeft heel veel vragen gekregen, ook van u; relevante vragen, relevanter dan de samenvatting van mijn inbreng. Ik ben heel benieuwd naar de antwoorden.
De voorzitter:
De heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.
De heer Koffeman i (PvdD):
Een mooi betoog van collega Van Toorenburg. Ik heb nog een vraag Ze begon met nadruk met: we spreken vandaag, ook om mezelf bij de les te houden, over de begroting 2025. Daarmee wekte ze bij mij de indruk dat we over iets anders stemmen dan over het toekomstige beleid. Maar we hebben ook uw koude rillingen meegevoeld. Tijdens de deskundigenbijeenkomst vorige week zei professor Hilhorst: als je een ei geklutst hebt, kun je dat niet meer ontklutsen; dan is dat gewoon gebeurd. Dat is wat op dit moment gaande is. Als je nu bezuinigt op de diplomatieke diensten, kun je dat niet zomaar over een jaar weer ongedaan maken door te zeggen: ja, vorig jaar hadden we koude rillingen, maar nu gaan we er actie op ondernemen. Ik wil graag van collega Van Toorenburg weten of die koude rillingen al gaan doorklinken in het stemgedrag volgende week of dat het wel een jaar kan duren. Dan zeg je: we zien het kalf verdrinken, maar als het volgend jaar in de put ligt, gaan we de put dempen.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Voorzitter, dit is een hele charmante manier om dezelfde vraag voor de derde keer te stellen. Ik denk dat ik u een dienst bewijs als ik zeg: ik verwijs graag naar de Handelingen, waarin ik precies hetzelfde antwoord al twee keer heb gegeven.
De voorzitter:
En niet alleen mij. Dan de SP. De heer Van Apeldoorn heeft nog een interruptie.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Ik wil toch nog even aansluiten bij de complimenten voor het gloedvolle betoog van collega Van Toorenburg, waarmee ik het van a tot z eens ben, ook als het gaat om het kille egoïsme dat uit de beleidsbrief spreekt en het belang van Grondwetsartikel 90. Mevrouw Van Toorenburg zegt dat zij al drie keer hetzelfde antwoord heeft gegeven. Ik wil een andere vraag stellen, die hieraan gerelateerd is. Het klopt toch dat de ontkoppeling, waar meerdere fracties en ook de CDA-fractie zo tegen zijn, al plaatsvindt voor 2025, voor de begroting die nu voorligt?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
De koppeling is eigenlijk al heel erg lang losgelaten. Al jarenlang komen wij niet tegemoet aan onze fatsoensnorm. Daarom heb ik gezegd dat ik vind dat die koppeling structureel moet worden hersteld. Ik denk dat ik daar heel duidelijk in was.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Daar was u inderdaad heel duidelijk in. De 0,7% van het bni wordt al jarenlang niet gehaald; dat is duidelijk. Maar dat is toch iets anders dan zeggen: we hebben een bepaalde begroting, gaan we die wel of niet aanpassen in het licht van de economische groei die heeft plaatsgevonden? Het CPB komt elk jaar met de Macro Economische Verkenning en met ramingen. Het CPB heeft gesteld: in 2025 wordt economische groei verwacht. Dan zou je dus, ook op dat lagere niveau, dat nu onder de 0,7% zit, namelijk 0,62%, moeten overgaan tot een verhoging. In de ministerraad is, door toedoen van minister Heinen of hoe dat ook is gebeurd, besloten om dat voor dit jaar, voor de begroting van 2025, niet te doen. Daarom vraag ik toch nog een keer aan mevrouw Van Toorenburg welke conclusies zij daaraan verbindt ten aanzien van haar weging van deze begroting, zonder erop vooruit te willen lopen of zij al of niet voor gaat stemmen. Die koppeling is nu losgelaten. Op basis van wat mevrouw Van Toorenburg zegt, zou die koppeling toch pas op z'n vroegst volgend jaar hersteld kunnen worden?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Daarom heb ik de vraag gesteld die ik heb gesteld, en heb ik de accenten gelegd die ik heb gelegd. Daar wil ik goede antwoorden op hebben, om te kunnen bekijken of het betekent dat ik dit kan dragen of niet. Want ik constateer dat we die koppeling al een hele tijd onvoldoende hebben. Wij vinden dat die koppeling terug moet. We kunnen praten over hoe en wat en over de manier waarop we dat organiseren. Ik realiseer me namelijk ook wel dat als wij nu een enorme hoeveelheid extra geld aan defensie geven – en gelukkig gaan we dit doen – dit ook meteen iets betekent voor die koppeling. Dat zijn allemaal dingen waarover wij het kunnen hebben met elkaar. Maar wij vinden dat als onze welvaart toeneemt, ook de welvaart in de wereld moet toenemen. Ik heb een aantal heel kritische vragen gesteld, zeker ook omdat ik zie dat op het internationale toneel andere partijen zich verder terugtrekken. Ik realiseer me dat we dat niet kunnen compenseren, maar we moeten er wel voor zorgen dat we ons fatsoen houden.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Voorzitter. In haar jaarlijkse ongelijkheidsrapport van begin dit jaar stelt Oxfam Novib vast dat terwijl het vermogen van 's werelds miljardairs in het afgelopen jaar drie keer zo snel is toegenomen als in 2023, tegelijkertijd door de economische crisis, de klimaatcrisis en toenemende conflicten het aantal mensen dat wereldwijd in armoede leeft, nog ongeveer even groot is als in 1990. Nog steeds leven 3,6 miljard mensen onder de door de Wereldbank vastgestelde armoedegrens van 6,25 Amerikaanse dollar per dag. Per jaar sterven er vijf miljoen kinderen onder de vijf jaar, de meesten als gevolg van ondervoeding of gebrekkige gezondheidszorg. Zoals Oxfam Novib stelt, is deze diepe mondiale ongelijkheid ook een product van een lange geschiedenis van koloniale overheersing en neokolonialisme.
Om deze structurele ongelijkheid en de massale armoede in de wereld aan te pakken en uiteindelijk uit te bannen, is daarom veel meer nodig dan enkel ontwikkelingssamenwerking. We zullen vooral toe moeten naar een heel andere wereldeconomie, een economie die gebaseerd is op de waarde van solidariteit en gelijkwaardigheid, en niet alleen gedreven wordt door de honger naar private winsten en geopolitieke macht. Dit is de wereld waar de SP zich voor inzet. Hoe zet deze minister zich in voor een eerlijkere wereldhandel, opdat landen en mensen in het mondiale Zuiden voldoende profiteren van de internationale handel, in plaats van dat mensen en natuur worden uitgebuit?
Ontwikkelingssamenwerking is echter — zeker zolang die eerlijkere wereld er nog niet is — evenzogoed onmisbaar en in het belang van iedereen, arm en rijk. Want ook het rijke Nederland heeft er belang bij dat samenlevingen elders zich kunnen ontwikkelen en mensen zich kunnen ontworstelen aan de armoede.
De SP vindt ontwikkelingssamenwerking een kwestie van wellicht eigenbelang, maar ook van solidariteit; solidariteit met de armsten en meest kwetsbaren in de wereld. Dat is ook een morele plicht. Erkent de minister dit? Is ontwikkelingshulp van waarde voor de minister, nog los van wat het voor Nederland oplevert, zelfs op langere termijn? Zijn solidariteit en barmhartigheid voor haar nog relevante waarden?
Ik vraag dit mij af, want als je ziet met welke missie de minister aan haar ambt begonnen is, dan trek ik dat echt in twijfel. Met deze minister hebben we nu voor het eerst een minister van ontwikkelingssamenwerking — of ontwikkelingshulp tegenwoordig – die niet in de eerste plaats strijdt voor het belang van ontwikkelingssamenwerking en bij bezuinigingen het liefst haar eigen portefeuille gevrijwaard ziet. Nee, zij is er juist trots op de grootste bezuinigingsoperatie op ontwikkelingssamenwerking ooit door te gaan voeren, om de botte bijl te zetten in haar eigen beleid en in de vele projecten die Nederland heeft helpen op te zetten, met alle kennis en kunde die daarbij opgebouwd is. Met trots doet zij dit. Zij doet dit namelijk voor Nederland en de Nederlanders, zegt zij.
Het is, zo beweert zij, voor Nederland dat zij structureel 2,4 miljard euro bezuinigt, oftewel bijna 38% van het budget. Hiermee zakt het percentage van het bni van 0,62% — dat is al ruim onder de internationale norm van 0,7%, waar Nederland zich altijd aan gecommitteerd had — naar 0,44% in 2029. Dit is al eerder gezegd vandaag. Met de voorliggende begroting wordt de eerste stap richting die megabezuiniging gezet, met ruim 300 miljoen.
Voorzitter. Wat een kortzichtigheid. Ook als je solidariteit niet zo belangrijk vindt als mijn fractie en vooral kijkt naar de belangen van Nederland, zijn deze bezuinigingen onbegrijpelijk. Als je bereid bent om ook maar een beetje naar de lange termijn te kijken en naar de enorm instabiele wereld om ons heen, ook geopolitiek — ik denk dat ik dat niemand in deze Kamer hoef uit te leggen — dan ben je uiteindelijk helemaal niet bezig dat Nederlandse belang te dienen als je meer dan een derde van het ontwikkelingshulpbudget schrapt. Alle deskundigen zijn het hierover eens: ontwikkelingssamenwerking dient ons verlichte eigenbelang.
Vorig jaar bracht de Adviesraad Internationale Vraagstukken hierover nog een heel helder advies uit. De AIV pleitte voor een stabiel en voorspelbaar ODA-budget. Ik citeer: "Dit is in het Nederlandse belang omdat ontwikkelingssamenwerking niet alleen bijdraagt aan de aanpak van grensoverschrijdende problemen, die ook de Nederlandse samenleving raken, maar ook deuren opent voor nauwere politieke en economische samenwerking met landen in het mondiale Zuiden". Is de minister dit met de AIV eens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom haalt zij dan in één keer een streep door dat stabiele en voorspelbare ontwikkelingshulpbudget, met de grootste bezuinigingsoperatie ooit? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Net is er ook al aan gememoreerd: vorige week hadden wij vijf deskundigen hier in de Eerste Kamer, met behoorlijk uiteenlopende achtergronden, van een vertegenwoordiger van ontwikkelingsorganisatie Woord en Daad tot een voormalig Commandant der Strijdkrachten. Hun boodschap was eensluidend: of het nu gaat om samenwerking op het gebied van klimaat of om conflictpreventie, en daarmee om de voor dit kabinet belangrijke vermindering van migratiestromen, ontwikkelingssamenwerking is ook in ons eigen belang. Het geeft zowel op bilateraal als op multilateraal niveau diplomatieke en geopolitieke invloed, ook in landen in het mondiale Zuiden, die wij juist nu, in deze nieuwe en mogelijk veel onveiligere wereldorde, hard nodig hebben. Deze soft power is niet altijd makkelijk te meten, maar wel degelijk reëel en van groot belang. Erkent de minister dit? En hoe weegt zij dan zelf de enorme bezuiniging op haar begroting in relatie tot deze geopolitieke en diplomatieke belangen van Nederland? Heeft zij zich er rekenschap van gegeven dat Nederland op deze manier weleens kostbare invloed zou kunnen verliezen? Wat gaat dit Nederland uiteindelijk kosten?
Inmiddels weten we ook hoe de minister deze megabezuiniging van 2,4 miljard euro wil gaan invullen. Dat lezen we in haar beleidsbrief van 20 februari, die net ook al is genoemd. Daarbij valt op dat wat de minister betreft niet alleen het budget met 38% moet krimpen, in naam van het belang van de Nederlanders, maar dat de 62% van het budget die overblijft ook zo veel mogelijk en direct ten goede moet komen aan Nederland.
Hoewel al veel eerder de stap is gezet naar integratie van buitenlandse handel met hulp, gaat deze minister nog een grote stap verder in de wat de SP-fractie betreft verkeerde richting door alle ontwikkelingshulp veel directer te koppelen aan wat zij ziet als de Nederlandse belangen op het gebied van handel, economie, veiligheid en migratie. Hierbij gaat het minder om de economische en diplomatieke belangen waarover ik het net had, de geopolitieke belangen van Nederland op de langere termijn, maar meer om een veel directere en engere definitie van ons eigen belang.
Hierbij lijkt het de minister vooral om twee dingen te gaan. Punt één is dat de Nederlandse bedrijven direct aan onze ontwikkelingshulp kunnen verdienen. Dat is dus niet door bijvoorbeeld het verminderen van conflicten en het creëren van een stabiele investeringsomgeving. Klopt het, zo vraag ik de minister, dat voor haar winstgevendheid van Nederlandse bedrijven nu expliciet een doel is? Is dit voor haar dan een belangrijker doel dan het helpen van mensen in ontwikkelingslanden? Verwordt ontwikkelingshulp daarmee niet tot een subsidiepot voor een deel van het bedrijfsleven? Wordt dit dan niet een vorm van gebonden hulp, die niet alleen zeer onwenselijk is, maar ook een vorm van verboden staatssteun kan zijn? Graag een reactie van de minister.
Het tweede doel voor de minister is het tegenhouden van migranten. Wederom gebeurt dat niet door te werken aan preventie van vluchtelingenstromen door conflicten of klimaatverandering, maar door aan dictaturen geld te geven voor het tegenhouden van migranten. Vormen deze twee zaken samen dan de meetlat waaraan deze minister het succes van Nederlandse ontwikkelingshulp wil meten? Zo nee, wat is dan volgens haar het doel van ontwikkelingshulp? Hoe moeten we in dit licht kijken naar het feit dat een disproportioneel deel van de bezuinigingen, 1 miljard euro, terechtkomt bij maatschappelijke organisaties, bij het maatschappelijke middenveld, dat voor een groot gedeelte wordt wegbezuinigd? Is dat misschien omdat deze organisaties nog wél waarde hechten aan ontwikkelingssamenwerking, als iets wat gedeelde belangen dient en niet alleen en vooral gericht is op het kille, materiële eigenbelang? Graag een reactie van de minister.
Bij langetermijneigenbelang in plaats van snelle winst op korte termijn denkt mijn fractie bijvoorbeeld aan ontwikkelingssamenwerking op het terrein van klimaat. Maar hierbij kiest de minister juist voor een draconische bezuiniging. Kan de minister uitleggen hoe dit volgens haar het Nederlandse belang dient?
Voorzitter. Afgelopen zaterdag was het Internationale Vrouwendag, een goede dag om stil te staan bij hoe vrouwenrechten wereldwijd toenemend onder druk staan. Vrouwenrechten zijn mensenrechten en gaan over meer dan alleen gelijke behandeling. Bezuinigen hierop betekent bijvoorbeeld meer moedersterfte en ongewenste tienerzwangerschap. Maar wat doet de minister? Zij hanteert opnieuw de botte bijl. Het budget voor vrouwenrechten wordt gewoon op nul gezet. Heeft de minister enig idee wat de gevolgen hiervan zijn, concreet voor vrouwen en meisjes die het betreft? Graag een precies antwoord.
Voorzitter. Zoals anderen vóór mij ook al hebben benadrukt, wordt bovenop de structurele bezuiniging van 2,4 miljard ook nog eens 2 miljard extra bezuinigd in deze kabinetsperiode, omdat de koppeling wordt losgelaten. Dat betekent dat het budget niet zal meestijgen, ook niet op het lagere niveau, met de groei van onze economie. Deze dubbele bezuiniging was niet in het hoofdlijnenakkoord opgenomen en maakt dat van onze sterke traditie in ontwikkelingssamenwerking weinig overblijft. We willen de minister dan ook met klem vragen om deze desastreuze ontkoppeling weer ongedaan te maken bij de Voorjaarsnota.
Bovenop deze bezuinigingen komen er nog meer bezuinigingen, doordat een groot deel van het budget naar de asielopvang gaat. Deze zogenaamde asieltoerekening is de laatste jaren snel gestegen en ondermijnt de stabiliteit en de voorspelbaarheid van het eigenlijke ontwikkelingshulpbudget. De verwachting is dat de asieltoerekening de komende jaren nog verder zal stijgen. Pas in 2027 wordt deze eindelijk gemaximeerd. Maar wat als we de komende twee jaar te maken krijgen met nog grotere vluchtelingenstromen dan waar we nu al rekening mee houden, bijvoorbeeld omdat conflicten in het Midden-Oosten verder escaleren en de burgeroorlog in Syrië opnieuw oplaait? Klopt het dat er dan nog meer van het budget naar asielopvang zal gaan en dat er dus feitelijk nog meer bezuinigd zal worden op het ODA-budget, zoals in voorgaande jaren het geval was? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Deze desastreuze bezuinigingen op ontwikkelingssamenwerking, die door dit kabinet met deze en de volgende begrotingen zijn ingezet, worden doorgevoerd, terwijl ook andere landen op ontwikkelingssamenwerking bezuinigen. Dat het een trend is, wil nog niet zeggen dat Nederland die trend moet volgen, laat staan een trendsetter moet zijn. De SP-fractie vindt juist dat Nederland meer in plaats van minder moet doen, nu andere landen het laten afweten, met Amerika voorop, met Musk en Trump en het opdoeken van USAID. Miljoenen mensenlevens komen op het spel te staan nu de Amerikanen stoppen met de internationale aidsbestrijding. Dit kan ook de Nederlandse volksgezondheid raken. Erkent de minister dat? Deelt zij onze zorgen hierover? Zo ja, is zij bereid zich ervoor in te spannen dat de EU dit Amerikaanse gat zo veel mogelijk opvult?
Voorzitter. Alhoewel de minister telkens zegt dat de humanitaire hulp in stand blijft, wordt er ook op noodhulp maar liefst 300 miljoen bezuinigd in de komende vier jaar, en dit terwijl de humanitaire noden in dit tijdperk van geopolitieke ontwrichting wereldwijd alleen maar toenemen: in Gaza, Sudan, de Democratische Republiek van Congo en helaas op nog veel meer plekken op deze wereld. Vindt de minister deze bezuiniging op noodhulp verantwoord, nu de wereld alleen maar instabieler wordt?
Voorzitter. Ik wil ten slotte nog specifiek stilstaan bij het ongekende en nu weer toenemende humanitaire leed in Gaza en bij de in deze begroting opgenomen rampzalige afbouw van de financiering van de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen UNRWA: dit jaar van 19 miljoen naar 15 miljoen euro en uiteindelijk naar slechts een schamele 1 miljoen euro in 2029. Alle experts en relevante internationale organisaties zijn het erover eens dat UNRWA onmisbaar is, als het gaat om het lenigen van de onbeschrijfelijke humanitaire nood in Gaza. Een voorganger van deze minister, nu in haar huidige rol als VN-coördinator voor humanitaire hulp en wederopbouw in Gaza, mevrouw Kaag, stelt elke keer onomwonden dat er voor UNRWA geen alternatief is. Op onze schriftelijke vraag of het kabinet het met de VN-vertegenwoordiger eens is, kregen wij geen helder antwoord en daarom nog eens deze vraag aan de minister. Is zij het wel of niet eens met de VN-vertegenwoordiger op dit punt?
Wij lezen in de beantwoording dat de minister erkent dat UNRWA een door de Algemene Vergadering van de VN verleend belangrijk mandaat heeft om Palestijnse vluchtelingen te helpen en dat de minister dat mandaat onderschrijft. Dat is mooi, maar mijn fractie begrijpt dan niet dat de minister tegelijkertijd stelt dat dat mandaat losstaat van de Nederlandse financiering van UNRWA. Hoe bestaat dit? Zonder die financiering kan UNRWA toch onmogelijk haar mandaat uitoefenen? Als Nederland dat mandaat en het belang daarvan erkent, dan zal toch ons land ook zijn steentje moeten bijdragen, te meer nu Amerika als grootste donateur zich terugtrekt?
Wat vindt deze minister, verantwoordelijk voor humanitaire hulp, van het feit dat Israël, volledig in strijd met eerdere uitspraken van het Internationaal Hof van Justitie, Gaza opnieuw heeft afgesloten van voedsel en andere hulpgoederen en nu ook nog van stroom? Erkent zij dat dit een oorlogsmisdaad is? Zo ja, hoe probeert deze minister dan voor of achter de schermen, al dan niet in Europees verband, druk op Israël te zetten om deze grove schending van het internationale recht onmiddellijk te stoppen?
Voorzitter, ik rond af. Het moge duidelijk zijn dat de SP-fractie zich ernstig zorgen maakt over de gevolgen van de bezuinigingen waar deze minister met deze begroting een aanvang mee heeft genomen. De minister en dit kabinet kiezen niet voor de weg van de barmhartigheid, maar voor de weg van een heel nauw gedefinieerd Nederlands eigenbelang op korte termijn, terwijl op langere termijn deze bezuinigingen ook ons land zullen raken en schaden.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan de heer De Vries namens de SGP.
De heer De Vries i (SGP):
Voorzitter. Wij behandelen deze week een aantal begrotingen die forse bezuinigingen bevatten. Bezuinigingen zijn altijd pijnlijk. Ze betekenen dat zaken die voorheen mogelijk waren, dat in het begrotingsjaar niet meer zullen zijn. Terecht wordt er in elk van de debatten over die begrotingen op gewezen dat dit voor de lange termijn schadelijke gevolgen kan hebben. Wij leven juist in een tijd waarin eigenlijk voor bijna alle beleidsterreinen extra geld nodig is. De spanningen op wereldniveau roepen om meer geld voor defensie. De woningnood roept om meer investeringen in woningbouw. Onderwijs en onderzoek worden duurder en ook daar zijn bezuinigingen pijnlijk. We hebben al gezien dat als er in de ene begroting iets van de voorgestelde bezuinigingen wordt teruggenomen, dit voor een andere begroting extra pijn oplevert.
Bezuinigingen zijn helaas onontkoombaar en het heeft weinig zin om te betogen dat we al die bezuinigingen moeten terugdraaien. Daarmee zadelen we het kabinet alleen maar op met onmogelijke opdrachten. Toch meent onze fractie dat de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp een aparte plaats inneemt. Het gaat hier namelijk om een morele verplichting die wij hebben tegenover landen die zoveel minder welvarend zijn dan wij. Wat dat betreft suggereert de naamswijziging van "samenwerking" naar "hulp" iets onbaatzuchtigs, wat toe te juichen zou zijn. Echter, de volle nadruk ligt juist op het eigen belang van Nederland. Elke investering moet zich terugverdienen. De naamswijziging is echter wel terecht op een ander punt. Investeringen worden namelijk niet gezien als met gelijkwaardige partners, zoals uitgedrukt in de eerdere naam met "samenwerking", maar suggereren een zwakke en een sterke partij, waarbij nota bene het belang van de sterke partij vooropstaat. De naamswijziging is in dat opzicht een stap van enkele decennia terug.
Voorzitter. Voor onze fractie is rechtvaardigheid een Bijbelse kernwaarde voor buitenlandse handel en ontwikkelingshulp. Het woord "barmhartigheid" zou ook niet misstaan, maar daar zou men tegenin kunnen brengen dat dat meer een zaak van bepaalde ngo's is, en niet van de overheid, wiens primaire taak gericht is op de handhaving van gerechtigheid. Maar het is de vraag of juist die hier niet in het geding is. Hoe valt qua gerechtigheid uit te leggen dat een van de meest welvarende landen in Europa haar toch al bescheiden deel van het bruto nationaal inkomen gaat inkorten van niet eens meer 0,7% naar amper 0,4%? Is dat geen schrijnend onrecht?
Daar komt nog bij dat wij met onze relatief grote ecologische voetafdruk — die is ook aan de orde geweest in de expertmeeting van vorige week — binnen Europa een van de grootste veroorzakers zijn van overstromingen, droogte, extreme weersomstandigheden en andere klimaateffecten waar minder bedeelde landen mee te kampen hebben en waardoor zij extra veel kosten hebben. Rust juist op ons land niet een morele verplichting om niet minder, maar meer te doen om de schade die wij in belangrijke mate veroorzaakt hebben te helpen repareren?
Is de relatie tussen ons welvaartsniveau en het geld dat wij besteden aan ontwikkelingshulp niet onrechtvaardig tegenover landen die in nood verkeren? Het zou een goed idee kunnen zijn om die relatie los te laten, maar dan niet door onze uitgaven te verlagen, maar door die te verhogen. Wat is 0,7% van het bni voor zo'n welvarend land als wij? Als wij in onze luxe een stapje terug zouden doen, kan die 0,7% misschien juist wel omhoog in plaats van omlaag. Zou dat niet rechtvaardig zijn? Maar laten we eerst die koppeling weer eens herstellen. Hopelijk komt het dan weer op 0,7%. Ik heb nog een vraag aan de minister die al eerder gesteld is, maar ik stel hem toch weer: is de minister bereid zich er maximaal voor in te zetten om voor de eerstvolgende begroting de koppeling met het bni te herstellen?
Voorzitter. We hebben er begrip voor dat de minister nu eenmaal de opdracht heeft gekregen om te bezuinigen. Wat tot nu toe gezegd is, is daarom meer aan het hele kabinet gericht dan aan één minister.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Ik wil de collega De Vries een vraag stellen over die koppeling of ontkoppeling. U zegt dat de minister zich inzet voor herstel voor de volgende begroting, maar de Voorjaarsnota zit eraan te komen en het gaat natuurlijk om de lopende begroting. Mijn vraag was: wil de minister zich maximaal inzetten voor een koppeling in 2025? Bent u het met mij eens dat dit het geëigende moment is om dat te doen? De minister-president heeft in deze Kamer tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen toegezegd: ja, dat komt op tafel en daar gaan we het over hebben.
De heer De Vries (SGP):
Op dit moment ligt de begroting voor dit jaar voor. Ik hoop van harte dat de koppeling zo snel mogelijk weer terugkomt, maar nu praten we over de begroting van 2025, waarin de minister de koppeling al heeft losgelaten.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Juist daarom is de Voorjaarsnota van belang. De Voorjaarsnota gaat natuurlijk over de lopende begroting, voor 2025. Die gaat niet over 2026. 2026 komt in september. Wat dat betreft is dit juist het moment om erop aan te dringen dat de minister zich er tot het uiterste voor gaat inzetten dat die koppeling weer wordt hersteld. Bent u dat met mij eens?
De heer De Vries (SGP):
Dat is ook helemaal mijn pleidooi. Hoe eerder we dat kunnen doen, hoe beter.
De heer Hartog i (Volt):
Ik hoor een beetje het btw-verhaal over hoe je leverage kunt krijgen. De minister gaat zich hiervoor inzetten. Ik denk dat de heer De Vries weet dat er ook anderen zijn die allerlei dingen vragen. Hoe groot acht de heer De Vries de kans dat, als de minister zich hiervoor volledig inzet, de koppeling voor dit jaar inderdaad wordt hersteld?
De heer De Vries (SGP):
Ik sluit me aan bij mevrouw Van Toorenburg. Ook voor ons is dit een heel belangrijk punt. Onze fractie in de Tweede Kamer heeft er ook voor gekozen om de begroting nu te accepteren, maar wel met de nadrukkelijke opmerking dat een herstel van de koppeling voor ons een belangrijke voorwaarde is.
De heer Hartog (Volt):
Maar mijn punt is dat dat helemaal geen voorwaarde is. Je krijgt de boodschap dat zij zich hiervoor zal inzetten, maar eigenlijk gebeurt er niks. Daarna krijgen we het verhaal: jongens, er waren veel andere dingen. Nogmaals, hoe groot acht de heer De Vries de kans dat die inzet ook leidt tot resultaat?
De heer De Vries (SGP):
Dat zullen de besprekingen moeten uitwijzen. Wij willen er bij de minister op aandringen dat zij zich hier volledig voor zal inzetten, maar dit is natuurlijk niet alleen aan haar.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik heb met belangstelling en waardering geluisterd naar het betoog van collega De Vries. Ik schrok een beetje toen hij zei: we hebben in de Tweede Kamer ook voor deze begroting gestemd. Daarmee lijkt het er een beetje op dat dat hier ook gaat gebeuren. Dat zou ik jammer vinden. Er wordt een voorschot genomen op de goede bedoelingen van de minister, maar we spreken op dit moment over de kwade bedoelingen van de minister. Misschien mag ik in herinnering roepen wat er in Spreuken 25, vers 19 staat, namelijk: "Je kunt niet op een onbetrouwbaar persoon vertrouwen als je echt hulp nodig hebt. Dat is te vergelijken met het bijten op een ontstoken kies of het lopen op een verzwikte enkel." Ik weet dat u Bijbelvast bent, dus ik hoop dat u die overweging wilt meenemen in uw afwegingen. U verzoekt de minister om haar leven te beteren, terwijl zij allang heeft aangegeven: ik ga mijn leven niet beteren; ik ga het nog veel erger maken dan het nu is.
De heer De Vries (SGP):
Dat is een mooie correctie. Ik slik het woordje "ook" onmiddellijk weer in, want het ligt natuurlijk nog open. Ik denk dat het citaat uit Spreuken wel een beetje lastig is, want dan kijk je mensen in het hart en ik durf de minister niet in het hart te kijken. Dat is een verschil van mening over de exegese van de tekst. Maar goed, daar kunnen we later een keer over praten.
De voorzitter:
Even van mijn kant: meneer Koffeman, ik denk dat u wilde aangeven dat u het niet eens bent met het beleid, maar niet dat de persoon van de minister onbetrouwbaar is. Want daar trek ik toch een grens. Dat heb ik juist begrepen, hoor ik.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Ik wil nog even doorgaan op hetzelfde punt, maar wees gerust: ik zal geen Bijbelcitaat geven. Ik wil kijken of ik het goed begrijp. Ik vond het verhaal van collega De Vries opnieuw heel goed. Het ging over barmhartigheid en rechtvaardigheid. Dat zijn waarden die wij delen. Het is mooi dat de SGP-fractie zegt: misschien moet het voor een rijk land als Nederland omhoog, dus naar boven de 0,7, in plaats van omlaag. Er is hier al vaak over gesproken vandaag. Welke consequentie verbinden de heer De Vries en de SGP-fractie daaraan? Begrijp ik het goed dat hij zegt: "als de minister met de toezegging komt dat zij zich er bij de besprekingen over de Voorjaarsnota voor zal inzetten om die koppeling te herstellen, niet voor dit jaar maar vanaf 2026, dan is dat voor de SGP fractie voldoende om een positieve grondhouding aan te nemen ten opzichte van deze begroting"? Misschien kan de minister die toezegging helemaal niet gestand doen, omdat zij daar niet in haar eentje over gaat in de ministerraad. Ik vraag dit in het licht van het feit dat de SGP altijd voor begrotingen stemt. Is dat een adequate samenvatting?
De heer De Vries (SGP):
Precies diezelfde vraag heeft mevrouw Van Toorenburg gehad en mijn antwoord is ook precies hetzelfde. Het zal voor ons zeker een belangrijke rol spelen, maar of het voldoende is, zal mede afhangen van dit debat en van de antwoorden van de minister. Ik ga hier niet op vooruitlopen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik probeer het gewoon helder te krijgen. Ik kan me voorstellen dat de minister denkt: als het nodig is om een meerderheid te krijgen voor deze begroting, dan zal ik toezeggen dat ik mij daarvoor zal inspannen. Maar dat is eigenlijk iets wat je ... Je kunt dat makkelijk weggeven. De notulen van de ministerraad zullen niet geopenbaard worden. Je kunt je altijd inspannen voor iets en vervolgens terugkomen om te zeggen: "Het is niet gelukt in het licht van alle andere eisen en wensen van andere fracties die op tafel lagen, zoals op het gebied van defensie. Het is niet gelukt, dus die koppeling gaan we niet herstellen." Maar dan heeft u, zeg ik via de voorzitter tegen de heer De Vries, wel voor een begroting gestemd die die ontkoppeling laat gebeuren en ook in stand houdt voor volgende begrotingen.
De heer De Vries (SGP):
Op dit moment kan ik van de minister niet meer vragen dan deze inzet. Zij kan op dit moment niet toezeggen dat die koppeling wordt hersteld. Ik weet niet precies waar u naartoe wilt. Ik kan de minister niet vragen om iets wat zij gewoon niet kan toezeggen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot. Een mogelijkheid zou ook kunnen zijn dat we met z'n allen deze begroting afwijzen, zodat die ontkoppeling niet tot stand komt.
De heer De Vries (SGP):
Dat is een optie, maar daar zitten weer andere kanten aan. Een begroting afwijzen is ook niet niks.
Kan ik mijn betoog vervolgen?
De voorzitter:
Graag. Gaat uw gang.
De heer De Vries (SGP):
Hoe ongelukkig we ook zijn over het feit dat wij onze financiële problemen nu oplossen door maar wat geld weg te halen bij arme landen, we moeten toch de begroting beoordelen zoals die nu aan de Kamer is voorgelegd. Hoe verantwoord zijn de keuzes die gemaakt zijn, gegeven het feit dat bezuinigingen zijn opgelegd? Daarover heeft onze fractie op een aantal punten vragen aan de minister.
Het eerste punt betreft de lange- versus kortetermijneffecten van de bezuinigingen. Er wordt vooral ingezet op uitgaven die zich op de korte of middellange termijn terugbetalen. Maar is er zicht op de langetermijneffecten? Ik ben niet de eerste die deze vraag stelt. In de deskundigenbijeenkomst van 4 maart jongstleden zijn daar door verschillende deskundigen ernstige zorgen over geuit. De geopolitieke verhoudingen staan onder extra druk door de recente gebeurtenissen in de Verenigde Staten. Meer dan ooit zijn stabiele verhoudingen op de lange termijn van belang. Onze eerste vraag aan de minister is dan ook: welke beschouwingen of analyses over langetermijneffecten zijn betrokken geweest bij het opstellen van deze begroting? Kan de minister aangeven of de focus op investeringen die zich op korte of middellange termijn terugbetalen, op de lange termijn geen destabiliserende effecten zal hebben op de geopolitieke verhoudingen? Is überhaupt goed vast te stellen wat die rendementen dan zijn? Worden landen die minder van ons ontvangen niet in de armen gedreven van andere landen, waardoor de machtsverhoudingen nog verder zullen verschuiven dan nu het geval lijkt te zijn?
Een tweede kwestie betreft de rol van lokaal bestuur in de landen waarin geïnvesteerd wordt. In de memorie van toelichting wordt die slechts één keer genoemd, en dan nog met het woordje "lokaal" tussen haakjes. In de begrotingsstaat wordt erkend dat een goed ondernemingsklimaat mede afhankelijk is van goed bestuur, betrouwbare instituties en verbeterde wet- en regelgeving. Goed lokaal bestuur speelt een cruciale rol bij het creëren van een stabiele en voorspelbare economische omgeving. Onze tweede vraag aan de minister is in dit verband als volgt. Kan de minister bevestigen dat versterking van lokaal bestuur essentieel is voor een duurzaam investeringsbeleid? Als de minister dat bevestigt, is ze dan bereid om ten behoeve van een duurzaam lokaal investeringsklimaat te investeren in effectief lokaal bestuur dat dat mogelijk maakt? Op welke manier wil de minister dan inzetten op het versterken van lokale overheden, zodat Nederlandse bedrijven kunnen profiteren van een stabiel en voorspelbaar investeringsklimaat?
Een derde kwestie betreft de zorg om minderheden in de landen waarin geïnvesteerd wordt. In artikel 3 van de memorie van toelichting is hier aandacht voor, namelijk voor het versterken van de meest gemarginaliseerde en gediscrimineerde groepen, zodat zij hun stem kunnen laten horen. In diverse landen worden, niet in de laatste plaats, religieuze minderheden gemarginaliseerd en gediscrimineerd. Wordt er bij de investeringen ook rekening gehouden met de marginalisering en discriminatie van religieuze minderheden in het land waarin geïnvesteerd wordt? Hoe wordt voorkomen dat zij bij het profiteren van deze investeringen ook gemarginaliseerd zullen worden?
Ten slotte een ander punt uit datzelfde artikel 3. Aan de ontvangst van gelden uit het ODA-budget worden regelmatig voorwaarden gesteld. Soms is dat terecht, bijvoorbeeld bij het verbeteren van levensomstandigheden en individuele vrijheden. Voorwaarden kunnen echter ook politiek-ideologisch zijn ingegeven, bijvoorbeeld als er verplicht democratische processen of rechtsstatelijke principes moeten worden ingevoerd op een manier die niet zomaar een-twee-drie past in de cultuur van het land waarin geïnvesteerd wordt. Zo blijkt uit de literatuur over de zogenaamde Third World Approaches to International Law, afgekort TWAIL, dat deze ideologische voorwaarden regelmatig leiden tot meer in plaats van minder problemen. Is de minister bekend met de literatuur over de zogenaamde Third World Approaches to International Law? Hoe verhouden de bevindingen van deze wetenschappelijke discipline zich tot de benadering van ontwikkelingshulp in de begroting? Is de minister het ermee eens dat de besteding van het ODA-budget onbaatzuchtig moet plaatsvinden en niet als hefboom mag worden misbruikt om ideologische voorwaarden aan de hulp te verbinden?
Onze fractie ziet uit naar de beantwoording van onze vragen door de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Vries. Dan is het woord aan de heer Van Ballekom namens de VVD
De heer Van Ballekom i (VVD):
Voorzitter. Namens mijn fractie heet ik de minister van harte welkom in dit huis. Zoals u weet is mijn fractie altijd zeer terughoudend wanneer het gaat om het bespreken van begrotingen in dit huis. Begrotingsdebatten gaan nooit over de begroting, maar altijd over het beleid. Dat laatste is het primaat van de dames en heren aan dat andere hout. "Aan de overkant", zeiden we vroeger. Maar over de rolneming van deze Kamer wordt op het ogenblik heel anders en heel divers gedacht. Als we slechts willen kopiëren wat er aan het andere hout gebeurt, dan kunnen we ons misschien beter opheffen. Maar tot die tijd is bescheidenheid in onze visie de leidraad.
De reden waarom mijn fractie er desondanks waarde aan hecht deel te nemen aan dit debat, is omdat in de schriftelijke voorbereiding de indruk is gewekt dat het beleid van de minister niet anders kan worden gekwalificeerd dan als "dramatisch". Die indruk is tot op heden bewaarheid geworden. Zoals u weet houden wij bij de VVD de kerk graag in het midden. Daarom vond onze fractie het aanbrengen van wat nuanceringen op zijn plaats. Vandaar deze bijdrage, met daarin tevens nog wat suggesties voor toekomstig beleid.
Voorzitter. Wanneer het slechts zou gaan over de begroting van 2025, zijn we snel klaar. De minister heeft namelijk een begroting ingediend die niet of nauwelijks lager is dan die van 2024. In beide jaren trekt Nederland en de Nederlandse belastingbetaler 3,6 miljard euro uit op dit beleidsterrein.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Heb ik het goed gehoord dat collega Van Ballekom het nu over beleid gaat hebben, dus niet over de begroting?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja. Kijk, als iedereen het over het beleid heeft ... Wij gaan geen voetbal spelen op een rugbyveld. We doen dus reuze mee. Vandaar dat we ook wat commentaar hebben. Maar van ons had dit debat niet gehouden hoeven worden.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Allereerst moet ik zeggen dat ik collega Van Ballekom erkentelijk ben dat hij aan dit debat meedoet. Van de drie coalitiepartijen die hier aanwezig zijn, doet alleen de VVD mee. Dat is goed. BBB en PVV doen er gewoon niet aan mee, terwijl het een substantieel en belangrijk debat is. Ten tweede wil ik een vraag stellen. Vindt de heer Van Ballekom dan dat ook deze Kamer budgetrecht heeft?
De heer Van Ballekom (VVD):
We hebben budgetrecht. Als u het over de bedragen hebt, dan willen we daar best over discussiëren. Maar ik ga niet discussiëren over beleid dat nog vormgegeven moet worden in de Tweede Kamer. Dat doen we op een gegeven moment op een later tijdstip. Maar daar kom ik nog op terug in mijn betoog, wanneer ik dit verder wil uitdiepen. Als mevrouw Karimi daarop wil wachten, graag.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. In de anderhalve minuut dat collega Van Ballekom aan het woord was, heeft hij zichzelf toch twee keer tegengesproken. Hij gaat het niet over beleid hebben, maar hij gaat het wel over beleid hebben. Ik ben dus heel benieuwd waar hij het nou uiteindelijk over gaat hebben.
De heer Van Ballekom (VVD):
Mevrouw Karimi, de VVD is groot voorstander van drie beleidsdebatten per jaar. We hebben de Politieke Beschouwingen, de Financiële Beschouwingen en de Europese Beschouwingen als beleidsdebat. Tegenwoordig hebben we ook nog een beleidsdebat over de Voorjaarsnota, omdat die meerjarig is. Dat was u nog niet duidelijk geworden, want u dacht dat de Voorjaarsnota alleen over 2025 gaat, maar dat is niet het geval. Hij is meerjarig en het past in het semester van de Europese Unie. Daartoe zouden we het graag beperken. Maar als iedereen een beleidsdebat wenst, dan willen wij niet achterblijven. Dan maken we nuttige suggesties aan de minister over. Maar daar ben ik nog niet aan toegekomen. Nu wil de heer Hartog me een vraag stellen.
De voorzitter:
Is het een idee om de heer Van Ballekom even zijn verhaal te laten afmaken en dan te kijken welk deel van uw vraag al beantwoord is? Dan kunt u daarna uw resterende vraag stellen. Is dat een idee?
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter, als u dat wenst, gaan wij daarin graag met u mee.
De voorzitter:
Ik vroeg of het een idee was. Meneer Van Ballekom.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik was gebleven bij de 3,6 miljard die de Nederlandse belastingbetaler jaarlijks aan de begroting van Ontwikkelingshulp overmaakt. Dat is een verschil van 40 miljoen euro. Dat valt feitelijk weg tegen de afronding en is toevallig gelijk aan de onderuitputting van 2024, dus waar hebben we het eigenlijk over? Er is weliswaar sprake van een kasschuif om wat extra uitgaven voor asiel- en migratiebeleid onder de begroting te brengen, maar dat is ook conform de OESO-regelgeving. De echte beleidswijzigingen vinden dus pas plaats in 2026 en latere jaren. Dat is toch correct, minister?
Kortom, het debat gaat vooral over het beleid voor de jaren na 2025. De minister heeft daar recent wat uitspraken over gedaan, maar die liggen vandaag niet voor. Die bespreken wij niet. De logische VVD-reactie is: laten we afwachten welke voornemens de minister presenteert in de begroting voor 2026. Laten we vervolgens afwachten wat daarvan wordt gezegd aan de overkant. Laten we dan aan het eind van het jaar in dit huis bepalen of we daar nog nuttige dingen aan kunnen toevoegen. Dat is voor ons altijd de logische gang van zaken geweest, mevrouw Karimi.
Het is in elk geval zo dat Nederland nog ruim boven de gemiddelde OESO-norm zit. We hoeven ons dus nog nergens voor te schamen. Met intelligent en creatief beleid kunnen we op dit beleidsterrein zelfs meer betekenen. Deze wat afhoudende opmerkingen moeten niet verkeerd worden geïnterpreteerd. Mijn fractie heeft wel degelijk suggesties voor het beleidsterrein van de minister. Terecht wordt gesproken over ontwikkelingshulp; daar hebben wij geen problemen mee. De Nederlandse budgettaire inspanningen moeten zich daarop concentreren. Wanneer mensen, landen of bevolkingsgroepen buiten hun schuld om, vanwege aardbevingen of tsunami's, klem komen te zitten, is het niet meer dan normaal dat Nederland massaal zo veel mogelijk hulp verleent, zowel bilateraal als multilateraal via organisaties zoals het World Food Programme.
Ontwikkelingssamenwerking doe je niet alleen, maar met multilaterale instellingen, commerciële financiers en het bedrijfsleven. Nederland heeft op dat terrein heel wat te bieden. We moeten ons concentreren op projecten waarin onze toegevoegde waarde het hoogst is. Dat moeten we doen in goede samenwerking met andere instanties. Dat meerdere partijen betrokken zijn, is de beste garantie dat de projecten volgens afspraak worden uitgevoerd en gerealiseerd, en dat voorkomen wordt dat de Zwitserse bankrekeningen van de Mugabefamilie worden gespekt.
Voorzitter. Ik gebruik die familienaam niet voor niks. Toen wij onze carrière aan de Universiteit Leiden begonnen — dan bedoel ik als student — en de minister floreerde op de lagere school, was Rhodesië het rijkste land in Sub-Sahara Afrika. In de dertig jaar dat ik professioneel actief ben geweest op dit beleidsterrein — dertig jaar! — is Zimbabwe inmiddels afgegleden tot het armste land op het continent. Dat heeft echt helemaal niets te maken met het koloniale beleid. Het heeft ook echt niets te maken met de uitbuiting door, in dit geval, het Verenigd Koninkrijk. Dit is louter en alleen het gevolg van bad governance. Dat betekent slecht beleid. Dat betekent corruptie in de meest brede betekenis van het begrip, inclusief het niet respecteren van de mensenrechten en inclusief het voor alle bevolkingsgroepen aan de laars lappen van de democratische rechtsorde.
Minister, als daarvan sprake is, is er maar één politiek antwoord mogelijk: sluit de deuren, verstrek slechts humanitaire hulp als dat nodig is om de bevolking in erbarmelijke omstandigheden te helpen, en transporteer in elk geval geen asielzoekers naar zulk soort landen. Minister, u bent het namelijk toch wel met mij en met de VVD-fractie eens dat Nederland een fatsoenlijk land blijft?
Zoals beloofd doe ik nog enkele suggesties voor de minister bij de inrichting van haar toekomstige beleid om de impact van Nederland op het beleidsterrein internationale handel en samenwerking geen geweld aan te doen. Mijn fractie zou willen adviseren meer in te zetten op multilaterale instellingen. In de begrotingshoofdstukken, en daar hebben we het toch eigenlijk over, kom ik de begrippen "Europese Investeringsbank" en "EBRD" niet of nauwelijks tegen. De EIB is tien keer groter dan de Wereldbank en heeft buiten Europa een omzet van 10 miljard euro. Elke euro die via deze instelling geïnvesteerd wordt, heeft een leverage van 3. Kortom, als de regering meer zou inzetten op IFI's, kan er genoeg bezuinigd worden en kunnen we toch nog meer hulp verstrekken. Er bestaat dan ook nog een kans dat die projecten worden uitgevoerd volgens afspraak. Het zou ook zo nog maar eens kunnen dat het kan worden gerealiseerd met minder menskracht. Wij zouden de minister op dit punt willen adviseren daar nou eens naar te kijken en dat voor te leggen aan de Tweede Kamer. Dan kijken we wel wat ervan komt. Maar de …
De voorzitter:
Hoe ver bent u?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik heb nog twee andere suggesties voor de minister.
De voorzitter:
Dan eerst de heer Koffeman.
De heer Koffeman i (PvdD):
Aan het betoog van collega Van Ballekom om Nederland in ieder geval een fatsoenlijk land te laten zijn, koppelt hij een vraag aan de minister: we gaan toch niet asielzoekers naar landen verplaatsen waar de rechtsregels niet gelden zoals ze voor ons gelden? Mogen we daaruit afleiden dat u van de minister een toezegging wilt dat er geen asielzoekers geparkeerd worden in bijvoorbeeld Uganda?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik heb gezegd dat wij geen mensen moeten transporteren naar landen waar de mensenrechten niet worden gerespecteerd. Ik ga ervan uit dat de regering dat niet doet en ik ga er ook van uit dat de Tweede Kamer daar ook een zegje over heeft. Als het dan alsnog gebeurt, kunnen we hier aan het eind van het jaar nog commentaar leveren.
De heer Koffeman (PvdD):
Wij zijn het daar volledig over eens; laat daar geen misverstand over bestaan. De vraag is echter of u van de minister een toezegging wil dat ze voorbereidingen daartoe ook staakt.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik hoef geen toezegging te hebben. Ik ga er gewoon van uit dat de Nederlandse regering dat niet doet.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
En als de Nederlandse regering dat toch doet?
De heer Van Ballekom (VVD):
Dan heb ik een hele vervelende ervaring. We moeten dan kijken wat we daarmee gaan doen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Ballekom (VVD):
Een andere mogelijkheid om het geld van de belastingbetaler beter te gebruiken, is om na te gaan … Elk vogeltje zingt natuurlijk zoals het gebekt is; ik had het niet voor niks over de EIB en de EBRD, want daar heb ik vroeger gewerkt. Ik ben ervan overtuigd dat dat ook de weg vooruit is. Maar er is nog een weg vooruit. We kunnen namelijk ook nagaan of we met onze Benelux-partners — voilà; daar hebben we het — met die External Action Service niet beter kunnen samenwerken en gebruik kunnen maken van elkaars faciliteiten, waaronder ambassades en vertegenwoordigingen. We hoeven niet overal een vertegenwoordiging te hebben. We kunnen ook van die faciliteiten gebruikmaken. Diverse studies geven aan dat er qua betere samenwerking en het stimuleren van multilaterale inzet op het terrein van ontwikkelingssamenwerking nog een wereld te winnen is. Ik kan daar nog heel veel voorbeelden van geven, maar dat voert te ver. Dat ga ik nog wel een keertje doen in een apart gesprek met de minister.
Ten slotte. Wij kijken met belangstelling uit naar de appreciatie van de regering wat betreft het Mercosur-verdrag. Dit is toegezegd voor het voorjaar. Buitenlandse handel is weliswaar het primaat van de Europese Unie, maar nadrukkelijke aandacht voor handel zou een goede zaak zijn. De VVD gelooft met overtuiging in de oneliner "trade instead of aid". Dat is in het belang van derde landen, in het belang van Nederland en in het belang van het Nederlandse bedrijfsleven. Zeker in de huidige geopolitieke context, waar onverklaarbare barrières worden ingesteld, mag het belang hiervan niet worden onderschat. Het zijn slechts suggesties. We zijn altijd bereid de minister van meer informatie te voorzien. Of zij zich wat aantrekt van deze gegeven adviezen zien we aan het eind, bij de bespreking van de begroting 2026.
Wij kijken uit naar de reactie van de minister. Dank u wel.
De heer Hartog (Volt):
Ik weet dat ik de heer van Ballekom gerust een cijfermatige vraag kan stellen. Is het juist dat 3,6 miljard in 2025 nominaal gelijk is aan 3,6 miljard in 2024, maar in reële termen minder is?
De heer Van Ballekom (VVD):
U duikt wellicht op de koppeling die zou moeten worden doorgevoerd in 2025, maar dat is in mijn ogen en in de filosofie van mijn fractie toch het niet doorgaan van een stijging en geen bezuiniging.
De heer Hartog (Volt):
Ik duik niet. Mijn vraag is of 3,6 miljard in 2025 reëel niet minder is dan 3,6 miljard in 2024, al zou je alleen maar aan de inflatie denken. Ik vraag het aan een oud-bankman.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja, dan heb je het in reële termen over een zekere teruggang, maar die is niet te kwalificeren met de dramatische kwalificatie die aan deze begroting gegeven wordt door menige collega. Dat valt weg in de afronding. Wij hadden ook een onderuitputting van 40 miljoen vorig jaar. Het is ongeveer gelijk wat we doen. U hebt inderdaad financieel gelijk. Als je de inflatie meerekent, die overigens in Europa wat minder hoog ligt dan in Nederland — ik kan u ook nog van alles vertellen over het beleid van de Centrale Bank in dit opzicht, maar dat voert nu helemaal te ver — dan hebt u gelijk. Dan is het inderdaad enigszins minder dan we zouden hebben moeten uittrekken wanneer de inflatiecorrectie zou zijn toegepast.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Dus het korte antwoord is ja?
De heer Van Ballekom (VVD):
Deze bezuiniging, deze aanpassing van nauwelijks 100 miljoen, rechtvaardigt niet de kwalificatie die menige fractie geeft aan wat er in de begroting 2025 staat.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Om het even precies te maken: de minister schrijft in antwoorden op onze vragen dat het gaat om 319 miljoen. 319 miljoen, dat schrijft de minister.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja, dat heb ik ook in mijn bijdrage gezegd, mevrouw Karimi. Er zijn uitgaven in de begroting van ontwikkelingshulp geschoven die te maken hebben met migratie- en asielbeleid.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Wij hebben het hier over ODA-budget. Dat betekent ook dat er, naarmate er meer naar asiel gaat, minder naar ontwikkelingssamenwerking gaat. Dat bent u toch met mij eens?
De heer Van Ballekom (VVD):
Ja, maar dat is een semantische discussie, mevrouw Karimi. Je kunt natuurlijk het goed behandelen van asielzoekers en migranten, of je dat nou in Nederland doet of in Afrika, ook onder ontwikkelingssamenwerking brengen. Dat gebeurt in meerdere landen. Daarom valt het ook binnen de OESO-norm.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
De OESO-norm zegt niet dat je daar alles onder kunt brengen. De afgelopen jaren is dat in Nederland wel gebeurd. Gelukkig — misschien heeft de heer Van Ballekom dat nu even niet scherp — komt het uit één cap, van 10%. De asieluitgaven kunnen als ODA afgerekend worden, maar dat gebeurt pas vanaf 2027. Tot 2027 kan dat bedrag dus enorm groeien. Op dit moment gaat het om die 319 miljoen, die feitelijk bezuinigd wordt op ontwikkelingssamenwerking.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Ballekom.
De heer Van Ballekom (VVD):
Als u een enge definitie hebt van ontwikkelingssamenwerking of ontwikkelingshulp, hebt u gelijk, maar we hebben een wat ruimere definitie van het begrip.
De voorzitter:
Mevrouw Belhirch, uw vraag is inmiddels beantwoord? U stond net ook bij de interruptiemicrofoon. Ja. Dank u wel, meneer Van Ballekom.
De heer Van Ballekom (VVD):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dan is het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa namens de ChristenUnie.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Voorzitter, dank u wel. Vooraf wil ik vanwege de transparantie melden dat ik voorzitter ben van de raad van toezicht van Stichting Vluchteling. Dat is een noodhulporganisatie die voor 80% z'n eigen geld binnenbrengt, dus absoluut niet afhankelijk is van overheidsbijdragen.
Voorzitter. We leven in een geopolitiek turbulente tijd. De wereldorde zoals we die kennen, staat op losse schroeven. Het gaat daarbij niet alleen om onze directe veiligheid en de veiligheid van Europa. Onlangs werd bekend dat de Amerikaanse hulporganisatie USAID wordt ontmanteld. Dit is een organisatie die vorig jaar nog 42% van alle humanitaire hulp wereldwijd voor haar rekening nam. Het wegvallen van deze hulp brengt talloze mensenlevens in gevaar. De allerrijkste landen trekken hun handen af van de allerarmste mensen op deze wereld. Dat zal ertoe leiden dat geweld en onderdrukking toenemen.
Mijn fractie is daarom blij dat dit kabinet in ieder geval het komende jaar de noodhulp overeind houdt. Maar in de voorliggende begroting met doorkijk naar volgende jaren wordt op het totale budget voor ontwikkelingshulp enorm gesnoeid. De bezuinigingen zijn, volgens antwoorden van de minister, dit jaar 319 miljoen — als dit anders is, horen wij dat graag in de beantwoording — en lopen in elk geval in 2027 op tot 2,4 miljard euro per jaar. De gevolgen van het loskoppelen van het ODA-budget en het bruto nationaal inkomen zijn in deze cijfers nog niet eens meegenomen. Zulke vergaande bezuinigingen vindt mijn fractie moeilijk te verantwoorden, zeker in deze tijd.
De minister wil zich inzetten voor transactionele ontwikkelingshulp naar het voorbeeld van president Trump, begrijpt mijn fractie. Het Nederlandse belang moet weer voorop, schrijft de minister in haar beleidsbrief. Maar ontwikkelingssamenwerking is altijd al ook in het belang van Nederland geweest. Met het benoemen van het belang van Nederland kiest de minister geen nieuwe richting. Juist als land dat een derde van het nationaal inkomen verdient aan internationale handel, zijn we altijd al gebaat geweest bij welvaart in andere delen van de wereld.
Juist om Nederlandse bedrijven te kunnen laten profiteren is een voorspelbaar beleid bij ontwikkelingshulp cruciaal. Ontwikkelingshulp is van onschatbare waarde als smeermiddel tussen Nederland en opkomende economieën. En al helemaal als je, zoals dit kabinet, de migratiestroom naar Europa wilt beperken. Dan is het een goede investering om structureel bij te dragen aan economische kansen elders in de wereld, en om bij te dragen aan stabiliteit en veiligheid. En dat niet alleen in de landen vlak naast Europa — dat zijn immers doorgangslanden voor vluchtelingen — maar ook in de landen die verder van Europa weg liggen. Om in het huidige tijdsgewricht zo veel te bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking is naar de mening van mijn fractie te veel gedacht op alleen de korte termijn. De woorden die de heer Hartog van Volt noemde, penny wise, pound foolish, staan ook in mijn tekst.
Voorzitter. Ontwikkelingshulp heeft altijd een tweezijdig belang. Het gaat immers om hulp waar ontwikkelingslanden en Nederland beide van profiteren. Zuiver transactioneel kan het niet worden, omdat de opbrengsten voor Nederland lang niet altijd in bijvoorbeeld het volgende kwartaal te kwantificeren zijn. Het zijn opbrengsten op de veel langere termijn. Mijn fractie ziet in deze begroting vooral grote bezuinigingen op ontwikkelingshulp in de komende jaren, maar geen wezenlijk andere benadering. En dat maakt deze bezuinigingen voor mijn fractie des te schrijnender. Er is veel minder geld om de doelen te bereiken. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Al sinds 1975 zijn de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking, he ODA-budget, gekoppeld geweest aan de hoogte van het bruto nationaal inkomen. Op deze manier stijgt de hoogte van onze ontwikkelingshulp mee met de hoogte van onze welvaart, vanuit de gedachte dat wanneer wij meer geld te besteden hebben, we ook meer voor de minstbedeelden op deze wereld zouden moeten doen.
Daarnaast wordt in feite een inflatiecorrectie toegepast. Het kabinet heeft zonder verdere argumentatie besloten deze koppeling voorlopig los te laten. Het loslaten van deze koppeling laat Nederland nog verder zakken onder de OESO-norm, de VN-afspraak dat landen 0,7% van hun bni aan ontwikkelingssamenwerking uitgeven. Anderen hebben het al gezegd: op dit moment zitten we op 0,62%. Met het loslaten zitten we in 2029 op 0,44%. Het is een extra bezuiniging van cumulatief 2 miljard. Mijn fractie vindt dat moeilijk te verteren. Tenzij de minister met een toezegging komt dat zij deze koppeling zal herstellen, zullen wij in tweede termijn hier een motie over indienen.
De minister heeft betoogd dat de koppeling niet is losgelaten, maar is doorgeschoven naar de voorjaarsbesluitvorming. Dat roept bij mijn fractie vragen op. Wordt bij de Voorjaarsnota gesproken over het repareren van de losgelaten koppeling over 2025 of gaat het om het herstellen van de koppeling voor 2026? Kan de minister toelichten waarom deze al vijftig jaar geldende, internationaal afgesproken koppeling nu ineens ter discussie staat? Graag een reactie.
Voorzitter. Met deze begroting wordt een begin gemaakt met bezuinigingen op maatschappelijke organisaties. De minister werkt aan een beleidskader waarbij de betrokken maatschappelijke organisaties voortaan voor 50% gefinancierd moeten zijn uit eigen inkomsten. Nu is dat nog 25%. Heeft de minister er zicht op hoeveel organisaties en projecten mogelijk zullen verdwijnen omdat zij niet op tijd aan deze nieuwe onverwachte eis kunnen voldoen?
Onze fractie maakt zich zorgen over de kennis en kunde die verloren zullen gaan door het omvallen van goede en waardevolle organisaties en projecten; kennis en kunde die niet zomaar weer boven water komen als dat nodig is. Waarom heeft de minister geen impactanalyse gemaakt, waarbij de gevolgen voor maatschappelijke organisaties in kaart zijn gebracht? Hoe kijkt de minister aan tegen het wegvallen van langjarig opgebouwde kennis en kunde van maatschappelijke organisaties? In de beantwoording op onze vragen gaf de minister aan dat er bij dit drempelcriterium sprake zal zijn van maatwerk. Kan de minister aangeven hoe zij dit maatwerk voor zich ziet en wanneer dit aan de orde zou kunnen zijn?
Hiermee samenhangend heeft mijn fractie vraagtekens bij de inzet van de minister om financieringsconstructies te vereenvoudigen en ontwikkelingshulp voortaan rechtstreeks naar de landen te sturen, zonder de tussenkomst van ngo's. De minister wil zo de doelmatigheid van de hulp verbeteren. Mijn fractie vraagt zich af of dat een begaanbare weg is. In de praktijk leiden ngo's als tussenpartij deze processen in goede banen en zorgen ervoor dat het geld op de goede plek terechtkomt. Het wegsnoeien van tussenpartijen die deze sleutelrol vervullen, kan gemakkelijk leiden tot versnippering en verkwisting van middelen. Mijn fractie heeft ernstige twijfels over de haalbaarheid en doelmatigheid van de plannen van de minister. Wij denken dat zij te gemakkelijk heen stapt over het waardevolle werk dat veel ngo's hier verzetten. Kan de minister ingaan op het bezwaar dat wij zien dat het rechtstreeks sturen van middelen juist kan leiden tot ondoelmatige uitgaven?
Tot slot, voorzitter. Voor mijn fractie is het belangrijk om een begroting niet alleen te beoordelen op basis van de impact voor dit jaar, maar ook om naar de toekomst te kijken. Dat doen de organisaties in de sector namelijk ook. Zij moeten in 2025 al anticiperen op de grotere bezuinigingen die nog moeten komen. Samenvattend: de minister zet in deze begroting het Nederlandse belang en de doelmatigheid van middelen centraal. Mijn fractie betwijfelt of de minister deze doelen gaat halen met deze begroting.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Huizinga. Dan is het woord aan de heer Van Rooijen namens 50PLUS.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Ik heet in de eerste plaats de minister welkom. Mijn fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 2025. Het verwijt dat dit kabinet geen keuzes maakt, is in elk geval in deze begroting niet waar. In tabel 2 van de memorie van toelichting zien we daadkracht uitgedrukt in cijfers. Waar de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp voor 2028 oorspronkelijk nog werd geraamd op 5,9 miljard, staat er nu een bedrag van 3,6 miljard, of we begrijpen nader 3,8 miljard, in 2029. Dat is een enorme besparing, of bezuiniging, van 2,3 miljard. Voor 2025 zie ik dat de besparingen uiteindelijk 319 miljoen opleveren, maar dat loopt tussen 2026 en 2028 hard op naar het einddoel. Het gaat zonder meer om een scherpere weging, die niet mogelijk is zonder ingrijpende keuzes te maken.
Het kabinet heeft de besparing op de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp vooralsnog "pro rata naar omvang van het thema verdeeld over alle subartikelen van de begroting". Ook de mate waarin bepaalde uitgaven in de toekomst nu al juridisch verplicht zijn, zorgt ervoor dat de bezuinigingen mede worden gedreven door wat juridisch mogelijk is. 50PLUS vindt dat begrijpelijk bij een ingreep van deze omvang, maar wij gaan ervan uit dat de minister streeft naar een eindsituatie waarin deze begroting weliswaar kleiner is, maar tegelijkertijd ook veel effectiever en doelmatiger per uitgegeven euro, in het belang van de hulp. Kan de minister bevestigen dat naast het realiseren van omvangrijke besparingen het aanzienlijk verbeteren van de effectiviteit en doelmatigheid van de ontwikkelingshulp een van haar doelen is? Kan zij misschien één aansprekend voorbeeld geven?
Voorzitter. 50PLUS is voorstander van een streng drempelcriterium, zodat de onafhankelijkheid van maatschappelijke organisaties van staatsfinanciering fors wordt vergroot. Voor ontwikkelingshulp ligt nu een criterium van ten minste 50% eigen inkomsten voor het nieuwe beleidskader 2026-2030 op tafel, zoals blijkt uit de brief van 11 november 2024 aan de Tweede Kamer. Nu is dat 25%. Dat is een belangrijke aanpassing, die door mijn fractie wordt gesteund. Wat 50PLUS betreft mag dit criterium uiteindelijk ook nog hoger worden. Wat vindt de minister van een percentage dat nog aanzienlijk de 50% overschrijdt? Uiteraard zullen uitzonderingen, zoals noodhulp, altijd gemaakt kunnen worden. Ik wijs erop dat ngo's nog steeds "non-governmental organizations" heten. Maar als die voor 75% worden betaald door het government, kun je daar wel een vraagteken bij zetten. Dat even terzijde.
De minister onderzoekt of de 50%-norm ook buiten het beleidskader 2026-2030 kan gaan gelden voor subsidies voor ontwikkelingshulp aan maatschappelijke organisaties. Mijn fractie vraagt zich wel af waarom zulke strenge normen ook niet zouden kunnen gelden voor maatschappelijke organisaties buiten de ontwikkelingshulp.
Voorzitter. De Britse premier Keir Starmer heeft recent vrij acuut nog eens 0,2% van het ontwikkelingshulpbudget verlaagd ten gunste van de defensie-uitgaven. Er wordt nu 2,4 miljard bezuinigd op het budget. Overweegt het kabinet nog om het niet bij deze bezuiniging te laten?
Voorzitter. Alvorens over de defensie-industrie bij Buitenlandse Handel nog kort te spreken, een algemene opmerking. De financiële sector heeft jarenlang geweigerd financiële diensten te verlenen aan Nederlandse bedrijven die een deel van hun productie leveren aan defensie. Ons land moet veilig en beschermend zijn tegen elke vijand, maar om die bescherming mogelijk te maken, geven financiële instellingen en de pensioenfondsen niet thuis. Jarenlang is actie gevoerd tegen het beleggen door bijvoorbeeld pensioenfondsen in de defensie-industrie. Kan het nog zotter? Ja, voorzitter, het kan nog zotter. Onze regering hinderde op het vlak van Buitenlandse Handel onze defensie-industriële bedrijven bij het afsluiten en naleven van internationale contracten. Die bedrijven mochten of geen contracten afsluiten, of geen afterservice bieden als er iets moest worden aangepast of gerepareerd. Nederlandse bedrijven werden dus bij inschrijvingen geweerd, of opdrachten werden niet gegund aan Nederland en Nederlandse bedrijven in de defensie-industrie, omdat die niet als betrouwbaar werden beschouwd.
Ten slotte. Onder druk van Trump en Oekraïne lijkt nu veel vloeibaar te worden. Maar wilt u bevorderen dat noch de financiële sector, noch beleggingsfondsen, noch de overheid ooit nog zo hypocriet te werk kunnen gaan, en al helemaal niet op instigatie van de overheid zelf, waar nota bene defensie toch ook onder valt, voor onze veiligheid?
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan is het woord aan mevrouw Van Bijsterveld namens JA21.
Mevrouw Van Bijsterveld i (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken wij over de besteding van Nederlands belastinggeld aan ontwikkelingshulp. Als JA21 hebben wij een heldere visie op dit onderwerp: beschikbare gelden moeten vooral worden besteed aan noodhulp, en als er gelden besteed worden aan ontwikkelingshulp dan moeten deze uitgaven effectief zijn en bijdragen aan stabiliteit en economische ontwikkeling. Wij steunen daarom het voorstel van de regering om onze ODA-gelden op een verstandige en strategische manier in te zetten.
In het bijzonder wil ik nog ingaan op het door de Tweede Kamer aangenomen amendement van Eerdmans en Stoffer waarin de Nederlandse bijdrage aan UNRWA wordt afgebouwd. Dit besluit is noodzakelijk en moreel juist. Nadat jarenlang signalen zijn genegeerd, kunnen inmiddels zelfs de grootste goedpraters niet langer ontkennen dat Hamas diep in UNRWA is geïnfiltreerd. UNRWA is structureel verweven met terreur en draagt dus niet bij aan een duurzame vrede of aan stabiliteit in de regio. Dit is geen vage speculatie, maar een harde realiteit.
De voorzitter:
Mevrouw Belhirch, gaat uw gang.
Mevrouw Belhirch i (D66):
Mevrouw Bijsterveld zegt dat het moreel juist is om te stoppen met de financiële bijdrage aan UNRWA.
De voorzitter:
Het is mevrouw "Van Bijsterveld".
Mevrouw Belhirch (D66):
Van Bijsterveld, excuses. Ik vraag me het volgende af. Er zijn 1,8 miljoen mensen die humanitaire hulp nodig hebben. Is hen afsluiten van humanitaire hulp moreel juist?
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Wij hebben als JA21 altijd aangegeven dat het geld dat daarmee vrijkomt, nog steeds beschikbaar moet zijn voor hulp daar, in die regio, laat dat heel helder zijn. Er zijn alleen ook andere organisaties die de hulp kunnen bieden. Denk aan het World Food Programme. Denk aan het UNOCHA. Die kunnen dat ook. Wij vinden het echt verwerpelijk dat UNRWA nog door Nederland gefinancierd wordt.
Mevrouw Belhirch (D66):
Volgens mij is ook al eerder door een van mijn collega's hier genoemd dat de Speciaal Vertegenwoordiger van de VN, mevrouw Kaag, maar ook anderen, ngo's en deskundigen, hebben aangegeven dat UNRWA eigenlijk de enige en de echt geëigende organisatie is die daar toegang heeft qua infrastructuur en deskundigheid. Andere organisaties doen echt maar een minuscuul onderdeel daarvan. Een heel groot deel van de mensen zal dus zonder hulp blijven als UNRWA uitvalt. Wat is uw antwoord daarop?
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Mijn antwoord daarop is dat die middelen nog steeds beschikbaar kunnen worden gesteld via andere wegen en kanalen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Belhirch.
Mevrouw Belhirch (D66):
Maar die zijn er op dit moment dus niet. Wat gebeurt er dan in de tussentijd, als er een gat valt? Blijven deze mensen dan zonder hulp? Dat is met het desastreuze gevolg dat ze lijden en uiteindelijk ook sterven.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Van Bijsterveld.
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Dat zijn wel hele grote woorden, maar nogmaals: ik heb al aangegeven dat het World Food Programme en het UNOCHA dat ook kunnen. Dus om nu te zeggen dat deze mensen door deze vermindering van geld helemaal geen hulp meer krijgen … Dan zou het ook omgedraaid kunnen worden. We kunnen ook zeggen: goh, het is toch ook wel apart dat we hebben kunnen zien dat UNRWA betrokken is bij het voor eigen gewin tegen hoge prijzen verkopen van voedingsmiddelen die bestemd zijn voor de mensen in nood die die het meeste nodig hebben. Er zijn zo veel misstanden in die regio, dat je niet kan zeggen dat dit probleem groter is dan alleen ... Ik betwist, nogmaals, dat de mensen niet krijgen wat ze nodig hebben als je zegt dat er minder geld naartoe moet.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Vindt collega Van Bijsterveld dat genocide moreel acceptabel is?
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Dat vind ik een hele gekke vraag. Dat is geen vraag, want u geeft het antwoord al in de vraag. Ik weet ook niet waarom u mij deze vraag stelt.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dat is omdat het Internationaal Gerechtshof, gevestigd hier in Den Haag, in januari vorig jaar al de uitspraak heeft gedaan dat het aannemelijk was dat Israël genocide aan het plegen was. Een van de argumenten, een van de belangrijkste argumenten, was het verhinderen van noodhulp. We zien nu ook dat Israël sinds afgelopen week gewoon heel openlijk zegt: ik laat geen noodhulp meer binnen. Sinds twee dagen is ook de elektriciteit afgesloten. Zijn deze acties van Israël moreel verwerpelijk volgens mevrouw Van Bijsterveld, ja of nee?
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Volgens mij hebben we het vandaag over de begroting van Ontwikkelingshulp. Dit gaat een kant op waarover dit debat volgens mij niet zou moeten gaan. Ik laat deze woorden aan u. Ik ga hier ook geen uitspraken over doen. We zijn het op dat punt gewoon niet met elkaar eens.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Tot slot moet ik de conclusie trekken dat het gewoon stuitend is om op deze manier uitspraken te doen over een VN-organisatie, terwijl heel duidelijk is wie de dader is en wie het slachtoffer.
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Het zijn de …
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
…
De voorzitter:
Neeneenee, mevrouw Karimi. U kunt iets zeggen bij de microfoon. We blijven binnen de orde van de begroting. Vervolgt u uw betoog, mevrouw Van Bijsterveld.
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Voorzitter. Nederlands belastinggeld heeft bijgedragen aan een organisatie waarin terrorisme niet alleen werd getolereerd, maar zelfs gefaciliteerd. Dat is onacceptabel. Daarom is het een enorme winst dat het amendement-Stoffer/Eerdmans is aangenomen. Daarmee wordt Nederlandse financiering van UNRWA afgebouwd. Dit amendement is een goed begin, maar wij blijven ons inzetten voor een volledige stop op dit soort financiering.
Voorzitter. Het probleem is groter dan alleen UNRWA. Het debat over ontwikkelingshulp moet breder gevoerd worden. De vraag die mijn fractie telkens stelt, is: wordt Nederlands belastinggeld effectief ingezet? Nederland is een gul land, maar gulheid zonder effectiviteit is geen deugd. Daarom moet ontwikkelingshulp niet alleen worden beoordeeld op morele intenties, maar ook op tastbare resultaten. Hulp moet gericht zijn op economische groei, infrastructuur en werkgelegenheid in de landen die hulp ontvangen. Het nieuwe beleid wordt ingegeven door het motto "we gaan doen waar Nederland goed in is". De focus ligt op drie Nederlandse belangendomeinen: handel en economie, veiligheid en stabiliteit, en migratie. Deze belangen worden behartigd met programma's en diplomatieke inzet op gebieden waar Nederland in uitblinkt: watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid. Het streven is om aan te sluiten op sectoren en projecten waarin Nederlandse partijen kennis en kunde hebben. De regering kiest ervoor om meer samen te werken met lokale hulporganisaties in plaats van met de internationaal opererende ngo's. Onderzoeken van de OESO en het Britse Overseas Development Institute hebben aangetoond dat lokaal geleide projecten beter werken en beter aansluiten bij de behoeften van mensen in die landen.
Voorts geeft de minister ook nog aan meer datagedreven te gaan werken en nadruk te leggen op wat bewezen effectief is. Bij deze subsidies aan lokale organisaties is de minister zelf verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige besteding van het geld. Bij de bijdrage aan internationale organisaties moet de minister toezicht houden op de rechtmatigheid en doelmatigheid van de uitgaven. Nu er op dit vlak een koerswijziging lijkt te zijn, is mijn vraag of de minister de uitvoeringscapaciteit heeft om de bestedingen en verantwoording te monitoren.
Ook wil de regering bij haar focus op migratie de terugkeer stimuleren, irreguliere migratie voorkomen en migranten bescherming bieden. Mijn vraag aan de minister is: wordt hierbij samengewerkt met uw collega op het ministerie van AenM? Een integrale aanpak is naar onze mening noodzakelijk voor het creëren van effectiviteit en resultaten.
Ook het stapelen van middelen kan bijdragen aan het bereiken van uw doelen. Voorts is de vraag of middelen worden ingezet voor opvang in de regio's waarop de focus gelegd wordt om migratie te voorkomen. Graag een reflectie van de minister op dit punt.
Voorzitter. Nederland heeft een lange traditie van internationale samenwerking. Dat moeten we op een verstandige manier voortzetten. We steunen het regeringsvoorstel: meer focus, minder geld naar zinloze bureaucratie en meer aandacht voor effectiviteit. Maar wij blijven waakzaam, want zolang Nederlands belastinggeld wordt ingezet voor doeleinden die onze veiligheid of economie niet ten goede komen, zal JA21 zich hiertegen blijven verzetten
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Bijsterveld. De heer Hartog van Volt heeft nog een vraag voor u.
De heer Hartog i (Volt):
Ik heb gewacht tot het einde. Ik wil toch even terugkomen op het punt van UNRWA en de contractuele verplichting. Ik wil vragen hoe mevrouw Van Bijsterveld daartegen aankijkt. Volgens de minister kan het contract worden opengebroken, onder het normale parlementaire goedkeuringsvoorbehoud. Maar dit gaat over het hele budget en niet over een onderdeel van het budget. Hoe kijkt mevrouw Van Bijsterveld tegen dat aspect aan? Ik heb het over de mogelijkheid om onder parlementair voorbehoud een contract open te breken?
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Ik heb ook het antwoord van de minister daarop gelezen. Ik onderschrijf dat als in het contract is opgenomen dat het na goedkeuring van het parlement een voorwaarde is … Die is er niet, want er is een budgetrecht en daar is gebruik van gemaakt. Nogmaals, er wordt gekort — dat is helder — maar er wordt in de begroting van 2025 nog steeds 15 miljoen beschikbaar gesteld. Nogmaals, wij zijn als JA21 zeer kritisch op deze betalingen aan UNRWA; dat heeft u net uit mijn betoog kunnen opmaken.
De heer Hartog (Volt):
Dus als ik het goed begrijp, geldt voor mevrouw Van Bijsterveld dat parlementaire goedkeuringsvoorbehoud voor individuele items op de begroting, niet voor de totale begroting?
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Ik volg hierin het antwoord van de minister daarop. Ik meen dat vanwege het budgetrecht en het amendement dat is aangenomen, dit op een correcte wijze wordt gedaan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. U had al gehoord dat ik het op een aantal punten eens was met collega Van Ballekom, maar ik wil er nog wat aan toevoegen.
Voorzitter. Er waait een nieuwe wind door de wereld, een verwoestende cycloon die de meest kwetsbaren te grazen neemt en respect voor mensenrechten, ethiek en goed bestuur vernietigt. Waar de eigenaar van X met een kettingzaag door het overheidsapparaat van de VS gaat, doet het Nederlandse kabinet iets soortgelijks met hulp aan de allerzwaksten, dit onder het motto: Nederland eerst. "Eigen volk eerst", een oude term die we al langer kennen. De minister wil niet alleen doen waar Nederland goed in is, maar vooral doen wat goed is voor Nederland. Daarmee treedt ze in de voetsporen van Amerika en Italië, een keuze met dramatische gevolgen die nu al voelbaar zijn. Miljoenen mensen en dieren verloren directe toegang tot voedsel, schoon water, levensreddende medicijnen en sanitaire voorzieningen. Waar ontwikkelingshulp eerder samenhing met termen als barmhartigheid en solidariteit, domineert nu de vraag "what's in it for me?": ontwikkelingshulp als verdienmodel. Nederland moet volgens de minister ofwel verdienen aan ontwikkelingshulp via de private sector, ofwel ontwikkelingshulp moet leiden tot minder migranten naar Nederland: voor wat hoort wat.
Onze fractie heeft daar niet alleen grote ethische bezwaren tegen; we maken ons ook ernstige zorgen over de gevolgen voor de wereldwijde veiligheid, inclusief de onze. Waar eerdere kabinetten spraken over welbegrepen eigenbelang, lijkt zelfs het eigenbelang volstrekt ondergeschikt te zijn geworden aan de korte termijn politieke agenda. Het nu gepresenteerde beleid is niet alleen egoïstisch; het is ook kortzichtig en gevaarlijk. De experts die vorige week in dit huis waren, onderstreepten dat zonder uitzondering. Onder anderen professor Hilhorst, secretaris-directeur Koch van de Adviesraad Internationale Vraagstukken en klimaatgeneraal Tom Middendorp maakten op niet mis te verstane wijze duidelijk dat de weg die de minister inslaat zeer schadelijk en gevaarlijk is. Door uit te gaan van eigen handelsbelangen schaadt het kabinet de levens van vele miljoenen burgers wereldwijd, inclusief die van onszelf, en onze macro-economische belangen.
Voorzitter. Sinds 2015 kiezen kabinetten ervoor om steeds minder geld te besteden aan ontwikkelingshulp. Nu wordt bovendien de koppeling tussen ontwikkelingsbudget ODA en het bruto nationaal inkomen losgelaten. Die koppeling moet terug, zo stelde ook de Adviesraad Internationale Vraagstukken, alleen al om de grote klappen zoals de oorlog in Oekraïne en Gaza te kunnen opvangen en om hulp duurzaam te kunnen bestendigen. Ik ben heel blij dat ook de SGP en het CDA die lijn lijken te steunen. Door de ontkoppeling van het ontwikkelingsbudget vindt er bovendien geen automatische inflatiecorrectie meer plaats, wat betekent dat ODA-middelen jaarlijks minder waard worden. Hoe gaat de minister die waardevermindering opvangen of compenseren? Graag een reactie.
Voorzitter. Ik blijf even bij de expertmeeting van vorige week. Professor Hilhorst zei dat ze nog nooit zo bezorgd is geweest over hoe Nederland zich verhoudt tot de rest van de wereld. Nederland is als klein land extreem afhankelijk van de internationale orde, stelde zij, en ontwikkelingssamenwerking is daarin een smeermiddel voor bilaterale relaties. Bij het maken van handelsafspraken, het uitleveren van criminelen en de terugkeer van migranten zijn die relaties essentieel, maar die bilaterale relaties moeten wel zijn ingebed in warme diplomatieke verhoudingen. Toch snijdt de minister daarin, onverstandig. Hoe ziet de minister voor zich dat de bilaterale relaties op peil blijven, zo vragen we de minister. Graag een reactie.
Voorzitter. Vrijwel alle experts hameren op het verband tussen ontwikkelingshulp en het voorkomen van conflicten. Preventie van conflicten is vele malen goedkoper dan het beslechten van conflicten. De minister snijdt dus eigenlijk in eigen vlees. Het is duidelijk dat steeds meer mensen wereldwijd hulp nodig hebben. De budgetten moeten dus omhoog, niet omlaag.
Als we naar Syrië kijken, een land dat jarenlang door oorlog werd geteisterd, zien we de eerste voorzichtige stappen naar wederopbouw, maar we zien ook hoe wankel die stappen naar wederopbouw zijn. Dat is kostbaar. We zien ook de kwetsbaarheid van het land. Verschillende groeperingen strijden om de macht. Om nieuwe oorlogen te voorkomen, is ontwikkelingshulp essentieel. 1 dollar conflictpreventie levert 103 dollar op aan conflictbeslechting, zo rekende professor Hilhorst ons voor. Kan de minister daarop reflecteren? Erkent zij dat door op ontwikkelingssamenwerking te bezuinigen, zij mogelijk bijdraagt aan het oplaaien van conflicten en oorlogen in kwetsbare gebieden?
De heer Koch van de Adviesraad Internationale Vraagstukken zei dat de sterfte van kinderen tot vijf jaar de beste voorspeller is van oorlog en conflict, en uiteindelijk van migratie. ODA is dus goed voor het ontvangende land én voor ons. Het is onbestaanbaar dat de minister van een partij als de PVV — de PVV doet vandaag helaas niet mee aan het debat — komt met beleid dat vluchtelingenstromen aanwakkert. Minder, minder, minder ontwikkelingssamenwerking kan alleen maar leiden tot meer vluchtelingen. Graag een reflectie van de minister op dit punt.
Voorzitter. Onze fractie benoemt al jaren het verband tussen intensieve veeteelt, klimaatverandering, aantasting van de natuur, pandemieën, oorlogen en migratie. Helaas lijken de PVV-ministers dat verband niet te willen zien. Minister Faber twitterde vorige week nog: "Suikerfeest weer thuis vieren? Onze voorlichtingscampagne voor vrijwillige terugkeer naar Syrië is gestart!" Kennelijk realiseert zij zich niet dat het beleid van haar collega-minister op ontwikkelingshulp die vrijwillige terugkeer ernstig zal bemoeilijken. Tegelijkertijd is Nederland nog altijd een van de grootste importeurs van soja uit Brazilië, waarmee het bijdraagt aan de aantasting van natuurgebieden, en daarmee ook aan klimaatverandering en verlies van biodiversiteit, met alle gevolgen van dien, ook in Nederland. De bezuinigingen op gezondheidszorg in Afrika kunnen leiden tot pandemieën die ook Nederland bereiken, terwijl onze minister van VWS bezuinigt op onze pandemische paraatheid. Kan de minister reflecteren op die integraliteit?
Voorzitter. ODA is belangrijk om de Sustainable Development Goals in 2030 te bereiken. Dat gaat op deze manier niet lukken. Alleen al voor klimaatfinanciering blijft van de geplande 380 tot 470 miljoen slechts 200 miljoen over. Oxfam Novib berekende dat de Nederlandse fair share 2 miljard euro is, gebaseerd op onze economische draagkracht en historische emissies. Nederland komt haar afspraken niet na. Hoe is dat te verklaren volgens de beginselen van goed en behoorlijk bestuur? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Klimaatgeneraal Middendorp noemde ontwikkelingssamenwerking en Defensie twee kanten van één munt. Hij benadrukte dat tachtig jaar vrijheid ongekend is in de Nederlandse geschiedenis. We zijn er inmiddels aan gewend geraakt, ook aan de welvaart die die vrijheid met zich meebracht, maar zo'n vreedzame periode is niet vanzelfsprekend. Dat de geopolitieke assen nu aan het kantelen zijn, is niet iets wat wel overwaait. Het beeld dat hij schetste was dat van een groeiende wereldbevolking die steeds meer water, voedsel, ruimte en energie nodig heeft, terwijl de grondstoffen juist afnemen. Dat leidt tot spanningen. Door klimaatverandering wordt het deel van de wereld waar je nog goed kunt leven ernstig verkleind. Hij noemde Somalië als voorbeeld van een gebied waar extreme droogte zorgt voor grote problemen. Bewoners hebben te maken met stervend vee en mislukte oogsten en trekken vervolgens naar de steden. De stap naar conflict, extremisme en migratie is dan nog maar heel klein. Hoe denkt de minister daarover? Graag een reactie.
De heer Middendorp waarschuwde ook dat onze producten voor een groot deel uit Zuid-Azië komen. Dat is een gebied met veel overstromingen. De ontwikkelingsgelden zouden alleen al daarom moeten worden ingezet voor klimaatadaptatie, ook in ons belang.
Voorzitter. Onze fractie maakt zich ook zorgen over de keuze van de minister om de steun aan vrouwenrechten en gendergelijkheid volledig te stoppen, zeker nu er wereldwijd al zwaar wordt gekort op deze programma's vanwege de ontmanteling van USAID door Trump. Daarmee kiest de minister voor ondermijning van decennia aan nodige vooruitgang en schaadt zij de belangen van Nederland en onze internationale reputatie op dat punt. Vrouwen zijn essentieel voor stabiele democratieën. Er is een direct verband tussen sociale vooruitgang, waaronder gendergelijkheid, economische vooruitgang en veilige en stabiele democratieën. Toch stopt de minister met UN Women en met projecten die vrouwen stimuleren om de politiek in te gaan, ook als ze cruciaal zijn voor het ondersteunen van de rechten van vrouwen en meisjes wereldwijd. Ook in het onderwijs en het maatschappelijk middenveld wordt flink gesneden. De minister maakt deze keuze terwijl de VN-rapporteur vorige week nog de noodklok luidde omdat de rechten van vrouwen en meisjes wereldwijd onder grote druk staan en genderdiscriminatie diep verankerd blijkt. Onze fractie vindt het onverteerbaar dat de minister het toelaat dat de situatie voor deze mensen wereldwijd verslechtert. Kan de minister deze keuze toelichten? Graag een reactie.
De minister stelt dat Nederlanders helemaal niet zitten te wachten op geld dat naar ontwikkelingssamenwerking gaat, omdat alles toch maar aan de strijkstok zou blijven hangen. Hoe verklaart de minister dan de ruim 4 miljoen Nederlandse donateurs, die jaarlijks met overtuiging doneren aan ngo's? In die ngo's wil deze minister radicaal snijden. Denk aan UNICEF, Oxfam Novib, Cordaid en Edukans. Graag een reactie.
Voorzitter. De minister gaat 10% korten op de ambassades, terwijl op de ambassadeursconferentie van 21 april in Den Haag al duidelijk werd dat veel ambassadeurs daar zorgen over hebben. Deze korting zal schadelijk zijn voor onze geopolitieke invloed. Landen als China en Rusland kunnen daarmee in de kaart gespeeld worden. De opmars van die grootmachten in Afrika en Azië valt niet te ontkennen, zeker niet wanneer de VS en Europese landen, zoals Nederland, zich daar terugtrekken. Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Ik heb nog een vraag, over gebonden hulp. Dat is een niet-geoorloofde vorm van staatssteun. De minister antwoordde op onze vragen over mogelijke bestedingsdwang ten gunste van het Nederlandse bedrijfsleven dat "alle uitgaven in het kader van ontwikkelingshulp voldoen aan de criteria van de OESO." Toch lijkt de minister aan te sturen op gebonden hulp, waar de OESO, de VN en de EU tegen zijn. Ook de afgelopen kabinetten waren hiertegen. Ik wil de minister vragen om in dat kader te reageren op haar uitspraak tijdens de begrotingsbehandeling van BHO in de Tweede Kamer op 20 november jongstleden, namelijk: "Een ander voorbeeld is het DRIVE-programma voor infrastructuur. Ook daarbij focussen we op sectoren waarin Nederland goed is, zodat contracten logischerwijs naar Nederlandse bedrijven gaan. Daar sturen wij op."
Voorzitter. Oud-CDA-minister Grapperhaus is nu werkzaam voor Cordaid. Hij noemde de bezuinigingen "onchristelijk en asociaal". Toch stemden de SGP en het CDA, partijen die barmhartigheid belijden, in de Tweede Kamer voor dit hardvochtige beleid. Mijn fractie hoopt dat deze fracties in dit huis een andere keuze zullen maken en zullen zien dat deze bezuiniging niet gerechtvaardigd is.
Voorzitter. Ik sluit af met het Mercosur-verdrag. Er zijn in de Tweede Kamer moties aangenomen die de minister oproepen om het Mercosur-verdrag niet te tekenen. Toch weigert zij vooralsnog om een duidelijk standpunt in te nemen. Mijn fractie vraagt de minister om de wens van de Tweede Kamer, boeren, vakbonden en het maatschappelijk middenveld te respecteren en om te stoppen met deze achterhaalde handelspolitiek. Graag een reactie van de minister daarop, ook gegeven het feit dat de BBB-fractie, die niet meedoet aan het debat, faliekant tegen het Mercosur-vedrag is.
Voorzitter, tot slot. Voorts ben ik van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. De heer Van Gasteren namens de BBB-fractie.
De heer Van Gasteren i (BBB):
Ik kan het niet laten om toch even een vraag te stellen aan de heer Koffeman. Hij zegt: we zouden niet gebonden moeten uitgeven. Heeft hij enig idee hoeveel van alle ODA-budgetten wereldwijd wordt besteed volgens gebondenheid?
De heer Koffeman (PvdD):
Jazeker, dat is aanzienlijk. Maar het is verboden om er bestedingsdwang op los te laten. Het is dus helemaal niet verboden om te kiezen voor het Nederlandse bedrijfsleven, maar wel om die voorwaarden te stellen.
De heer Van Gasteren (BBB):
Wereldwijd wordt 20% van alle budgetten gebonden en deels ook verplicht besteed. De landen in de top vijf bevinden zich in Europa, variërend van Griekenland met 100% tot Oostenrijk met 55%. Dat wil niet zeggen dat het goed is, maar ik wil vandaag toch ook bepleiten dat we er een beetje voor moeten oppassen dat we niet overal bovenaan het lijstje willen staan. De 0,66% die Nederland nu uitgeeft aan ontwikkelingshulp wordt, als ik het vandaag goed heb begrepen, 0,44%. Daarmee dalen we wereldwijd slechts van plek zes naar plek zeven. Volgens mij moet je, als er toch al gekozen moet worden in de wereld, ook een beetje opkomen voor je eigen mensen. Ik weet niet of u het rapport van het Nibud kent ...
De voorzitter:
Meneer Van Gasteren, u heeft zich niet ingeschreven. U kunt dus een korte interruptie plaatsen, maar geen spreekbeurt houden.
De heer Van Gasteren (BBB):
Nee, dat begrijp ik. Kent u het rapport van het Nibud van vorig jaar? Het heet Geldzaken in de praktijk.
De heer Koffeman (PvdD):
Het Nibud heeft vorig jaar heel wat rapporten afgescheiden. Ik ken die niet allemaal. Ik weet dus niet precies waar u op doelt.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Gasteren.
De heer Van Gasteren (BBB):
Er werd gerefereerd aan de 4 miljoen mensen die geld doneren. Het is heel goed dat mensen dat vanuit hun eigen portemonnee doen. Helaas kan 32% van de huishoudens in Nederland niet rondkomen. Dat is een ander gegeven. Ik denk dat de minister en het kabinet een goede balans maken.
De heer Koffeman (PvdD):
Ondanks het feit van 32% van de Nederlanders in armoede leeft, doneren 4 miljoen Nederlanders met overtuiging aan ontwikkelingsorganisaties en ngo's. Volgens mij maakt dat duidelijk dat het draagvlak daarvoor heel groot is in Nederland.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Ik heb mijn collega volgens mij goed verstaan. Hij zegt: we moeten dat Mercosur-verdrag maar niet gaan tekenen, want dat is een ouderwets verdrag. Dat vond de Partij voor de Dieren ook bij het CETA-verdrag. Eigenlijk is er dus überhaupt geen handelsverdrag te sluiten. Is er in uw partij geen voortschrijdend inzicht aanwezig over dat trade instead of aid juist een heel goed middel is om sommige landen op weg te helpen naar een betere toekomst? Moet de inrichting van het handelsbeleid niet worden heroverwogen, nu de ene dag door meneer Trump — je weet nooit wat er kan gebeuren — invoerheffingen van 50% op bepaalde producten worden geheven, die de andere dag weer worden afgeschaft enzovoort enzovoort? Hoe moet dat nieuwe handelsbeleid er dan uitzien volgens de Partij voor de Dieren? Dat vraag ik me af.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik ben heel blij met deze vraag. Een kort antwoord daarop volstaat niet.
De voorzitter:
Ik ga u toch vragen om een kort antwoord te geven.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik probeer het zo kort mogelijk te doen. In onze partij is er veel sprake van voortschrijdend inzicht. Dat voortschrijdend inzicht wordt ook gevoed door de handelsoorlogen die op dit moment plaatsvinden onder auspiciën van Trump en de zijnen. Dat brengt ons ertoe dat er veel meer regionaal geproduceerd zou moeten worden, dat er veel meer zelfvoorzienendheid moet zijn en dat wij niet met ons handelsbeleid de markten in bijvoorbeeld Afrika moeten verstoren waardoor mensen daar geen eigen economie kunnen opbouwen. Wij kijken inderdaad anders naar internationale handel dan de partij van de heer Van Ballekom. Maar het is niet zo dat we geen voortschrijdend inzicht zouden hebben. Juist dat voortschrijdend inzicht kan leiden tot een heel ander handelsbeleid.
De heer Van Ballekom (VVD):
Dat is toch niet echt een antwoord op mijn vraag. Ik zou namelijk graag willen weten hoe dat handelsbeleid — de Europese Commissie heeft daar gelukkig bevoegdheid over; wij hebben daar eigenlijk niet zo vreselijk veel over te vertellen — er in uw filosofie en de filosofie van uw partij uit moet zien. Want Nederland is groot geworden met handel, maar andere landen kunnen daar ook hun voordeel mee doen.
De heer Koffeman (PvdD):
Er zijn natuurlijk een aantal aspecten aan het groot worden van Nederland. Dat is begonnen in de VOC-tijd. Er zijn ook een aantal dingen waarvan wij zeggen: we zijn er wel groot mee geworden, maar we zijn er niet heel erg goed mee bezig geweest. Het is bijvoorbeeld zo dat de producten van de veehouderij in Nederland voor 80% worden geëxporteerd. De oud-minister van Landbouw, Cees Veerman, zei: "Het hele systeem is vastgelopen. We exporteren enorme hoeveelheden vlees en zuivel, we importeren enorme hoeveelheden veevoer uit voormalig regenwoud en met de troep, 80 miljard kilo mest, blijven we zitten." Daar zouden we voortschrijdend inzicht op moeten loslaten.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Van Ballekom. Nee? O, toch wel.
De heer Van Ballekom (VVD):
Ik weet nog steeds niet hoe handelsbeleid bij de Partij voor de Dieren eruit moet zien. Dat blijft in mijn ogen toch een heel vaag begrip.
De heer Koffeman (PvdD):
Daar gaan we het dan kortheidshalve een keertje bij het diner over hebben.
De heer Van Ballekom (VVD):
Dat lijkt me een goed idee.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Ten slotte is het woord aan de heer Dessing namens Forum voor Democratie.
De heer Dessing i (FVD):
Voorzitter. Minister, wij onderschrijven de complimenten die onze Tweede Kamerfractie overbracht op dit ministerie voor de binnengehaalde bezuiniging van, zoals we vandaag hebben gehoord, 319 miljoen dit jaar. Onze fractie is ook tevreden met de bezuiniging op subsidies voor ngo's en met het uitgangspunt dat de handelspositie van Nederland en het internationale vestigingsklimaat prioriteit krijgen in deze begroting. Trade instead of aid, zoals net ook al werd genoemd.
Maar voor een goed internationaal vestigingsklimaat is wel een goede connectiviteit op onze nationale luchthaven Schiphol noodzakelijk. Heeft deze minister hier overleg over met haar collega van Infrastructuur in het kader van de aanstaande beperking van het aantal vluchtbewegingen op de luchthaven Schiphol? Graag een reactie.
Hoewel er inderdaad sprake is van een stap in de goede richting, heeft onze fractie nog wel bedenkingen bij veel van de beleidsmatige aannames die in de artikelen van deze begroting zijn opgenomen naar de komende jaren toe. Wat dit betreft sluit dit verhaal, waar met name de coalitiepartij PVV tegenaan loopt, perfect aan op ons relaas van vorige week. De verbindingen met transnationale organisaties maken dat, hoewel er dus op korte termijn gesneden kan worden, dit op de middellange tot langere termijn ongedaan gemaakt kan worden, vanwege de internationale verplichtingen die we ook onder dit kabinet klakkeloos aan lijken blijven te gaan.
Ik geef hiervan twee voorbeelden voor de burgers thuis. In beleidsartikel 1 staat onder de stimuleringsverantwoordelijkheid van de minister het volgende. Ik citeer: "Het stimuleren van het bedrijfsleven en kennisinstellingen, Nederlands en in ontwikkelingslanden, om met hun internationale activiteiten bij te dragen aan oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen, waaronder de Sustainable Development Goals van de VN." Einde citaat.
Het gaat hier om bijvoorbeeld het bevorderen van sociale vooruitgang en het bevorderen van duurzame ontwikkelingen. Iets verderop, in het tweede beleidsartikel, staat geschreven over de financieringsverplichting van de minister. Ik geef wederom een citaat: "De programma's worden uitgevoerd door multilaterale instellingen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen, (lokale) overheden, centrale uitvoerders (...), in consultatie en samenwerking met andere donoren (waaronder ... USAID ...) en via publiek-private partnerschappen." Einde citaat.
Dat er fundamenteel niets lijkt te veranderen aan deze ministeriële verplichtingen op de langere termijn, werd vorig jaar pijnlijk onderschreven doordat deze minister namens Nederland geen bezwaar heeft aangetekend tegen het Pact for the Future. Daarna heeft de EU het bevorderen van de SDG's geïmplementeerd. Nederland heeft zich daar dus ook aan gecommitteerd. Iedere Nederlander voelt inmiddels hoe vrijblijvend pacts zoals bijvoorbeeld het EU-Migratiepact in juridische zin zijn. Dit merken Nederlanders onder andere heel duidelijk aan de azc's die uit de grond schieten in alle gemeenten, die eveneens het gevolg zijn van internationale verplichtingen. Onze fractie vraagt dan ook via deze weg aan de minister om uit te leggen op welke wijze geborgd zou kunnen worden dat de voorgenomen bezuinigingen niet alsnog via internationale verplichtingen kunnen worden teruggedraaid. Kan zij garanderen dat er nu geen juridische verplaatsing van het budgetrecht op deze terreinen in de hand zal worden gewerkt? Wat wordt er nu concreet gedaan zodat Nederland niet uiteindelijk linksom alsnog diep in de buidel moet tasten?
Voorzitter. In het antwoord dat wij kregen op onze vragen over de heuglijke situatie van het praktisch ontmantelen van het zojuist genoemde USAID, zei het ministerie het volgende: "We inventariseren momenteel nog wat de gevolgen zijn voor de Nederlandse ontwikkelingshulpprogramma's. We doen dat ook in EU-verband, samen met EDEO en de andere lidstaten." Dit was een antwoord op de vraag of er inmiddels inzicht in is of Nederlandse activiteiten in de toekomst helemaal niet meer door kunnen gaan door de ingreep bij USAID. We vragen naar de "Nederlandse activiteiten". Welke grip hebben wij als Nederland nog op dat wat dit ministerie in samenwerking met andere ministeries aanstuurt? Hoelang moeten de Kamers nog wachten op duidelijkheid? Is het wel verantwoord om nu al deze begroting vast te stellen als wij nog zo afhankelijk zijn van wat alle organisaties om ons heen besluiten naar aanleiding van de politieke aardverschuiving die momenteel in de Verenigde Staten plaatsvindt? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter, ik rond af. De PVV heeft binnen het budgetrecht van de Nederlandse Staat er alles aan gedaan om met name ontwikkelingshulp terug te dringen. Wij waarderen die inzet. Alleen ziet Forum voor Democratie wel dat de uiteindelijke oplossing zit in de beperking van het budgetrecht, die in de ministeriële verantwoordelijkheid tot uiting komt. Het doel van deze begroting is op de langere termijn niet met ombuigingen te realiseren, vrezen wij. We moeten de multilaterale handelsverdragen opzeggen en aansturen op unilaterale of bilaterale verdragen. We moeten stoppen met subsidies aan non-gouvernementele ontwikkelingshulporganisaties en stoppen met subsidies aan activistische clubs die het regeringsbeleid ondermijnen. Dit is de enige manier om het tij echt te kunnen keren.
We kijken uit naar de beantwoording van de minister. Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dessing. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering voor de dinerpauze tot 19.15 uur.
De vergadering wordt van 18.11 uur tot 19.15 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Thans komen we bij het antwoord van de regering in eerste termijn. Ik geef het woord aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
Minister Klever i:
Voorzitter, dank u wel. Het is een eer weer in uw Kamer te verschijnen, nu als minister, want ooit was ik hier zelf senator. Het voelt dus toch een beetje als thuiskomen.
Uw Kamer hecht aan grondige plannen en zuivere procedures. Hierop vinden wij elkaar. We spreken vandaag over mijn begroting voor 2025, voor zowel Buitenlandse Handel als Ontwikkelingshulp. Ik snap heel goed dat sommigen van u het over meer willen hebben dan alleen over de begroting van dit jaar, zeker als het gaat om ontwikkelingshulp. Maar zoals u weet, ligt mijn beleidsbrief daarover nu voor in de Tweede Kamer. De inhoudelijke discussie daarover wil ik dus eerst daar voeren. Dat neemt niet weg dat ik u vandaag graag meenemen in de keuzes die we gaan maken. Echter, het definitieve mandaat van de Tweede Kamer is wel eerst nodig. Dat bespreek ik donderdag in de Tweede Kamer.
Het uitgangspunt van mijn beleid wordt gevormd door de afspraken uit het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma. Die voer ik zorgvuldig uit, met respect voor eerdere afspraken en voor de verplichtingen die Nederland is aangegaan. Maar we gaan wel scherpe keuzes maken, want dat is nodig. De financiële middelen zijn beperkt en we kunnen elke euro van de belastingbetaler maar één keer uitgeven. Daarom stelt dit kabinet duidelijke prioriteiten. Deze discussie draait om meer dan alleen geld. Het gaat ook over hoe Nederland zijn handels- en ontwikkelingsbeleid vormgeeft. In een steeds onvoorspelbaarder wereld is het van groot belang dat we onze inzet effectiever maken en sterker koppelen aan wat voor Nederland belangrijk is. We gaan dus ook veel gerichter tewerk.
Voordat ik verderga, wil ik de senatoren bedanken voor hun vragen in de eerste termijn. Het waren er 176 bij elkaar, dus het antwoord kan misschien even duren. Hun scherpe blik waardeer ik zeer en ik zal mijn best doen om alle vragen te beantwoorden. Sommige vragen zal ik samennemen, als dat mogelijk is. Ik heb mijn bijdrage vandaag als volgt opgebouwd. Eerst geef ik u een korte inleiding op mijn twee portefeuilles, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Daarna ga ik over tot de beantwoording van de vragen. Dat zal ik doen in negen blokjes, waarvan deze inleiding het eerste blokje is. Ik geloof dat de voorzitter het lijstje heeft.
De voorzitter:
Ik heb nog geen lijstje.
Minister Klever:
O, dan hoop ik dat dat naar u toe komt.
De voorzitter:
Dat hoop ik ook, want dan kan ik de orde een beetje bewaken.
Minister Klever:
Ik zal de blokjes even opnoemen. Blokje één is de inleiding, blokje twee is handel, inclusief tarieven en Mercosur, blokje drie is begroting, bni en ODA, blokje vier is de rol van Nederland in de wereld, de VS en de EU, blokje vijf is het beleidskader voor het maatschappelijk middenveld, blokje zes is vrouwenrechten, gender en gezondheid, blokje zeven is humanitaire hulp, migratie en conflict, en daar zit ook UNRWA bij, blokje acht is binding en blokje negen is overig, en daar zit onder andere klimaat bij.
Voorzitter. Graag begin ik met een reflectie op het eerste deel van mijn portefeuille: handel. Handel is voor Nederland van onschatbare waarde. Onze bedrijven verdienen jaarlijks ruim 330 miljard euro in het buitenland, en dat is meer dan een derde van ons nationale inkomen. Miljoenen Nederlanders bouwen hun toekomst op werk dat direct of indirect voortkomt uit onze export. Meer handel betekent meer banen en meer banen betekenen meer zekerheid. Daarom heeft dit kabinet een positieve handelsagenda. Wij zetten alles op alles om onze ondernemers in het buitenland te helpen slagen. Mijn handelsbudget blijft dus intact. Ik ben ook blij dat het gelukt is om extra geld, 100 miljoen euro, vrij te maken voor Invest International. Daarmee geven we onze ondernemers een extra duwtje in de rug.
Voorzitter. Juist vanwege onze handelsagenda was ik vorige week in Washington. Een aantal van uw leden vroeg hiernaar. Ik heb daar kennis gemaakt met de nieuwe handelsvertegenwoordiger, Jamieson Greer. Natuurlijk heb ik daar ook mijn zorgen geuit over de aangekondigde handelstarieven van de VS en heb ik het standpunt van de EU hierover herhaald. Ik begrijp dat de VS hun belangen bewaken, net zoals wij dat doen, maar ik ben ervan overtuigd dat onze belangen op veel gebieden ook overeenkomen. Nederland is een grote investeerder in de VS, de grootste afgelopen jaar. Onze handels- en investeringsrelatie levert meer dan 250.000 Nederlanders een baan op en het levert bijna een miljoen banen op in de VS. Ik kan u dus één ding beloven: Nederland blijft investeren in een goede handelsrelatie met de VS. We blijven zoeken naar oplossingen om tarieven te vermijden. Daarbij verzeker ik u ook dat we handelsmaatregelen inzetten als het nodig is om ons bedrijfsleven te beschermen. Dit doen we eensgezind in EU-verband.
Voorzitter. Dit sluit naadloos aan bij de beleidsbrief Handel die ik dit voorjaar naar de Kamer zal sturen. Juist in deze tijden hebben we een kabinet nodig dat krachtig opkomt voor het Nederlandse verdienvermogen, een kabinet dat onze economie weerbaar houdt en dat pal staat voor onze ondernemers. Vanuit mijn portefeuille zal ik daaraan bijdragen met assertieve economische diplomatie, een actieve handelspolitiek en in nauwe samenwerking met bestaande en nieuwe internationale partners, want zet je handel op één, dan zet je Nederland op één.
Voorzitter. Dat brengt mij bij het tweede deel van deze begrotingsbehandeling over 2025: ontwikkelingshulp. In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken om structureel 2,4 miljard euro te bezuinigen. In 2025 gaat het daarbij om zo'n 300 miljoen euro. Dat is een pro rata bezuiniging, dus alle budgetten worden met hetzelfde percentage gekort. Die keuze is gemaakt om een zorgvuldige invulling van de meerjarige bezuinigingen uit te kunnen werken. Die keuze hebben we ook gemaakt om geen juridische contracten open te breken, omwille van goed bestuur.
Goed bestuur is ook een leidraad geweest bij de bezuiniging op het subsidiekader Versterking Maatschappelijke Middenveld, voor de financiering van ngo's en maatschappelijke organisaties door de overheid, het zogenaamde VMM-kader. Dat loopt eind dit jaar af. Omdat ik betrokken organisaties bijtijds duidelijkheid wilde geven, heb ik vorig jaar een keuze gemaakt over de toekomst van dat kader. Daarover zijn de betrokken organisaties tijdig geïnformeerd. Dat was ook de expliciete wens van de Tweede Kamer en van de organisaties zelf. De steun via dit subsidiekader is 30% van de totale financiering die naar het maatschappelijk middenveld gaat. Een deel daarvan blijft overeind, daar waar het onze beleidsdoelen dient. De overige 70% van de financiering van ngo's gaat via andere subsidiekaders. Ik stuur namelijk op beleidsdoelstellingen. Financiering van maatschappelijke organisaties is geen doel op zich. Daarnaast vind ik het ook belangrijk dat niet-gouvernementele organisaties hun eigen broek kunnen ophouden en niet afhankelijk zijn van de overheid. Waar maatschappelijke organisaties de meest geschikte partners zijn, blijven ze natuurlijk gewoon onderdeel van ons beleid.
Daarmee kom ik bij mijn nieuwe beleid op ontwikkelingshulp. De beleidsbrief hierover lag op 21 februari bij uw Kamer en deze week, donderdag, is het debat hierover met de Tweede Kamer. Zonder vooruit te lopen op dat debat wil ik toch graag enkele hoofdgedachten met u delen. Dit kabinet bezuinigt niet alleen. We brengen focus aan en daarmee maken we de Nederlandse impact zo groot mogelijk. Dit doen we, zoals gezegd, met respect voor lopende contracten en verplichtingen. Dit is mijn introductie, dus de vragen komen zo. Ook maken we het beleid relevanter voor Nederlandse belastingbetalers. We koppelen ontwikkelingshulp uitdrukkelijk aan de langetermijnbelangen van Nederland.
Voortaan zijn drie Nederlandse belangen ons uitgangspunt, zoals ook de heer Hartog aanstipte. Eén: handel en economie. Twee: veiligheid en stabiliteit. Drie: het tegengaan van migratie. Daarbij zoeken we nadrukkelijk samenwerking waar zowel Nederland als ontvangende landen van profiteren.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Ik wil even terug in het betoog van de minister over de maatschappelijke organisaties. U zei dat het ondersteunen van maatschappelijke organisaties geen doel op zich is. Moet ik het dan zo begrijpen dat de opbouw van civil society in landen waar sprake is van enorm onderdrukkende situaties en waar vrouwenorganisaties zich willen organiseren, geen onderdeel meer is van uw beleid?
Minister Klever:
Ik was nog met mijn inleiding bezig. Ik kom zo op de vragen, ook heel specifiek op deze vraag. Als u het goed vindt, maak ik eerst de inleiding af. Ik kan er wel kort op ingaan. Er wordt bezuinigd op de versterking van het maatschappelijk middenveld, maar er wordt ook meer focus aangebracht. Dit betekent dat we een aantal projecten en een aantal instrumenten wel laten doorgaan, zoals onder andere het ondersteunen van vrouwenrechten. Daar komt een nieuw beleidskader voor.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Mag ik de woorden van de minister dan zo begrijpen dat het opbouwen van civil society nog steeds een van de beleidsdoelen is, maar dat u daarop bezuinigt?
Minister Klever:
Versterking van het maatschappelijk middenveld is opbouw van civil society, zoals mevrouw Karimi dat zegt. We gaan een aantal nieuwe instrumenten uitwerken, maar ze worden wel op een andere manier uitgewerkt. Er zal veel meer focus op een aantal punten komen — ik kom daar zo op — maar ook zullen we een heleboel tussenlagen weghalen. We gaan er een heel stuk bureaucratie tussenuit halen. Daarnaast gaan we geen lobby meer financieren in Nederland en bij de VN. We gaan alleen nog lobby in de ontwikkelingslanden financieren.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik probeer toch een beetje duidelijk te krijgen wat dan het doel van het beleid is. Op instrumenten komen we terug, zoals de minister dat ook zegt. Zeggen dat "het ondersteunen van maatschappelijke organisaties niet meer mijn doelstelling is", is wat genuanceerder. Misschien heeft u op bepaalde terreinen een keuze gemaakt, maar de opbouw van maatschappelijke organisaties blijft een onderdeel van de doelstellingen van het beleid.
Minister Klever:
Ik wil daar best op ingaan, maar als u het goed vindt, maak ik eerst mijn betoog af. Daarna ga ik wat uitgebreider in op het maatschappelijke middenkader dan nu even hapsnap. Dat valt onder blokje 5. Met uw goedvinden ga ik door.
We richten ons verder alleen nog op de dingen die Nederland goed kan. Dat gaat niet alleen om het maatschappelijke middenkader, maar met het totale pakket aan ontwikkelingshulp richten we ons op de dingen die Nederland goed kan. Dat zijn watermanagement, voedselzekerheid en gezondheid. Op die thema's blinkt Nederland uit en willen landen graag met ons samenwerken. Ook liggen daar de grootste kansen voor onze bedrijven. Het laatste thema "gezondheid" heb ik toegevoegd aan de thema's die zijn vastgelegd in het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma. Deze keuze is mede ingegeven door de brede wens van de Tweede Kamer. Daarbij richt ik me specifiek op de gezondheid van vrouwen en meisjes, want toegang tot gezondheidszorg helpt om de ongelijkheid voor vrouwen en meisjes te verkleinen.
Voorzitter. Tot slot heb ik ervoor gekozen om een grote donor te blijven op humanitaire hulp. Dit blijft een belangrijk onderdeel van mijn beleidsinzet en om alle misverstanden uit de weg te helpen: de humanitaire hulp hoeft niet de Nederlandse belangen te dienen. Mijn nieuwe beleid gaat dus niet alleen over minder, maar ook over beter en gerichter. De meest kwetsbaren in de wereld verliezen we daarbij niet uit het oog.
In mijn korte tijd als senator, 471 dagen om precies te zijn, heb ik toch veel kunnen leren. Een van die dingen is dat zelfs aan het geduld van senatoren een einde komt. Ik sluit daarom mijn inleiding af en ga met veel plezier over tot de beantwoording van de 176 vragen.
De voorzitter:
Gaat uw gang, zou ik zeggen
Minister Klever:
Ik moet even mijn mapje verwisselen. Het eerste blokje is handel, handelstarieven en Mercosur. Met uitzondering van de aangekondigde 25% importtarieven op alle Amerikaanse import van aluminium en staal, waaronder de import uit de EU, die per 12 maart, morgen dus, in werking treden, gelden op dit moment nog geen concrete importtarieven op Europese goederen. President Trump heeft daar wel meermaals mee gedreigd, maar er is nog niets officieel vastgesteld. Wij houden de situatie natuurlijk nauwlettend in de gaten. Extra importtarieven creëren verstrekkende economische verstoringen, ook voor de VS zelf. De Europese Commissie treedt namens de EU op en staat open voor dialoog en samenwerking met de VS. De EU-VS-handelsrelatie is in omvang de grootste ter wereld. Er staat dus veel op het spel. Mocht het tot extra importtarieven op Europese goederen komen, dan is het belangrijk dat de EU robuust, proportioneel en de-escalerend reageert om de economische belangen te verdedigen. De EU-eensgezindheid is en blijft daarbij van groot belang.
Dan de vragen. De heer Van Rooijen vroeg: wil de minister bevorderen dat noch de financiële sector noch de overheid hypocriet te werk kan gaan met onze nationale veiligheid in het geding? Dat gaat over de oorlog in Oekraïne en geopolitieke ontwikkelingen. Die hebben ons helaas laten zien dat er een noodzaak is om onze veiligheid en onze weerbaarheid te versterken. Dat betekent ook dat de defensie-industrie versterkt moet worden. Daar werkt het kabinet hard aan, nationaal en ook in EU-verband. Zo wordt er op dit moment door het ministerie van Defensie en het ministerie van Economische Zaken gewerkt aan een nieuwe defensie-industriestrategie. De verantwoordelijkheid voor handelsbevorderingen en het positioneren van de defensie-industrie ligt bij de ministeries van EZ en Defensie. De door u genoemde zorgen rond de financiële uitdagingen zal ik daarom graag doorgeven aan mijn collega's van EZ en Defensie. Zij organiseren specifiek op de defensiesector gerichte missies en beursdeelnames.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Dank aan de minister voor dit antwoord. Mijn vraag was heel concreet toegespitst op het punt dat mij uit het verleden bekend is dat tot op het hoogste niveau de industriële bedrijven op defensiegebied probeerden met contracten in het buitenland aan de slag te gaan en dat er bij Buitenlandse Handel dan werd gezegd: defensie is eigenlijk niet helemaal ons ding. Die bedrijven konden ofwel geen contracten sluiten of, als zij dat wel deden, werd de hele nazorg, de aftersales zeg maar, bemoeilijkt, waardoor langzamerhand het beeld ontstond dat onze defensiebedrijven niet aan de bak konden omdat het buitenland dacht: daar zit geen draagvlak bij. Dat was de achtergrond. Neemt de minister dat signaal ook mee naar Defensie en Economische Zaken?
Minister Klever:
Jazeker. Ik zal dat meenemen. De geopolitieke veranderingen zijn dusdanig dat de noodzaak om voor onze veiligheid en weerbaarheid op te komen zo groot is dat dit zeker een punt van aandacht is.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar erkent de minister ook dat mijn vraag een beetje gebaseerd was op signalen die ik kreeg hoe er de afgelopen jaren in gesprekken werd gekeken naar wat bedrijven op dat gebied konden doen? Begrijp ik dat de minister nu zegt: ik zal aan de betrokken bewindslieden doorgeven dat dat niet meer gebeurt?
Minister Klever:
Ik ben het helemaal eens met de heer Van Rooijen dat dat niet meer opportuun is in deze tijd en dat we juist moeten zorgen voor versterking van onze defensie en onze weerbaarheid. Het oude beleid is niet meer van deze tijd.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Is dat een toezegging van u?
Minister Klever:
Ik ben dat met u eens en ik zal het doorgeven aan de collega's van EZ en Defensie.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar is het een toezegging?
Minister Klever:
Als u het doorgeven aan de collega's die erover gaan als een toezegging wilt zien, kunt u dat als een toezegging zien.
Voorzitter. Over Mercosur waren er vragen van de fracties van GroenLinks-PvdA en de Partij voor de Dieren. Uw Kamer ontvangt in het voorjaar een kabinetsappreciatie van het Mercosur-verdrag, waarin alle voor- en nadelen worden meegenomen. Momenteel zijn de teksten van het buitenlandpolitieke deel van het Mercosur-verdrag nog niet gepubliceerd. Voor een volledige appreciatie zijn ook die teksten noodzakelijk. Nederland dringt in Brussel ook aan op publicatie hiervan. De afspraken in het akkoord raken aan verschillende beleidsterreinen, van veiligheid en migratie tot bescherming van de Europese markt. Het kabinet gaat vanzelfsprekend met uw Kamer in gesprek over de appreciatie en neemt pas daarna een formeel standpunt in, voordat besluitvorming van de Raad aan de orde is, zoals ook de VVD-woordvoerder wenste.
Dan de uitvoering van de motie-Teunissen. Het kabinet communiceert het afwijkend standpunt van de Kamer in Brussel en ook in contacten met individuele lidstaten, zowel voor- als tegenstanders van het akkoord.
Mevrouw Karimi vroeg ook nog naar de Nederlandse positie en sprak over het feit dat Argentinië wil uittreden. De grondhouding van het kabinet ten aanzien van handelsakkoorden in algemene zin is positief, maar voor Mercosur ligt de zaak iets anders. Er leven in Nederland heel veel zorgen. De Tweede Kamer heeft een duidelijk signaal afgegeven dat Nederland tegen een EU-Mercosur-akkoord moet zijn. Maar goed, ik verwijs graag naar de kabinetsappreciatie die dit voorjaar wordt verstuurd en waarin alle voor- en nadelen worden meegenomen.
De heer Dessing sprak over het vestigingsklimaat in Nederland en de connectiviteit op Schiphol. Hij vroeg of ik hierover overleg heb met mijn IenW-collega in het kader van de beperking van de vluchtbewegingen op Schiphol. Jazeker, zeg ik tegen de heer Dessing, daar heb ik intensief overleg over met mijn collega Barry Madlener van IenW. Ook in de ministerraad wordt er uitgebreid over gesproken. Daar worden ook de gevolgen voor het vestigingsklimaat besproken. De zorgen daarover worden daar met elkaar gedeeld.
De heer Dessing i (FVD):
Dank voor dit bemoedigende antwoord. Kan ik uit het antwoord begrijpen dat de minister zich er hard voor maakt dat het risico van het verminderen van het aantal vluchtbewegingen de connectiviteit en daarmee de positie van Nederland in het buitenland kan aantasten?
Minister Klever:
Dat is een zorg die ik meermaals heb gedeeld met de minister van IenW. Schiphol is niet alleen belangrijk als hub voor vluchten, maar vooral ook voor de economische activiteiten die daarvan afhankelijk zijn. Die zorg wordt absoluut meegenomen in de overleggen hierover.
Dan heb ik nog een vraag van de heer Hartog over exportkredietverzekeringen. Hij spreekt over het risico dat andere landen, inclusief de EU-partners, Nederland gaan overtoepen. Binnen het OESO-arrangement voor exportkredieten gelden afspraken over looptijden, trainees en betalingsvoorwaarden. Die afspraken zijn verankerd in EU-regelgeving en gelden voor alle lidstaten. Die afspraken waarborgen een gelijk speelveld tussen de OESO-landen. Daarom zie ik verder geen risico dat de OESO of EU-landen elkaar gaan overtoepen in voorwaarden zoals vastgelegd in het OESO-arrangement. Dat blijkt ook wel, want de afgelopen jaren hebben Nederlandse bedrijven geen beroep gedaan op de matchingfaciliteit. Ik heb dus geen aanleiding om te denken dat daar een ongelijk speelveld is.
De voorzitter:
De heer Hartog, namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Ik begrijp wat de minister zegt. Er wordt een fundamentele omslag gemaakt, met steun voor het Nederlandse bedrijfsleven en de focus op het arrangement. Dat is heel goed. Maar andere landen zullen dat ook doen. Zelfs binnen het arrangement heb je methodes om met elkaar te bediscussiëren of het matcht. Kan de minister toezeggen dat ze de vinger aan de pols houdt wat betreft het matchen en dat ze ons informeert als dat matchinginstrument wel weer gevraagd gaat worden door het Nederlandse bedrijfsleven?
Minister Klever:
Ik begrijp de zorgen van de heer Hartog, zeker nu alles in beweging is. Maar er zijn nog geen Nederlandse bedrijven die daar een beroep op hebben gedaan. Als daar wel een beroep op wordt gedaan, is dat natuurlijk ook een signaal aan mij dat er mogelijk geen gelijk speelveld is. Dan zal ik daarop actie ondernemen, indien nodig, indien opportuun. Dit was het blokje handel, tarieven en Mercosur.
Voorzitter. Dan ga ik nu naar het blokje begroting, bni en ODA. De leden Belhirch en Hartog vroegen wat dit kabinet doet met de ODA-prestatie. De meest recente cijfers zijn van 2023. De ODA-prestatie wordt namelijk altijd pas achteraf vastgesteld. In 2023 was de Nederlandse ODA-prestatie 0,66%. Het gewogen gemiddelde van alle EU-DAC-landen was 0,51%. Internationaal was het gemiddelde van de DAC-landen 0,37%. Nederland was zesde van de 32 OESO-DAC-donoren. Nu is het zo dat in 2027, na de bezuinigingen van dit kabinet, de ODA-prestatie van Nederland daalt naar 0,43%. Uitgaande van een gelijkblijvende prestatie van andere landen zou dat betekenen dat Nederland naar plek 13 van de 32 landen zou gaan. Maar andere landen voeren natuurlijk ook forse bezuinigingen op. Je kunt pas achteraf zeggen op welke plek Nederland staat. Het Verenigd Koninkrijk bezuinigt bijvoorbeeld 50%, Frankrijk bezuinigt ook 50%, de VS 90% en België 25%. Uiteindelijk moeten we het dus in 2027 bekijken, maar Nederland zit nog steeds bij een kopgroep van ODA-landen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Wat vindt de minister van deze trend?
Minister Klever:
Ik kan alleen voor het Nederlandse kabinet spreken. In Nederland heeft het kabinet ervoor gekozen om fors te bezuinigen en om meer focus aan te brengen. Ik krijg hier van heel veel senatoren te horen dat het desastreus beleid is, maar ik wil met deze vergelijking aangeven dat Nederland nog steeds bij een kopgroep zit. Er blijft echt nog veel geld over. Dat is misschien niet zoveel geld als een aantal leden hier misschien hadden gewenst en gehoopt, maar er blijft nog steeds 3,6 miljard euro over die wij aan ontwikkelingshulp kunnen besteden. Als je kijkt naar de verhouding met andere landen, dan zie je dat Nederland toch nog bij de groep koplopers hoort qua ontwikkelingshulpbudget.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dat was niet mijn vraag. Mijn vraag was als volgt. Van een minister die medeverantwoordelijk is voor het behalen van de SDG's mag een visie verwacht worden. Ik neem aan dat dat nog steeds een doelstelling van het beleid is. Wat vindt de minister van de trend dat er nauwelijks meer geld beschikbaar is voor het behalen van de SDG's als Frankrijk en andere landen 50% korten, de Verenigde Staten 90% en Nederland 2,4 miljard? Uiteindelijk blijven er voor de agenda van de SDG's nauwelijks meer financiële middelen beschikbaar. Ik vraag dus eigenlijk veel meer naar de visie van de minister: wat vindt u hiervan?
Minister Klever:
Mevrouw Karimi heeft het erover dat er nauwelijks geld beschikbaar is voor de SDG's. Ik weet niet hoe andere landen hun bezuinigingen gaan invullen. Ik kan dus ook niet voorspellen hoeveel geld er voor de SDG's beschikbaar blijft. Dat het minder wordt: ja. Maar het zou best kunnen dat andere landen ook hun geld effectiever gaan besteden, meer focus gaan aanbrengen en meer de dingen gaan doen waar zij goed in zijn, waardoor ze meer voor hun euro's krijgen. Het kan ook zo zijn dat burgers die wel graag meer ontwikkelingshulp hebben, zelf gaan bijdragen, omdat landen bezuinigen op ontwikkelingshulp. Ik kan dat niet voorspellen. Ik weet alleen wat het Nederlandse beleid is. Het Nederlandse beleid is dat er nog 3,6 miljard overblijft, waar we nog heel veel goede dingen mee kunnen doen, dat de SDG's ook nog overeind staan en dat Nederland daar ook zijn bijdrage aan kan leveren. Ik doe het netjes en met respect voor lopende contracten.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, u had zich niet ingeschreven, maar net als bij de heer Van Gasteren geef ik u graag het woord voor een korte interruptie.
De heer Van Hattem i (PVV):
We doen normaal gesproken bijna nooit begrotingsdebatten in deze Kamer, dus vandaar dat wij ons daar niet voor hadden ingeschreven. Ik hoorde dat mevrouw Karimi van GroenLinks-PvdA in deze zaal een opmerking maakte over langjarige trends. Dan wil ik de minister toch het volgende vragen. We hebben in Nederland vanaf de jaren zeventig, sinds Jan Pronk de minister voor Ontwikkelingssamenwerking was, eigenlijk als trendsetter vooropgelopen in beleid, bovenaan gestaan, met het uitgeven van geld aan ontwikkelingshulp. Daar bleven andere landen juist in achter. Als je kijkt naar langjarige trends, zie je dat Nederland altijd het beste jongetje van de klas is geweest en altijd voorop heeft gelopen met ontwikkelingshulp. Nu maken we een keer een pas op de plaats. Is de minister het met mij eens dat dat qua trend niet eens zo heel gek is, omdat we in het verleden juist altijd voor de trend uit hebben gelopen?
Minister Klever:
De heer Van Hattem — dank voor de interruptie — onderstreept eigenlijk wat ik probeer te vertellen, namelijk dat Nederland een van de grote donoren is, dat Nederland de zesde donor was van alle OESO-DAC-landen. Als je ziet dat Nederland de achttiende economie ter wereld is, zou je inderdaad kunnen beredeneren dat het best een stapje minder kan, als je het relatief gaat bekijken. Maar zelfs na de bezuinigingen daalt Nederland naar plek dertien. Dat is eigenlijk nog steeds meer dan je zou verwachten op basis van de grootte van onze economie, ervan uitgaand dat andere landen gelijk blijven, wat niet zo is, want die gaan ook naar beneden. Dus ja, Nederland staat bovenaan de lijstjes. Met deze bezuiniging zal Nederland iets dalen, maar blijft het nog steeds heel goed in de lijstjes scoren.
De heer Dessing (FVD):
Ik hoor de minister zeggen dat de SDG-doelen voor haar nog steeds overeind staan. Dat sluit aan op mijn betoog, waarin ik zei dat we die verplichting op ons hebben genomen door niet te protesteren tegen het EU-pact. Is dat niet in tegenspraak met wat de minister zegt? Aan de ene kant zegt ze dat ze probeert te bezuinigen en dat we minder geld aan ontwikkelingshulp moeten uitgeven, maar aan de andere kant hebben we ons wel gecommitteerd aan de juridische verplichting om de SDG's te steunen. Dan hebben we toch per saldo een situatie waarin we als Nederland nog steeds niet de keuzevrijheid hebben om ons geld uit te geven waaraan we het willen uitgeven?
Minister Klever:
Ik begrijp de zorg van de heer Dessing inzake de internationale afspraken. Het is zo dat al onze programma's bijdragen aan de SDG-doelstellingen: minder armoede, meer voedsel en meer gezondheid. Dat zijn ook de ontwikkelingshulpprogramma's, dus wij dragen daaraan bij. Het is niet zo dat het de leidraad is voor ons beleid. Ons beleid bepalen we zelf als Nederland. We bepalen zelf in hoeverre we bijdragen aan het uitbannen van armoede en het bijdragen aan gezondheid. Het is dus aan Nederland om te bepalen in hoeverre we eraan bijdragen en het is ook aan andere landen om te bepalen in hoeverre zij eraan bijdragen. Het is geen juridische verplichting.
De heer Dessing (FVD):
Ik ben toch een beetje verward door dit antwoord, want volgens mij zijn die SDG's leidend, zeker als je kijkt op EU-niveau. In dat opzicht hebben wij ons gecommitteerd aan de internationale, en in dit geval de Europese, verplichtingen. Daar moet Nederland dan toch aan voldoen? Dan kun je toch niet … Ja, dat zouden wij wel willen als Forum voor Democratie. Ik bedoel dat we zeggen: nou, daar moeten we niet aan voldoen. Maar omdat we ons daaraan gecommitteerd hebben, kunnen we ons daar dus niet aan onttrekken. Daarmee spreekt de minister zichzelf toch tegen?
Minister Klever:
De SDG's, de duurzameontwikkelingsdoelen, zijn een leidraad om grensoverschrijdende uitdagingen aan te pakken. Nederland heeft in 2015, dus onder een vorig kabinet, politieke steun gegeven aan deze doelen, samen met alle andere 192 VN-landen. Zoals u weet, heeft dit kabinet afgesproken dat wij ons aan onze internationale verplichtingen houden. Het is wel aan landen zelf om hun eigen beleid te maken. Daarom maak ik zelf de keuzes qua invulling van mijn beleid en laat ik mij niet leiden door de SDG-agenda.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Om even mijn vorige interruptie te concluderen, ook naar aanleiding van de interruptie van collega Van Hattem. U voert natuurlijk die bezuinigingen door en u bent er ook een beetje trots op dat u 2,4 miljard bezuinigt. Daar is mijn fractie natuurlijk buitengewoon tegen en dat weet u. Maar u vindt het wel belangrijk dat Nederland hoog op die lijstjes blijft. Dat wilt u blijkbaar wel. Klopt dat?
Minister Klever:
In het hoofdlijnenakkoord is afgesproken dat dit kabinet 2,4 miljard euro bezuinigt op ontwikkelingshulp en ik voer dat uit. Maar omdat hier in de Kamer een brede visie heerst dat dat desastreus en verschrikkelijk is, probeer ik in perspectief te plaatsen dat Nederland nog steeds een grote donor is, zeker ook in relatie tot de grootte van onze economie. Niet meer en niet minder.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dus daar heeft u ook geen oordeel over, politiek gezien? Vindt u dat belangrijk of vindt u dat geen belangrijk punt voor Nederland? Ik had het gevoel dat ik u hoorde zeggen dat het wel belangrijk is dat Nederland hoog op die lijstjes blijft.
Minister Klever:
Nee, wat u mij hoorde zeggen, is dat ik het in verhouding zet tot de grootte van het land. Nederland is de achttiende economie ter wereld. Als de bezuinigingen van 2,4 miljard doorgevoerd zijn in 2027, dan belanden wij op plek dertien, mits andere landen niet bezuinigen. Dat doen ze wel, dus waarschijnlijk belanden we op een nog hogere plek. Wat ik hier beoog te zeggen, is dat Nederland nog een grote donor is en ook blijft in verhouding tot andere landen.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Tot slot. Waar staat deze minister dan voor, politiek gezien? Wil ze graag dat de ontwikkelingssamenwerking bijvoorbeeld naar nul gaat? Is dat haar streven als minister?
Minister Klever:
Als minister voer ik de afspraken in het hoofdlijnenakkoord uit. Daarin is afgesproken dat er structureel 2,4 miljard wordt bezuinigd op ontwikkelingshulp. Daarin staat ook waarop we wel meer gaan inzetten: voedsel, water, migratie. Ik sta ervoor dat ik deze bezuinigingen netjes uitvoer, met oog voor juridische verplichtingen, dat ik niet onnodig contracten ga openbreken, dat ik bijvoorbeeld aan alle ngo's die onder het maatschappelijk middenkader vallen, bijtijds aangeef dat er bezuinigd gaat worden, zodat zij meer dan een jaar de tijd hebben om aan de nieuwe werkelijkheid te wennen. Ik sta dus voor de bezuiniging die door de vier partijen is afgesproken in het hoofdlijnenakkoord en ik sta ervoor om dat netjes te doen.
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn namens de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Ik wil toch iets wat helderder krijgen naar aanleiding van de beantwoording van de vragen van collega Dessing. Ik hoorde de minister zeggen: de Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties zijn voor ons geen leidraad voor het beleid. Ik heb net even gekeken op de website van de rijksoverheid. Daar staat: de Nederlandse ontwikkelingshulp is gebaseerd op de zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties. Is het beleid van de minister nu gebaseerd op de zeventien Sustainable Development Goals, de SDG's, en daarmee ook een leidraad? En poogt de minister in haar beleid bij te dragen aan het bereiken van die doelen, ja of nee?
Minister Klever:
De duurzame ontwikkelingsdoelen, de SDG's, zijn een leidraad voor alle landen die zich daarbij aangesloten hebben. Dat zijn alle VN-lidstaten. Uiteindelijk is het aan landen zelf om daar invulling aan te geven. De leidraad voor mijn beleid is wat er in het hoofdlijnenakkoord staat. Dat zijn de bezuinigingen van 2,4 miljard en dat is ook een verlegging van de focus naar voedsel, water, migratie en, zoals in het regeerprogramma staat, gezondheidszorg. Dat is de leidraad.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Goed. Ik constateer dus dat het wel een leidraad is. Ik dacht dat de minister net iets anders zei. Dit is gebaseerd op de duurzameontwikkelingsdoelen, de SDG's. Natuurlijk is het aan de landen zelf om daar invulling aan te geven. Dat is correct. Maar dan neem ik toch aan dat de minister ervoor staat dat het belangrijk is dat we met z'n allen in deze wereld, waaronder Nederland en alle landen die zich gecommitteerd hebben aan die Sustainable Development Goals, de duurzameontwikkelingsdoelen, proberen om die doelen te realiseren, dat we streven naar minder ongelijkheid en armoede in de wereld, naar vrede, naar het tegengaan van klimaatverandering ... Ik ga ze nu niet alle zeventien opnoemen. Daar is de minister dus wel degelijk aan gecommitteerd. Haar beleid moet daar ook aan bijdragen. Is dat correct?
Minister Klever:
Nederland heeft zich gecommitteerd aan die duurzameontwikkelingsdoelen, maar uiteindelijk bepaalt Nederland zelf op welke doelen we gaan inzetten. Als je dan kijkt naar mijn beleid, waarbij het hoofdlijnenakkoord leidend is, zie je dat we inzetten op SDG 2, voedselzekerheid, SDG 3, gezondheid, en SDG 8, economie. Maar Nederland bepaalt dus wel zelf waar we op inzetten en hoeveel we daarop inzetten.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot. Het is een beetje een kwestie van — in het Engels, excuus, voorzitter — having your cake and eating it too. De minister is gecommitteerd en tegelijkertijd neemt ze er ook afstand van.
Maar dan tot slot nog mijn vraag. Ervan uitgaande dat Nederland — ik neem aan dat dat dan ook voor de minister geldt — gecommitteerd is aan het bereiken van deze doelen, erkent de minister dan dat wij door deze bezuiniging van 38% op het ODA-budget minder dan voorheen bijdragen aan het bereiken van die doelen? Het feit dat andere landen dat doen, maakt dat niet minder erg, maar juist erger. Dat betekent namelijk dat die doelen verder uit het zicht raken, omdat ook andere landen bezuinigen op beleid dat bijdraagt aan het bereiken van de SDG's.
Minister Klever:
Ik kan niet voor andere landen spreken. Ik weet het alleen voor Nederland. Wij intensiveren natuurlijk wel op een aantal punten die ook onder de SDG's vallen. Misschien gaan we aan een aantal andere SDG's wat minder bijdragen. Dat is een keuze. Het is een keuze van dit kabinet om wat meer op Nederland te focussen. Ik kan alleen voor Nederland spreken. Wij dragen nog steeds bij aan de SDG's, maar niet aan allemaal.
De voorzitter:
De heer De Vries, namens de SGP.
De heer De Vries i (SGP):
Ik heb een opmerking over dat de minister dat probeert af te wegen aan de hand van lijstjes, aan de hand van de hoeveelste wij zijn in termen van onze bijdrage aan ontwikkelingshulp. In de eerste termijn is in verschillende bijdragen opgemerkt dat het hier eigenlijk ten diepste gaat om een morele verplichting. Nu klinkt het een beetje alsof moeten voldoen aan een morele verplichting afhangt van hoe goed de anderen het doen. Daar heb ik echt mijn vraagtekens bij. Ik zou de minister willen vragen of ze het met me eens is dat voldoen aan een morele verplichting iets absoluuts heeft, dus dat je tegenover jezelf moet verantwoorden of je dat wel of niet wilt. Als zou blijken dat in andere landen het aantal misdrijven omhooggaat, dan zou je daaruit kunnen concluderen: nou, dan mogen wij ook wel wat meer misdrijven plegen, want dan zitten we relatief nog steeds op het goede niveau ten opzichte van andere landen. Ik zou dat niet zo'n fijne manier vinden om onze moraliteit af te wegen. Ik heb daar een vraag over. Is de minister het met me eens dat het denken in termen van lijstjes juist in het geval van deze begroting, waarin het gaat om een morele zaak, niet zo'n goede benadering is?
Minister Klever:
Ja, ik ben het met de heer ...
De voorzitter:
De Vries.
Minister Klever:
De heer De Vries, excuses. Ik ben het met de heer De Vries van de SGP eens dat de lijstjes en de rangorde op die lijstjes geen doel op zich zijn. Wat ik hier probeerde te zeggen, is dat Nederland het nog steeds goed doet qua ontwikkelingshulp, dat wij nog steeds een aanzienlijk bedrag aan ontwikkelingshulp geven, omdat het een keuze is van Nederland om dat op die manier te doen.
De heer De Vries (SGP):
Of wij het goed doen, hangt dan een beetje af van hoe je de prestatie van anderen waardeert. Je zou ook kunnen zeggen: dat wij op het niveau zitten waarop we nu zitten, zegt ook iets over de bereidheid van landen in het algemeen om te investeren in hulp aan landen die het zelf wat minder hebben.
Minister Klever:
Dat is zo. We kunnen inderdaad zeggen: we doen ongeveer net zo veel als vorig jaar en dat is wat Nederland ervoor over heeft.
Dan de bni-koppeling. Het ODA-budget is afgelopen zomer niet geactualiseerd naar aanleiding van de groei van het bruto nationaal inkomen. Dat heeft het kabinet besloten en zo is het ook verwerkt in de Miljoenennota voor 2025. Hierover zijn al diverse debatten geweest in de Tweede Kamer en de Eerste Kamer. Denk aan de Algemene Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen. Daarin is steeds gezegd — en dat herhaal ik hier — dat het kabinet dit voorjaar opnieuw de balans opmaakt. Bij de voorjaarsbesluitvorming ligt de vraag op tafel of en hoe het kabinet het ODA-budget kan actualiseren. Dat moet binnen het kabinet gewogen worden. Ik hoor heel goed de wens van uw Kamer om die koppeling te herstellen. Ik kan niet vooruitlopen op de voorjaarsbesluitvorming, maar ik neem uw zorgen mee in dezen.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik hoor de minister zeggen: het is een kabinetsbesluit en ik neem jullie zorgen mee. Maar kan de minister ook zeggen wat haar eigen inzet is? Zou ze graag willen dat het budget relatief stijgt of niet?
Minister Klever:
Bij de voorjaarsbesluitvorming liggen heel veel vraagstukken voor. Ik denk dat de heer Koffeman ook bekend is met alle financiële vraagstukken. Die worden integraal afgewogen. Daar kan ik niet op vooruitlopen, maar ik zeg u wel dat ik de zorgen in deze Kamer serieus neem en ook meeweeg in de voorjaarsbesluitvorming.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik begrijp dat u niet op de zaken vooruit kunt lopen. Daar heb ik alle begrip voor, maar de minister kan best zeggen: als het kan, dan zou het mijn voorkeur hebben dat het stijgt en als het niet kan, dan is dat jammer maar helaas. U kunt wel degelijk een eigen voorkeur uitspreken, zonder dat u daarmee op de zaken vooruitloopt.
Minister Klever:
Dit is natuurlijk al eerder besproken bij de Algemene Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen. De kabinetslijn is dat het bij de voorjaarsbesluitvorming op tafel ligt en dat het integraal gewogen wordt. Ik begrijp de zorgen die hier en aan de overkant, in de Tweede Kamer, leven. Ik neem ze mee, maar ik kan verder niet vooruitlopen op wat daar besproken en besloten zal worden.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Ik had nog het volgende aan de minister gevraagd. Als hierover gesproken wordt bij de Voorjaarsnota, gaat het dan om het repareren van het loslaten van deze koppeling in 2025? Of gaat u alleen kijken naar het mogelijk weer activeren van deze koppeling voor 2026?
Minister Klever:
Dat ligt allemaal op tafel. In het najaar is het eenmalig niet gekoppeld. Daaruit kan geen beleid afgelezen worden voor de volgende jaren. Er liggen meerdere opties op tafel: de koppeling herstellen per 2025 of pas per 2026. Er zijn meerdere opties en die worden integraal afgewogen. Daar zal uw Kamer uiteindelijk over geïnformeerd worden.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
In mijn termijn heb ik gezegd dat ik overweeg om een motie in te dienen. Ik neem aan dat als zo'n motie er ligt en die een meerderheid van deze Kamer krijgt, de invloed sterker zal zijn dan wanneer de minister zegt: ik neem het mee. Er wordt namelijk verwacht dat een motie uitgevoerd wordt.
Minister Klever:
Het kabinet probeert over het algemeen alle moties uit te voeren die in beide Kamers ingediend worden, maar ik kan er niet op vooruitlopen in hoeverre dat ook lukt.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Huizinga.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Zal de inzet van de minister zijn om het uiterste te doen om die motie wel uitgevoerd te krijgen?
Minister Klever:
Dat is een hele slimme vraag om via een omweg toch nog een uitspraak van mij te krijgen! Als er een motie van de Kamer ligt, zal het kabinet zich daartoe moeten verhouden, maar we moeten toch echt de voorjaarsbesluitvorming afwachten. Ik kan daar op voorhand nog niks over zeggen.
De heer Hartog (Volt):
Ik heb een vraag over datzelfde punt. Ik begrijp dat de minister voor de uitvoering een slag om de arm wil houden. Ze zegt dat ze het heeft gehoord, maar ik ben benieuwd naar wat zij gehoord heeft. Heeft de minister met mij gehoord dat de meerderheid van deze Kamer die koppeling eigenlijk weer zou willen herstellen?
Minister Klever:
Ik heb u luid en duidelijk gehoord.
De heer Van Apeldoorn vroeg naar de AIV-aanbeveling voor een stabiel en voorspelbaar ODA-budget. Het kabinet heeft de aanbevelingen van de AIV ter harte genomen en zet vanaf 2027 een cap op de uitgaven aan eerstejaars asielopvang uit ODA. Dit komt ook de voorspelbaarheid van mijn begroting ten goede, want vanaf 2027 mag maximaal 10% van het ODA-budget aan eerstejaars asielopvang worden uitgegeven. De aanbeveling over de bni-koppeling neemt het kabinet mee in de voorjaarsbesluitvorming.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De minister kan toch niet met droge ogen beweren dat zij de aanbeveling van de Adviesraad Internationale Vraagstukken over een voorspelbaar en stabiel ontwikkelingsbudget of ODA-budget ter harte neemt, terwijl zij vervolgens een bezuiniging van 38% van het ODA-budget voor haar rekening neemt en een miljard bezuinigt op het maatschappelijk middenveld? Kan de minister zich misschien verplaatsen in die maatschappelijke organisaties? Is die bezuiniging als stabiel en voorspelbaar op hen overgekomen?
Minister Klever:
De heer Van Apeldoorn heeft het over een miljardenbezuiniging op het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld. Ik wil daar wel bij aantekenen dat het gaat om een miljard over een periode van vijf jaar. Het gaat dus om 200 miljoen per jaar. Dat is nog steeds fors; dat realiseer ik mij terdege. Daarom heb ik ook besloten om dat meer dan een jaar voor het aflopen van het vorige kader te communiceren aan de Kamer en aan de organisaties, zodat die meer dan een jaar de tijd hebben om zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Dus ja, dat vind ik voorspelbaar. Ik denk ook dat het goed bestuur is om dat ruim bijtijds aan te geven en niet te wachten tot het laatste moment.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik herhaal toch maar weer de vraag. Of laat ik de vraag anders formuleren: is een structurele bezuiniging van 2,4 miljard op het ODA-budget, wat neerkomt op meer dan een derde van het budget, in lijn met de AIV-aanbeveling om het ontwikkelingshulpbudget stabiel en voorspelbaar te houden? Ja of nee?
Minister Klever:
Uit de vraagstelling van de heer Van Apeldoorn begrijp ik dat hij dit geen stabiele en voorspelbare manier van doen vindt. Het volgt natuurlijk wel uit het hoofdlijnenakkoord. Dat hoofdlijnenakkoord is halverwege 2024 door de vier partijen afgesproken. Die structurele bezuiniging gaat vanaf 2027 in. Dat is dus tweeënhalf jaar van tevoren. Dat is dus wel voorspelbaar. Of het stabiel is, is ook een kwestie van interpretatie. Het budget blijft uiteindelijk wel ongeveer gelijk ten opzichte van 2024. Maar goed, ik kan me voorstellen dat de heer Van Apeldoorn dat niet stabiel vindt. Ik vind het in ieder geval voorspelbaar. Daarnaast hebben we natuurlijk de stap gezet met de cap op de eerstejaarskosten van asielopvang. Daardoor gaat er aanzienlijk minder geld naar de eerstejaarskosten van asielopvang. Daardoor valt dat weer vrij voor ODA-ontwikkelingshulp.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot. Ik denk dat de AIV daar duidelijk een ander idee bij heeft, maar ook alle andere betrokken organisaties en de organisaties die nu getroffen worden door deze bezuinigingen. Dat lijkt me helder. Misschien is het ook nog wel belangrijk — dat wil ik de minister ook nog vragen — om in te gaan op de argumentatie van de AIV, en met de AIV vele andere deskundigen, voor waarom het ontwikkelingshulpbudget voorspelbaar en stabiel zou moeten zijn. Daarmee bedoelen zij: op een hoog niveau en zo dicht mogelijk bij of rond de norm van 0,7% van het bruto nationaal inkomen. Die is namelijk dat dat ook onze eigen belangen dient. Daarmee bedoelen ze niet de winstgevendheid van ons bedrijfsleven in directe zin, maar wel onze economische belangen, onze belangen omtrent het tegengaan van klimaatverandering en het tegengaan van de oorzaken van migratie en onze belangen omtrent conflictpreventie en andere grensoverschrijdende problemen. Zij, en met hen vele anderen, voegen daaraan toe dat een stabiel en voorspelbaar ontwikkelingssamenwerkingsbudget ons ook diplomatieke en geopolitieke invloed geeft. Als je de botte bijl erin zet, zet je dus al die belangen op het spel. Dat is natuurlijk de kern van hun boodschap.
De voorzitter:
De minister, tot slot.
Minister Klever:
Ik begrijp de kern van de boodschap van de heer Van Apeldoorn: het is belangrijk om oog te hebben voor een aantal Nederlandse belangen. Hij noemt klimaat, de oorzaken van migratie en conflictpreventie. Laten dat nou precies de thema's zijn waarop ik blijf inzetten. Bij klimaat gaat dat via voedsel en water. Daarnaast is er ook nog een stuk apart voor klimaat. Migratie wordt een van de drie belangen waar we de ontwikkelingshulp tegen gaan afzetten. En veiligheid en stabiliteit dragen natuurlijk bij aan conflictpreventie. Ik heb dus wel degelijk oog voor de aanbevelingen. Ik kan het alleen niet mooier maken dan het is: die bezuiniging van 2,4 miljard staat in het hoofdlijnenakkoord. Die moet ik uitvoeren. Ik probeer die zo goed mogelijk uit te voeren, met oog voor al die belangen die de heer Van Apeldoorn hier ter tafel brengt.
De heer Van Apeldoorn had nog een andere vraag: Wat als we de komende twee jaar te maken krijgen met grote vluchtelingenstromen? Moet er dan bezuinigd worden op ODA? Tot en met 2026 is het antwoord ja. Dan worden mee- en tegenvallers in de asieluitgaven ten gunste of ten laste van het ODA-budget gebracht. Dat gebeurt bij de Voorjaarsnota of de Najaarsnota. Maar vanaf 2027 is het ODA-deel van de uitgaven van eerstejaars asielopvang gemaximeerd op 10% van het ODA-budget. Dat komt de voorspelbaarheid van mijn begroting ten goede.
De heer Van Rooijen vraagt of het kabinet overweegt om het niet bij een bezuiniging van 2,4 miljard te laten. De bezuinigingen uit het hoofdlijnenakkoord zijn verwerkt in de ontwerpbegroting die hier nu voorligt en waarover ik vandaag met u spreek. Ik kan niet vooruitlopen op toekomstige ontwikkelingen. Ik denk dat de heer Van Rooijen dat begrijpt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat begrijp ik. Maar ik stelde de vraag met name ... Ik kan ook verwijzen naar wat het kabinet in Engeland onlangs heeft besloten, namelijk om een extra verschuiving van Ontwikkelingssamenwerking naar Defensie te doen. Mijn vraag stond los van het beleidskader dat de minister in een brief van een paar weken geleden aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Deze was als volgt. Sluiten het kabinet en de minister niet uit dat de komende weken al — we hebben namelijk niet zo veel tijd — toch wordt gekeken of een verdere bezuiniging in ieder geval in beeld komt en overwogen wordt? Dat geldt voor alle begrotingen, maar specifiek voor die van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp. Want de tijden zijn anders dan normaal. Dan vraagt dit eigenlijk ook om een tamelijk abnormale vraag — dat erken ik — namelijk of er eventueel niet nog een schep bovenop moet, bij alle departementen maar met name ook bij deze begroting.
Minister Klever:
Ik begrijp de vraag en de zorg van de heer Van Rooijen vanwege wat er in Engeland gebeurd is. Daar wordt inderdaad fors bezuinigd op ontwikkelingshulp en dat gaat naar defensie. Ik kan voor Nederland niet vooruitlopen op toekomstige ontwikkelingen. Daar kan ik op dit moment niks over zeggen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar de minister erkent wel dat het van belang is om in ieder geval een aantal opties open te houden, waarvan dit er een zou kunnen zijn, à la Engeland? Laat ik het voorzichtig formuleren.
Minister Klever:
De geopolitieke ontwikkelingen gaan snel. Dat is zo. Dus ik kan ook niet heel goed vooruitkijken naar wat er gaat gebeuren. Ik sluit niks op voorhand uit, maar ik zeg ook dat dit niet per se nu op tafel ligt. Ik kan er gewoon nog helemaal niks over zeggen. Dat gesprek moeten we nog voeren met elkaar.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik stel de vraag ook omdat ook onze eigen minister van Financiën onlangs heeft aangegeven dat het daar weleens niet bij zou kunnen blijven. Dat bracht mij tot die vraag. Dus ik geef u toch maar even mee dat ook uw collega, de minister van Financiën, meedenkt over mijn vraag.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Collega Van Rooijen lijkt nu te suggereren dat er misschien nog wel een schep bovenop kan, boven op deze draconische bezuinigingen, de grootste bezuinigingsoperatie ooit sinds er ontwikkelingssamenwerking bestaat. Het moge duidelijk zijn wat mijn fractie daarvan zou vinden, want deze bezuinigingen zijn al een toonbeeld van een gebrek aan barmhartigheid en solidariteit, en ze zijn ook ontzettend kortzichtig.
Maar het is ook van tweeën één. De minister reageert nu met: we kunnen dit allemaal meenemen bij de Voorjaarsnota et cetera, en misschien moet er nog een schep bovenop, à la Starmer. Maar als de minister tegelijkertijd een toezegging wil doen aan deze Kamer dat ze het signaal vanuit deze Kamer dat de koppeling hersteld moet worden heel serieus neemt, dan schuurt dat natuurlijk met elkaar. Als je de koppeling gaat herstellen, komt er, als onze economie blijft groeien — misschien krijgen we wel een recessie — weer geld bij.
De voorzitter:
Wat is uw korte vraag, meneer Van Apeldoorn?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Nou, ik wil de reactie van de minister daarop vragen, namelijk wat zij nou eigenlijk wel of niet wil toezeggen aan deze Kamer over het weer laten groeien, vanuit dat lagere niveau, van het Ontwikkelingshulpbudget.
Minister Klever:
Ik kan deze Kamer helemaal niets toezeggen over het budget voor Ontwikkelingshulp; niet omhoog qua koppeling en niet omlaag qua extra bezuinigingen. Ik kan daar helemaal niet op vooruitlopen. We hebben straks de voorjaarsbesluitvorming. Er liggen een heleboel zaken op tafel. Onder andere het herstel van de koppeling ligt op tafel. Er wordt een integrale afweging gemaakt. Maar de geopolitiek is natuurlijk ook in ontwikkeling, dus ik kan in algemene zin helemaal niks zeggen over wat er met het budget voor Ontwikkelingshulp gebeurt, anders dan dat deze begroting nu voorligt voor 2025. Ik kan niet vooruitlopen op de voorjaarsbesluitvorming.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Er zou straks een motie kunnen liggen van deze Kamer die de minister vraagt om de koppeling te herstellen. Mevrouw Huizinga verwees daarnaar, maar goed, dat moeten we nog zien. Ik constateer dat de minister zegt dat ze dat meeneemt, maar dat er ook nog iets omgekeerds uit kan komen, namelijk dat we nog meer gaan bezuinigen op ontwikkelingshulp. Dat zou zomaar kunnen. Ze kan eigenlijk helemaal niets daarover zeggen, dus een eventuele uitspraak van deze Kamer heeft wat dat betreft weinig gewicht.
Minister Klever:
Nogmaals, de conclusie klopt dat ik helemaal niks kan zeggen, maar ik heb ook al een aantal keren gezegd dat ik de zorgen die hier zijn, meeneem en dat ik die hoor, en dat ik heel goed begrijp dat die zorgen er zijn. Ik begrijp ook wat een aantal partijen hebben gezegd over mijn begroting voor 2026. Dus ik neem het mee, maar het is onderdeel van de besluitvorming, waar ik niet op vooruit kan lopen. Mooier kan ik het niet maken.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot, heel kort. Ik wil in ieder geval de minister het volgende meegeven. Ik denk dat zal blijken dat de zorg van een meerderheid van deze Kamer is dat er veel te veel bezuinigd wordt op ontwikkelingssamenwerking — of hulp, zo u wil — en dat er dus niet een schep bovenop moet. Juist in deze tijden van geopolitieke onrust blijft ontwikkelingssamenwerking van levensbelang.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, u heeft al geïnterrumpeerd op dit punt, maar gaat uw gang.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik maak ernstig bezwaar tegen de aantijging van de collega dat ik een gebrek aan barmhartigheid zou tonen. Ik heb slechts gewezen op de maatregel van de Engelse premier, die best zwaar was. Daar is een minister om afgetreden. Ik heb alleen maar gevraagd: wilt u niet uitsluiten dat in alle overwegingen, bij alle begrotingen, dus ook bij ontwikkelingssamenwerking, gekeken wordt naar een eventuele noodzaak in deze oorlogstijd? Er wordt vanavond gesproken over een bestand, wellicht, van 30 dagen, door Oekraïne, in een akkoord met Amerika. Dat was de achtergrond van mijn vraag. Ik werp het verwijt van een collega dat ik niet barmhartig ben verre van mij. Ik ben katholiek — zo ben ik opgevoed — en dat blijf ik. Ik heb in het kabinet-Den Uyl mede gezorgd voor de 0,7%- of 0,8%-norm.
De voorzitter:
We zijn nu bij Den Uyl terechtgekomen. Ik stel voor dat u in uw tweede termijn dit interruptiedebatje met elkaar voortzet. Nee, meneer Van Rooijen, u heeft uw punt gemaakt. De heer Van Hattem heeft nog een laatste punt.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan zal ik de heer Van Rooijen een klein beetje bijvallen. Ik hoor de heer Van Apeldoorn van de SP namelijk zeggen dat het onbarmhartig is om te bezuinigen op ontwikkelingshulp. Dan denk ik toch aan de vele Nederlanders voor wie het een probleem is om rond te komen, de vele Nederlandse gezinnen die steeds hogere lasten hebben. Dan is het toch niet onbarmhartig om te bezuinigen op ontwikkelingshulp? Dan is het toch een mooi in het regeerakkoord en hoofdlijnenakkoord gevonden compromis om hier een stukje weg te nemen, zodat er ook voor de Nederlandse gezinnen geld op tafel blijft? Is dat ook niet een stukje barmhartigheid voor onze eigen mensen? Ik vraag de minister om daarop te reflecteren: hoe verhouden die bezuinigingen zich tot andere uitgaven die het kabinet doet?
Minister Klever:
Dank voor deze vraag. Het is natuurlijk de inzet van het kabinet om de lasten te verlichten voor de Nederlandse burger. Het kabinet heeft ook nog een heleboel andere plannen en moet op een gegeven moment het financiële plaatje rondkrijgen. De vier formerende partijen hebben er in het hoofdlijnenakkoord voor gekozen om een bezuiniging van 2,4 miljard op ontwikkelingshulp in te boeken, waardoor er ook lastenverlichting voor de Nederlandse burger kan plaatsvinden. Daar sta ik uiteraard achter, anders zat ik niet in dit kabinet.
De voorzitter:
Minister, we hebben nog zes blokjes te gaan. Komen we nu bij blokje drie, vier?
Minister Klever:
We zitten nog in blokje drie.
De voorzitter:
Dat ben ik mij bewust, maar ik vroeg: komen we nu bij vier?
Minister Klever:
Nee, ik ben nog even bij drie.
De voorzitter:
Anders had ik het niet gevraagd.
Minister Klever:
Nog even heel kort. Een aantal leden hadden het over rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, vormen tegengaan, migranten en winstgevendheid, dan de meetlat waarmee ... Ik zit even de vragen te lezen.
Een aantal leden heeft mij gevraagd naar de effectiviteit en doelmatigheid van mijn begroting en de meetlat waarmee ik succes meet. Onder andere mevrouw Van Toorenburg vroeg daarnaar. De effectiviteit van programma's en de bijdrage van mijn begroting aan het Nederlandse belang staan bij mij voorop, of er nu bezuinigd wordt of niet. Ik zal een mooi voorbeeld geven, waar de heer Van Rooijen naar vroeg: de tuinbouwprogramma's in Oost-Afrika, uitgevoerd in samenwerking met de Nederlandse tuinbouw, waarbij zowel de lokale partners — het is goed voor de werkgelegenheid daar — als de Nederlandse partijen enthousiast zijn. Zij evalueren onze inzet als positief. Het is een mooi voorbeeld van een win-winsituatie.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg ook nog naar de bezuinigingen op voedselzekerheid, 2025 versus 2026. De bezuinigingen op deze begroting zijn pro rata doorgevoerd. Dat komt doordat er, toen het kabinet aantrad, binnen twee weken een begroting gemaakt moest worden. Ik wilde zorgvuldige beleidskeuzes maken. In eerste instantie zijn ze dus pro rata doorgevoerd, ook vanwege de juridische verplichtingen. Daarna heb ik de bezuinigingen ingevuld. In de beleidsbrief, die ook naar uw Kamer is gestuurd, heb ik die uit de doeken gedaan; ik heb ook een financieel overzicht meegestuurd.
Er zijn bezuinigingen op voedsel, water en gezondheid, maar die budgetten worden weer opgehoogd. Ik zal een voorbeeld geven: in 2025 is er voor water in totaal 170 miljoen beschikbaar. Het is een belangrijk thema in het nieuwe beleid. Dat vertaalt zich dan in een voorziene stijging van 89 miljoen naar 254 miljoen in 2026. Er is nog een stijging in '27 en '28. Uiteindelijk is er dan 364 miljoen beschikbaar. Die ophoging komt dus iets later en wordt nu ook met de suppletoire begroting ingeboekt. Dat was het blokje begroting bni-ODA.
Ik ga nu naar het blokje over de rol van Nederland in de wereld, de VS en de EU. Er zijn vragen gesteld over de VS en de negatieve consequenties van USAID. Die besluitvorming over het grotendeels stopzetten van USAID-financiering en Stateprojecten lijkt zich steeds duidelijker af te tekenen. Nederland kan echter niet in alle financiële gaten springen die hierdoor ontstaan, vanwege de omvang van het Nederlandse budget en de eigen bezuinigingsopgave van 2,4 miljard in de komende jaren. We brengen de mogelijke gevolgen van die besluiten op dit moment in kaart. Het is nog onduidelijk wat de impact is op Nederlandse projecten en belangen. Ook in EU-verband wordt in kaart gebracht wat de impact is op ontvangende landen en organisaties en hoe dat raakt aan EU-belangen en -programma's en wat daarbij het handelingsperspectief is.
Mevrouw Belhirch i (D66):
Eén van mijn vragen was wanneer wij de resultaten van het onderzoek of het overzicht kunnen ontvangen en wanneer duidelijk is wat de impact is.
Minister Klever:
Ik begrijp de vraag, maar het is ook nog niet duidelijk wat er nou precies wel en niet doorgaat. De ene keer wordt het voor drie maanden gepauzeerd. Dan worden er mensen ontslagen. Dan worden er weer waivers uitgegeven. Ik spreek met organisaties — ik heb vandaag nog met UNICEF gesproken — die een waiver krijgen om bepaalde projecten door te laten gaan. Dan proberen ze die in te wisselen en krijgen ze hun geld niet. Het is nog onduidelijk wat precies het beleid van de VS gaat zijn. Dat maakt het natuurlijk ook ingewikkeld om de gevolgen in kaart te brengen. Eerst moet er een stabiel beleid van de VS zijn, voor wij kunnen zeggen wat de gevolgen zijn.
Mevrouw Belhirch (D66):
Kan de minister toezeggen dat wij, zodra ze een overzicht heeft van de gevolgen, dat toegestuurd krijgen?
Minister Klever:
Dat kan ik toezeggen.
De heer Dessing (FVD):
Ik hoorde de minister in antwoord op onze vraag over de korting van USAID zeggen dat wij als Nederland niet alles gaan compenseren en invullen, maar USAID is een van de uitvoeringsorganisaties die de SDG's, waar we het net in een debatje over hebben gehad, moeten uitvoeren. Daar hebben we ons aan gecommitteerd. Als die verplichting er is, dan zullen we die toch moeten invullen? Ik hoor de minister zeggen dat we niet alles gaan compenseren, maar we hebben wel die verplichting. Hoe gaat dit kabinet om met dat spanningsveld?
Minister Klever:
Nederland kan niet in het gat van USAID springen. We hebben onze eigen bezuinigingsopgave. Daarnaast is de VS natuurlijk vele malen groter dan Nederland, dus dat kunnen we niet. We hadden het al eerder over de SDG's. Nederland doet zijn eigen bijdrage op de manier die Nederland opportuun acht. Aan de invulling van mijn beleid ziet u al dat ik op voedsel, water en gezondheid de bijdrage lever voor Nederland. Wij gaan niet in het gat springen van USAID, niet financieel, maar ook niet op het gebied van de SDG's.
De heer Dessing (FVD):
Het lijkt me op zich heel verstandig dat we dat niet doen; laat ik dat gezegd hebben.
Minister Klever:
Even kijken. mevrouw Van Toorenburg vraagt of ik een voorbeeld wil nemen aan Trump. Dat heb ik eigenlijk al gezegd. Dat gaat over USAID, zie ik hier. Nee, wij kunnen dat niet. Wij kunnen niet in dat gat springen. Ik neem ook geen voorbeeld aan de onmiddellijke bevriezing van USAID. Mijn uitgangspunt is juist dat ik de bezuiniging op een zorgvuldige manier invul, met oog voor juridische contracten. Ik wil geen juridische contracten openbreken, wil internationale afspraken nakomen en wil organisaties tijdig inlichten over aankomende veranderingen. Ik voer mijn beleid uit op de manier waarop ik dat doe. Ik neem in dat opzicht geen voorbeeld aan de heer Trump.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
Van de manier waarop de minister het zei zou je bijna denken dat ik graag wil dat ze een voorbeeld neemt aan Trump, maar dat is dus het tegendeel. Ik begrijp heel goed — ik heb dat ook in mijn inbreng gezegd — dat wij niet datgene kunnen inlopen wat Amerika laat vallen. Ik vraag wel aan deze minister, gelet op het feit dat Amerika zo veel uit de handen laat vallen en zo veel mensen in de steek laat, of dat niet een extra reden zou moeten zijn om die koppeling te maken en juist te blijven investeren. Dat zou een belangrijk argument voor de minister kunnen zijn om te zeggen "deze bezuiniging hebben we misschien een jaar geleden met elkaar bedacht, maar kijk eens naar het wereldtoneel en wat er is gebeurd". Die oproep heb ik aan de minister gedaan.
Minister Klever:
Het was ook niet mijn bedoeling om te suggereren dat mevrouw Van Toorenburg een voorbeeld aan Trump wilde nemen. Het was meer een beetje kort door de bocht, omdat hier meer op papier stond en ik het even wat korter wilde zeggen. Ik zal haar suggestie meenemen in de voorjaarsbesluitvorming.
De voorzitter:
Mevrouw Belhirch, uw derde vraag in deze interruptie.
Mevrouw Belhirch (D66):
In mijn betoog heb ik aangegeven dat Nederland in het verleden wel een stap naar voren heeft gezet. Dit was toen Trump in de eerste termijn onder andere de Global Gag Rule naar voren haalde. Natuurlijk, Nederland kan niet in het gehele gat stappen, maar de minister geeft aan dat SRGR, de gezondheidsrechten van vrouwen, een prioriteit voor haar is. Wat belet haar om nu die stap te zetten op het gebied van SRGR? Net als bijvoorbeeld wat een aantal jaar geleden is gebeurd op SheDecides.
Minister Klever:
Uit het hoofdlijnenakkoord volgt dat wij op voedsel en water inzetten. Zelf heb ik gezondheid toegevoegd aan de prioriteiten van dit kabinet, ook vanuit de wens van de Tweede en Eerste Kamer. Ik hoor het nu ook weer. SRGR is daar natuurlijk een belangrijk onderdeel voor. Gezondheidszorg voor vrouwen en meisjes wordt een belangrijke prioriteit, waarvoor ruim budget beschikbaar blijft.
Voorzitter. Dat was de VS. In hetzelfde blokje kom ik dan op de rol van Nederland in de wereld en in de EU. Het gaat dan om Oekraïne et cetera. Maar volgens mij is er nog een vraag over de VS.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik had ook de vraag gesteld of de minister informatie heeft over hoe landen zoals Rusland, China en de Arabische golfstaten omgaan met het gat dat door de VS wordt achtergelaten. Het bedrag is enorm, 60 miljard. Dat Nederland dat niet kan opvullen, is duidelijk. Wat is geopolitiek gezien volgens haar nu gaande op dit terrein?
Minister Klever:
Er vinden grote geopolitieke veranderingen plaats. De oorlog in Oekraïne en de ontwikkelingen in de VS zijn daar voorbeelden van. We zien ook al langere tijd het groeiende belang én de toenemende invloed van China en de Golfstaten in landen als de Global South. Dat vraagt om een realistisch buitenlandbeleid. Het kabinet heeft hierover het nodige gezegd in reactie op het WRR-rapport. Het vraagt ook een realistisch beleid voor ontwikkelingshulp waarbij we te maken hebben met grote bezuinigingen. Dit betekent dat we scherpe keuzes moeten maken. Dat heb ik ook gedaan. Daarom zet ik in op samenwerking met landen waarbij de wederzijdse belangen centraal staan. Dus én de belangen van de ontvangende landen én de belangen van Nederland. Dit versterkt ook onze internationale positie en de relatie met die landen. Ik denk dat wij wel degelijk een alternatief vormen boven Rusland en China op dit gebied.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dat was niet mijn vraag. De vraag was: hoe gaan China, Rusland en de Arabische Golfstaten om met de nieuwe ontstane situatie, namelijk dat de Verenigde Staten zich terugtrekken, dat de 60 miljard die beschikbaar was voor humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking, niet meer beschikbaar is? Hoe gaan ze daarmee om? Heeft deze minister daar informatie over? Dat was mijn simpele vraag.
Minister Klever:
De ontwikkelingen met betrekking tot het wegvallen van de Amerikaanse hulp zijn eigenlijk ontzettend recent. Ik heb geen informatie over hoe die landen daarmee omgaan. Ik kan niet helemaal in hun hoofd kijken, maar ik denk dat zij daar zelf ook nog geen beeld bij hebben. Het is allemaal heel recent. Ik moet u dit antwoord helaas schuldig blijven.
De voorzitter:
Het is nog niet verwerkt in de voorliggende begroting.
Minister Klever:
Nee, dat sowieso niet. Mevrouw Belhirch vraagt naar de rol van IFI's en multilaterale instellingen. In de loop van de tijd heeft Nederland een sterke positie opgebouwd in multilaterale organisaties, VN-organisaties en internationale financiële instellingen. Bij een aantal instellingen zullen we minder bijdragen, maar dat betekent niet dat we meteen irrelevant worden. Bij sommige instellingen waren we de derde donor of iets dergelijks. Als we nu de zesde donor worden, blijven we nog steeds een grote speler. Nederland heeft goede contacten en zal die contacten blijven onderhouden. Ik sprak vandaag nog met Unicef, maar ook met de Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, de heer Grandi. Ik ben van plan om dit voorjaar naar de vergaderingen van de Wereldbank en het IMF te gaan. We blijven zeker een rol spelen als aandeelhouder en als donor. We blijven met deze organisaties samenwerken op het gebied van onze prioriteiten en onze belangen.
Dan vraagt de heer Hartog of ik kan ingaan op de regionale focus en hoe die zich verhoudt tot de combilanden. Het kabinet richt zich op regio's en landen waar een Nederlands belang speelt. Dat belang is niet alleen handel, het kan ook veiligheid en stabiliteit zijn, en het is ook migratie. Dat zijn de drie Nederlandse belangen. Op basis van Nederlandse expertise en de vraag in die landen wordt de Nederlandse inzet bepaald. Onze kennis en expertise komen zo samen met de wensen van de ontvangende landen.
Dan de regio's. Bij veiligheid zetten we in op landen in de nabuurregio. Dat zijn de regio's West-Afrika, de Hoorn van Afrika, het Midden-Oosten en Noord-Afrika, de MENA-regio. Dat zijn de instabiele regio's. Zes van de veertien combilanden bevinden zich in deze regio's. Dat zijn Senegal, Ivoorkust, Ghana, Nigeria, Marokko en Kenia. Voor migratie richten we ons ook op de Hoorn van Afrika en het Midden-Oosten, maar ook op Moldavië vanwege de oorlog in Oekraïne, en de regio Afghanistan, West-Afrika, de Hoorn van Afrika en het Midden-Oosten, de MENA-regio. Voor handel hebben we geen specifieke regionale focus, maar werken we zowel in lage- als middeninkomenslanden, waaronder de combilanden. Zes van die combilanden bevinden zich in de nabuurregio's. Dan gaat het om Senegal, Ivoorkust, Ghana, Nigeria, Marokko en Kenia. Er zijn natuurlijk ook nog andere combilanden: India, Indonesië, Vietnam en Colombia.
Dan was er nog een vraag van diverse leden over de rol van Nederland in de concurrentiestrijd om grondstoffen, handelsroutes en afzetmarkten en hoe ik garandeer dat Nederlandse bedrijven niet de dupe worden van deze terugtrekkende beweging. Het kabinet zet zich juist in voor een assertieve economische diplomatie en het openen van markten om Nederlandse bedrijven te ondersteunen. Met betrekking tot grondstoffen zet het kabinet zich ook in voor partnerschappen en handelsakkoorden die de EU aangaat met derde landen ten behoeve van de leveringszekerheid.
Het kabinet kijkt ook naar het maatschappelijk middenveld, dat ook een rol blijft spelen ten behoeve van kennisinstellingen. Het kabinet kijkt behalve naar het maatschappelijk middenveld ook naar de rol die kennisinstellingen en bedrijven in de partnerschappen spelen. Zo was ik vorige week op de grondstoffenbeurs in Canada. Daar heeft Nederland een letter of intent getekend met de provincie Quebec voor de toevoer van een aantal kritieke grondstoffen. Het kabinet heeft ook de Nationale Grondstoffenstrategie, waarin meerdere pijlers staan om dat te verzekeren. Een deel daarvan ligt bij EZ. Binnen de EU hebben we de European Critical Raw Materials Act. De brede inzet gaat dus verder dan alleen ontwikkelingshulp.
De heer Hartog vraagt naar sterkere centralisatie van ontwikkelingshulp bij de EU. Nederland zet er in EU-verband op in dat er een grote leverage met geleverde steun wordt behaald. Dat kan behaald worden door samen te werken en door de krachten van diplomatie, handel en ontwikkelingshulp te bundelen. Een voorbeeld van een manier van werken is de Global Gateway-strategie. Deze strategie biedt kansen voor het vergroten van de effectiviteit van ontwikkelingshulp en het versterken van de internationale positie van Europa, en daardoor natuurlijk ook voor het vergroten van het Nederlandse verdienvermogen, met kansen voor onze bedrijven.
Ik ben het niet eens met de heer Hartog dat het nuttig zou zijn om alle ontwikkelingshulp via de EU te laten lopen. Nederland kan juist ook invloed uitoefenen op de ontwikkelingshulp van de EU doordat we ook een zelfstandige speler zijn en kunnen samenwerken met andere landen en de Europese Commissie. Maar dat zal de heer Hartog niet verbazen.
De heer Hartog vroeg ook: is de door Nederland ingeslagen weg met OS-bezuinigingen compatible met de door de EU ingeslagen weg? Ja. Ook in EU-verband zie je steeds meer dat de belangen van Europese landen, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid, migratie en handel, een belangrijk uitgangspunt zijn, uiteraard samen met de belangen van de ontvangende landen. Dat gebeurt bijvoorbeeld in de vorm van een partnerschap tussen de EU en Egypte. Dat partnerschap moet, door het combineren van diplomatie, ontwikkelingshulp, macrofinanciële steun en economische samenwerking, onze wederzijdse belangen, bijvoorbeeld op het gebied van migratie, behartigen.
De heer Koffeman van de Partij voor de Dieren vroeg nog naar de korting op de ambassades en de zorgen van ambassadeurs over de schade aan de geopolitieke invloed. Het kabinet deelt de zorgen van de heer Koffeman. De bezuiniging op het postennet was in het hoofdlijnenakkoord in eerste instantie op 22% gezet. Dat percentage is door het kabinet teruggebracht naar 10%. Vanuit mijn begroting heb ik voor een derde bijgedragen aan het verminderen van deze taakstelling, want ik zie het belang van deze posten voor onze handel, onze ontwikkelingshulp, onze geopolitieke invloed et cetera.
De heer Van Ballekom sprak over de Beneluxpartners en de European External Action Service. Hij vroeg of we gebruik kunnen maken van elkaars faciliteiten. We hoeven immers niet overal zelf een vertegenwoordiging te hebben, en studies tonen aan dat met betere samenwerking nog een hele wereld te winnen is. Waar wij ambassades hebben en waar wij vertegenwoordigd willen zijn als Nederland, is een politieke keuze. Als we niet vertegenwoordigd zijn in een land, maken we dankbaar gebruik van de EU-vertegenwoordiging daar ter plekke. We hebben ook op een aantal plaatsen een colocatie met andere EU-landen. We zijn dan als Nederland wel zelf vertegenwoordigd, maar door de locatie te delen, is er een lagere kostenpost. Dit was het blokje Nederland in de wereld, de VS en de EU.
Voorzitter. Ik ga nu naar het blokje over het maatschappelijk middenveld. Het kabinet heeft besloten tot een forse bezuiniging op ontwikkelingshulp. Maatschappelijke organisaties blijven echter belangrijke partners voor effectieve ontwikkelingshulp. Ik heb besloten tot een nieuw beleidskader voor de samenwerking met maatschappelijke organisaties op de beleidsprioriteiten van het kabinet. Ik heb recent in de Tweede Kamer hierover een commissiedebat gehad. Het aankomende debat met de Tweede Kamer, over de beleidsbrief van donderdag, biedt een nieuwe mogelijkheid om het hierover te hebben. Het drempelcriterium wordt in het nieuwe beleidskader verhoogd naar 50% niet-BZ-inkomsten, om de onafhankelijkheid van ngo's van overheidsfinanciering te vergroten. Er blijft wel de mogelijkheid en ruimte voor maatwerk. Het drempelcriterium en het maatwerk worden op dit moment uitgewerkt. Die worden toegelicht in een Kamerbrief over het nieuwe beleidskader, die dit voorjaar naar de Kamer gaat.
Wat doen we niet meer? We financieren geen lobby meer in Nederland en internationaal, zoals op VN-niveau. Dat vindt het kabinet onwenselijk. Wat we ook niet doen, is grote, ingewikkelde consortia met veel tussenlagen en overheadkosten. Dat gaan we ook niet meer doen. We willen efficiency en lokaal eigenaarschap.
Een aantal beleidsthema's valt weg in het nieuwe kader, zoals klimaat, voedselzekerheid en water. Daarop zetten we in via andere kanalen. Door scherpe keuzes kunnen we gerichter werken aan onze beleidsprioriteiten.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik wil graag aan de minister vragen wat zij precies bedoelt met "lobbyen", want dat is een beetje een containerbegrip geworden. Wanneer je een aantal vrouwenorganisaties zou steunen die opkomen voor de positie van vrouwen, dan zou je kunnen zeggen: dat is lobbyen. Een aantal organisaties zijn bezig met het empoweren van het maatschappelijk middenveld, bijvoorbeeld de vakbonden. Dat is per definitie lobbyen. Soms is het dus bijna intrinsiek aan de taak die een bepaalde organisatie heeft om ervoor te vechten dat bepaalde posities worden verbeterd. Ik begrijp dus niet zo goed waarom lobbyen ineens niet meer mag.
Minister Klever:
Het is een misverstand dat lobbyen niet meer mag, maar wat ik niet meer doe, is lobby in Nederland of lobby bij de VN. Wat ik wel doe, is lobby in de landen zelf, waar je ook daadwerkelijk impact wil hebben. Uiteraard mag het maatschappelijk middenveld lobbyen in Nederland, maar daar gaat geen geld meer heen vanuit mijn begroting, vanuit de overheid.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Dan begrijp ik dus heel goed dat organisaties die juist intrinsiek bezig zijn met de positieversterking in kwetsbare landen, gewoon hun werk kunnen blijven doen? Dat kan de positie betreffen van vrouwen, kinderen of vakbonden, of gaan om het verstevigen van andere beroepen. Alleen wordt er niet meer betaald voor de lobby in Nederland, en misschien inderdaad specifiek die van de VN.
Minister Klever:
Dat klopt. Het lobbyen in Nederland doen we niet meer. Het lobbyen in internationale gremia zoals de VN doen we ook niet meer. Lobbyen in de ontwikkelingslanden valt nog wel onder dat kader.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Wij hadden een vraag gesteld over het maatwerk waarover de minister het had. Die drempel wordt verhoogd, maar de minister zegt dat er maatwerk is. Nu zegt de minister: er komt een brief waarin ik het allemaal uitleg. Maar ik zou toch graag een antwoord van de minister horen: waaraan denkt zij bij maatwerk? Welke organisaties zouden dan bijvoorbeeld niet aan dat drempelcriterium hoeven te voldoen? De minister hoeft het niet van a tot z te zeggen, maar ze kan toch wel een beetje aangeven in welke richting zij denkt?
Minister Klever:
Er komen een aantal instrumenten in het nieuwe beleidskader maatschappelijk middenveld. Er komen ook een aantal instrumenten op het gebied van vrouwenrechten, het tegengaan van schadelijke praktijken en het stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap. Er komen dus een aantal nieuwe instrumenten, maar die moeten nog wel uitgewerkt worden. Ik snap dat mevrouw Huizinga nu al veel meer informatie wil hebben, maar mijn bedoeling was om het maatschappelijk middenveld bijtijds te informeren. Daarom heb ik dat zo vroeg gedaan. Maar de uitwerking van het kader volgt nog. Dat 50%-criterium kan je op heel veel organisaties toepassen. Als er een organisatie is die heel specifieke kennis heeft, ervoor zorgt dat de beleidsdoelen zoals die geformuleerd worden in mijn beleidskader, uit worden gevoerd, en die net die 50% niet haalt, is maatwerk mogelijk. Maar op welk gebied dat precies zo is, moet allemaal nog uitgewerkt worden. Daar kan ik dus niet heel veel meer over zeggen.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik begrijp dat de minister dan met een kader komt — het moet natuurlijk wel een beetje voorspelbaar zijn — waaraan je kunt afmeten of je in aanmerking zou komen voor een uitzondering op dat 50%-criterium.
Minister Klever:
Ja, dat klopt. Dat wordt uitgewerkt en komt allemaal nog.
Mevrouw Belhirch (D66):
Ik wil nog even doorgaan op het lobbyen. U geeft aan: niet lobbyen in Nederland en niet lobbyen in de VN. Maar u wilt bijvoorbeeld wel de positie van vrouwen en meisjes versterken. Dan hebben we het over grassrootsorganisaties in het mondiale Zuiden. Nu gebeurt dat vaak bij de VN. Wordt de financiering voor het vechten, strijden of, in uw woorden, het lobbyen van die grassrootsorganisaties in het mondiale Zuiden richting de VN ook niet meer gefinancierd?
Minister Klever:
Ik heb een aantal beleidsuitgangspunten gedefinieerd in de brief. Het uitgangspunt is het beleid. Daarna volgt de kanaalkeuze. Ik kan niet toezeggen dat bepaalde organisaties wel of niet overeind blijven; dat is niet de doelstelling van mijn beleid. Het is niet de doelstelling om organisaties overeind te houden. Het is ook niet de doelstelling om ze om te laten vallen. De doelstelling is natuurlijk wat je met je beleid wilt bereiken. Het wordt nog uitgewerkt hoe dat landt bij de verschillende organisaties.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Zoals de minister zei, is er een debat geweest in de Tweede Kamer. Daarbij zijn volgens mij vijftien moties ingediend en ook een aantal moties aangenomen. Ik neem aan dat de minister die meeneemt bij de uitwerking van het beleidskader, onder andere ten aanzien van die 50%. Ik bedoel dat de zuidelijke partners niet allemaal aan die 50% zouden moeten voldoen of dat er één soort pad zou moeten zijn om te komen tot die 50%. Er zijn dus een aantal moties in de Tweede Kamer ingediend. Ik wil hier niet de beleidsmatige discussie voeren, maar ik wil het wel even hebben over het budget, over de korting en de disproportionele bezuiniging op de maatschappelijke organisaties. Wat is de reden waarom de minister dacht: ik ga van die 25%, wat in 2023 het geval was, terug naar 11%? Wat is de reden geweest?
Minister Klever:
De bezuinigingen op het maatschappelijk middenveld hebben betrekking op de begroting van 2026 en verder, zeg ik even voor de duidelijkheid. De begroting waarover we het hier hebben, is die van 2025. Daar bestaat het maatschappelijk middenveld nog gewoon in. De financiering daarvan gaat dit jaar gewoon door. Maar goed, het wordt mij gevraagd, dus ik zal erop ingaan. De bezuiniging op het maatschappelijk middenveld is 200 miljoen per jaar. Opgeteld is het een miljard voor vijf jaar, maar het is 200 miljoen per jaar. Dat is 10% van de totale omvang van mijn bezuinigingen. Ik noem dat niet disproportioneel.
Mevrouw Karimi vroeg ook naar de moties in de Tweede Kamer. Ja, die neem ik mee. Ik neem in de uitwerking ook mee in hoeverre daarop ingegaan is. Mevrouw Karimi heeft het over een motie over een ingroeipad voor die 50%. Dat is nou net een moeilijke, want het beleidskader gaat per 2026 in voor vijf jaar. Je krijgt je geld, een aanbesteding of wat ook voor vijf jaar. Dan kan je niet gedurende het jaar dingen gaan veranderen. Het ingroeipad is eigenlijk dit jaar, het jaar dat organisaties weten: oké, ik moet me aanpassen en kijken waar ik andere financiering vandaan haal.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik ga ervan uit dat u dat debat met de collega's in de Tweede Kamer voert. Daar wil ik het ook helemaal niet over hebben. Ik ga weer terug naar de bezuinigingen. Het totale budget, het beleidskader VMM, is in 2023 293 miljoen en in 2027 100 miljoen. Als je het totale budget afzet ten opzichte van de bezuinigingen tussen 2023 en 2027 op het gehele budget BHO, van 3,754 miljard naar 3,123 miljard, dan gaat het van 25% naar 11%. Dat is dus disproportioneel. Het beleidskader maatschappelijk middenveld gaat terug naar 11%, terwijl het percentage in 2023 25,8% was. Dat is gewoon een disproportionele korting.
Minister Klever:
Hier lopen wel twee dingen door elkaar. De begroting die mevrouw Karimi voor zich heeft, is de begroting waarin de bezuinigingen pro rata verdeeld zijn. De invulling van die bezuinigingen heb ik nu met mijn beleidsbrief met de Kamer gecommuniceerd. De getallenreeksen die daarin staan, worden nu weer aangepast aan de invulling van mijn bezuinigingen. Een aantal zaken wordt opgeplust en een aantal wordt minder. Dat komt dan in de suppletoire begroting. De vergelijking die zij maakt, klopt niet helemaal vanwege die pro-ratabezuiniging. Dat heb ik gedaan vanwege de snelheid en ook vanwege het feit dat ik ruimte moet hebben.
Dan het maatschappelijk middenkader. We hebben het hier over het beleidskader maatschappelijk middenveld. Dat is ongeveer 30% van de financiering van de ngo's. 70% van de financiering van diezelfde ngo's vindt via andere beleidskaders plaats. Je kan dus niet zeggen dat ik 25% bezuinig op die ngo's, want het gaat om maar 30% van hun totale financiering. Daarnaast is het zo dat ik beleid formuleer en dat de kanaalkeuze volgt uit het beleid. Ik zeg niet: oké, hier heb ik ngo's; die moeten geld hebben. Nee, ik heb beleid en die ngo's kunnen dat uitvoeren.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Helemaal mee eens dat het beleid natuurlijk leidend is. U wilt ook het beste resultaat halen. Daar is iedereen het hier over eens, denk ik, want je wilt het beste bereiken met de middelen die wij hebben. Ze zijn schaars, dus wil je ze het beste inzetten. Maar keer op keer komt uit onderzoeken naar voren dat het maatschappelijk middenveld de beste resultaten levert. Dus als u zich zou laten leiden door resultaten, zou u voornamelijk moeten kiezen voor deze kanalen.
De voorzitter:
De minister, tot slot.
Minister Klever:
Ik werk ook met het maatschappelijk middenveld. Ik waardeer het werk wat ze doen. Ze blijven ook financiering krijgen. 70% van hun financiering komt uit andere beleidskaders, die grotendeels overeind blijven. Ik bezuinig alleen op het kader Versterking Maatschappelijk Middenveld, waaruit 30% van hun financiering komt.
Misschien kan ik het wat duidelijker maken met een voorbeeld. Mevrouw Karimi zegt terecht dat ik mijn middelen zo goed mogelijk moet inzetten om het beste resultaat te bereiken. Wat is nou het geval met het maatschappelijk middenveld? Laat ik even dit voorbeeld naar voren brengen. Het zijn complexe consortia van organisaties met meerdere tussenlagen en met heel veel bureaucratie. Een partnerschap bestaat uit drie organisaties waarvan eentje de penvoerder is. Die penvoerder ontvangt middelen uit mijn begroting. Dat is de eerste laag. Die penvoerder zet dat door naar twee andere organisaties. Dat is de tweede laag. Dat partnerschap financiert in meer dan twintig landen, verspreid over meerdere continenten. Die consortiumleden werken rechtstreeks samen met ongeveer 50 maatschappelijke organisaties, waaronder 25 fondsmanagers, waaraan geld wordt overgemaakt. Dat is de derde laag. Deze fondsen zetten dan weer geld door naar vaak tientallen lokale maatschappelijke organisaties, die ook weer andere lokale organisaties ondersteunen. Dat zijn de vierde en de vijfde laag. Dan hebben we het over één partnerschap en 400 tot 500 lokale organisaties, die pas na heel veel tussenlagen — vijf tussenlagen! — geld ontvangen uit een strategisch partnerschap. Daar komen zo veel overheadkosten bij kijken. Dat wil ik efficiënter doen, door dat geld rechtstreeks aan die lokale organisaties te geven.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, de laatste.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Echt twee punten. Het eerste is dat ik dat hele verhaal goed ken. Dat was de wens van het ministerie. Partnerschappen en consortia waren wat voorgangers van deze minister wilden. Die organisaties werden dus eigenlijk in die richting geduwd. Ik ben het er helemaal mee eens: je hoeft geen partnerschappen te doen; je kan het anders doen. Maar dat zegt nog niks over de rechtvaardiging van die enorme bezuiniging. Dat is één.
Mijn tweede punt — daarop wil ik graag een reactie van de minister — gaat over lokale organisaties rechtstreeks financieren. Op zichzelf is dat prima. Maar we leven in het wereld waarvan we weten dat die landen — kijk bijvoorbeeld naar Georgië, en Georgië is niet het enige — wetgeving introduceren en zeggen: als je geld krijgt uit het buitenland ben je een spion, een foreign agent. Daarmee brengt u die lokale organisaties in gevaar, in plaats van dat u ze helpt. Door al die dingen is het soms belangrijk dat die maatschappelijke organisaties ertussen zitten, om veiligheidsredenen. Is de minister dat met mij eens?
De voorzitter:
Tot slot, minister.
Minister Klever:
Ik vind dat er heel veel geld blijft hangen en dat er heel veel bureaucratische lagen zijn. Het klopt dat dat een keuze is geweest van een vorig kabinet, maar dit kabinet maakt andere keuzes. Dit kabinet wil het geld efficiënt inzetten, zo dicht mogelijk bij de lokale organisaties.
Het punt wat mevrouw Karimi maakt over de veiligheid als ze rechtstreeks vanuit Nederland geld zouden krijgen, neem ik graag mee in de uitwerking van het beleidskader. Ik vind het een valide punt. Ik zeg u dus bij dezen toe dat ik veiligheidsoverwegingen graag meeneem in die uitwerking.
De heer Van Hattem (PVV):
Heel goed om te horen dat de minister een aanpak wil maken voor geld dat binnen organisaties aan de strijkstok blijft hangen. Ik hoorde mevrouw Karimi net zeggen dat het disproportionele bezuinigingen zijn. In het kader van ontwikkelingshulp is er eigenlijk altijd gezegd: geef je iemand een vis, dan heeft hij eten voor een dag, maar als je iemand leert vissen, heeft hij eten voor zijn hele leven. Eigenlijk zou hetzelfde moeten gelden voor deze ontwikkelingshulporganisaties. Daarvan kun je ook zeggen: we kunnen ze wel allemaal geld blijven geven op deze manier, maar we kunnen er ook voor zorgen dat ze op eigen benen blijven staan. Zit de minister er op zo'n manier in dat het de bedoeling is dat deze organisaties meer zelf hun middelen moeten verwerven en daarmee langere tijd op eigen benen gaan staan, en op die manier in plaats van eten voor één dag, eten voor het hele leven hebben, en daarmee ook efficiënter kunnen werken? Is dat de insteek? Is het daarmee ook niet een investering in efficiëntie, en niet een disproportionele bezuiniging, zoals mevrouw Karimi net zei?
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, ik verzoek u toch om u de volgende keer echt in te schrijven voor het debat, want u gaat nu eigenlijk via de minister in debat met uw collega's. Dat is valide, maar ook voor de planning verzoek ik u om de volgende keer gewoon met spreektijd in te schrijven. Ik geef nu het woord aan de minister, en niet aan meneer Van Hattem.
Minister Klever:
Het is wenselijk. Het kabinet heeft ervoor gekozen om ervoor te zorgen dat non-gouvernementele organisaties ook echt non-gouvernementele organisaties zijn en dat ze dus niet voor de meerderheid van hun financiering afhankelijk zijn van de overheid, want dan zijn het gouvernementele organisaties. Voor het maatschappelijk middenveld gaan we dat invoeren bij het nieuwe beleidskader. Voor alle andere beleidskaders gaan we eerst onderzoeken in hoeverre we het drempelcriterium kunnen ophogen naar 50%.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
In mijn inbreng verwees ik naar bepaalde organisaties die zo effectief zijn dat de regering in het verleden heeft gezegd: daar gaan we ons geld aan geven, want dat is effectief. Daardoor kregen ze in de toekomst verhoudingsgewijs misschien wat meer geld van de overheid dan van het particuliere veld. Wil de minister dat criterium meenemen en kijken wat er daadwerkelijk aan de hand is? Want anders zou het natuurlijk wel heel erg dom zijn.
Minister Klever:
Ten eerste hebben de organisaties ruim een jaar de tijd om hun financiering aan te passen, om te kijken of ze op een andere manier donoren kunnen werven en om de worteling in de maatschappij wat meer vorm te geven. Maar zoals ik al eerder heb gezegd, er is ruimte voor maatwerk.
Voorzitter. Ik heb heel veel vragen in dit blokje al beantwoord, dus ik ga heel even door mijn vragen heen om te kijken welke ik nog niet beantwoord heb. Deze vraag heb ik al gehad. De vraag over het drempelcriterium heb ik ook al gehad. Ik stuur op beleidskeuzes en niet op kanalen. Deze vragen heb ik ook al gehad. Krijgen de organisaties de tijd om die omslag te maken? Dat heb ik eigenlijk ook al gezegd. Ze krijgen meer dan een jaar de tijd.
Mevrouw Huizinga vroeg nog of ik zicht heb op hoeveel organisaties en projecten mogelijk zullen verdwijnen omdat ze niet op tijd aan de nieuwe eis van het drempelcriterium kunnen voldoen. Ik zie het niet als de verantwoordelijkheid van de overheid om te zorgen voor de continuïteit van maatschappelijke organisaties. Mijn verantwoordelijkheid is mijn beleid en uit mijn beleid volgt de kanaalkeuze. Ik wil de onafhankelijkheid van overheidsfinanciering van ngo's stimuleren. Uit een eerste inschatting van het ministerie blijkt dat op dit moment zo'n 60% van de partnerorganisaties in het kader van de versterking van het maatschappelijk middenveld reeds voldoet aan het drempelcriterium van 50%. Daarnaast blijft er ruimte voor maatwerk.
Mevrouw Huizinga vroeg ook nog naar de langjarig opgebouwde kennis en kunde van maatschappelijke organisaties. Ik blijf in het nieuwe beleidskader werken met Nederlandse maatschappelijke organisaties die specialistische kennis en expertise hebben ten aanzien van een thema waarop Nederland zich internationaal onderscheidt. Ik neem in de uitwerking van het kader ook de motie-De Korte mee, die verzoekt dat de strategische kennis, stem en langdurige expertise van Nederlandse maatschappelijke organisaties in het nieuwe kader zullen worden aangewend, onder andere door samenwerking en kennisuitwisseling met lokale partners te stimuleren.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Zoals het nu lijkt, zal zo'n 40% van alle ngo's het hoofd niet boven water kunnen houden. U zegt: ik heb ruimte voor maatwerk voor datgene wat binnen mijn doelstellingen past. Maar heeft u er ook oog voor dat mogelijk een groot deel van de kennis en kunde zal wegvallen die niet bij uw beleidsdoelen past maar die wel van belang is voor de ontwikkelingshulp in zijn geheel? Bent u niet bang dat u daarmee iets weggooit waarvan het nog maar de vraag is of het ooit nog terug gaat komen?
Minister Klever:
Mevrouw Huizinga concludeert dat 40% het hoofd niet boven water kan houden als 60% reeds aan het criterium van 50% voldoet. Die conclusie zou je niet zomaar kunnen trekken, want ze hebben ruim een jaar de tijd om hun organisaties zodanig te structureren dat ze ofwel aan het drempelcriterium voldoen ofwel afslanken. Ze hebben dus gewoon de tijd om zich voor te bereiden. Ik heb het al een aantal keer gezegd: er is ruimte voor maatwerk op het moment dat ze heel erg specifieke expertisen hebben. Maar het is niet het doel van de overheid om maatschappelijke organisaties overeind te houden; dat zeg ik er ook wel bij. Dat kan ook nooit het doel zijn.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik snap dat de minister zegt dat het niet het doel van de overheid is om maatschappelijke organisaties overeind te houden, maar het is wél het doel van de overheid geweest om gebruik te maken van de kennis en kunde die de maatschappelijke organisaties hebben. Op het moment dat hun voortbestaan wordt bedreigd, verdwijnt die kennis en kunde. Die is op dit moment misschien niet direct noodzakelijk in het kader dat de minister voor zich ziet, maar het is goed voorstelbaar dat die kennis en kunde op termijn wél van groot belang is voor het ontwikkelingswerk. De minister heeft de sleutel in handen om dit in stand te houden of om deze kennis en kunde te laten wegvloeien.
Minister Klever:
Uiteindelijk is het natuurlijk aan de maatschappelijke organisaties zelf om hun opgebouwde kennis en kunde op peil te houden. Het is niet de taak van de overheid om dat te doen. Maar ik heb ook gezegd: ik blijf samenwerken met maatschappelijke organisaties. Slechts 30% van hun financiering loopt via dit beleidskader. 70% van hun financiering loopt via andere beleidskaders. Het is dus niet zo zwart-wit als mevrouw Huizinga hier schetst.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Huizinga.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Ik wil een laatste opmerking maken over wat de minister zegt, namelijk dat ze een jaar de tijd hebben om aan het drempelcriterium te voldoen. U weet natuurlijk ook wel dat er op dit moment binnen al die ngo's echt een ongelofelijke slag gaande is om meer financiering te krijgen van de burgerbevolking. Dat is, eerlijk gezegd, een slagveld. Het lijkt me toch niet dat de minister dat wil?
Minister Klever:
Ik blijf samenwerken met het maatschappelijk middenveld, maar ik ontkom er niet aan dat er bezuinigingen zijn. Er moet op mijn eigen ministerie en op alle andere ministeries bezuinigd worden. Ook maatschappelijke organisaties ontkomen daar niet aan. Maar ik zeg dat ze belangrijk blijven voor de uitvoering van mijn beleid. In dat jaar hebben ze de tijd om andere financiering te vinden. Ik sprak vandaag bijvoorbeeld met UNICEF. Dat is geen maatschappelijke organisatie, maar zij hebben natuurlijk ook te maken met een teruglopend aantal donoren. Zij zijn ook bezig met het krijgen van een andere soort financiering. Zij vertelden mij dat ze bijvoorbeeld samenwerken met verzekeringsmaatschappijen voor een aantal kleine eilanden waarop kinderen het slachtoffer zijn van hurricanes. Dat zeg ik om maar een voorbeeld te geven van alternatieve financieringen. Er zijn echt heel veel zaken mogelijk. Ik doe ook een beroep op de creativiteit van die organisaties om hun opgebouwde kennis en kunde op peil te houden met andersoortige financiering.
Er waren veel vragen van mevrouw Huizinga. Ik heb er hier namelijk nog eentje! Die ging over het rechtstreeks sturen van middelen, wat juist zou kunnen leiden tot ondoelmatige uitgaven. Uit gegevens van het Expertisecentrum Malversaties blijkt niet dat het risico op fraude groter of kleiner is bij directe financiering van lokale organisaties. Lokale organisaties moeten ook gewoon voldoen aan dezelfde eisen van risicoanalyse, accountantscontrole en noem maar op. Die zorgen deel ik dus niet.
De heer Van Rooijen wil graag een drempelcriterium naar 75%, volgens mij. Ik denk dat een drempelcriterium van 50% op dit moment reëel is. Dat is al een forse verhoging. Nu is het 25%. Ik wil eerst de stap naar 50% maken en kijken hoe dat loopt. Op dit moment zou ik niet willen kijken naar een verdere verhoging.
De voorzitter:
De heer Van Rooijen namens 50PLUS.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Het is inderdaad een forse stap. Maar de achtergrond van mijn vraag of het al of niet snel boven de 50% zou kunnen komen, was dat het gaat over het maatschappelijk draagvlak. Wij vinden dat maatschappelijke organisaties, alsook het middenveld, des te krachtiger kunnen opereren als ze een achterban hebben die zegt: wij vinden dit zo belangrijk dat we er een grote financiële bijdrage aan willen geven. Het liefst is dat zo veel mogelijk en vult de overheid aan. Het was een kwart. Dat was weinig. 50% is de helft. Maar wij vinden eigenlijk dat het essentieel is voor het maatschappelijk draagvlak van die belangrijke taken dat ze meer dan de helft aan eigen inkomsten genereren. Het kan niet zo zijn dat de overheid op de lange termijn toch eigenlijk een heel groot aandeel houdt.
Mijn andere vraag — daar komt u misschien nog op — was of het 50%-criterium ook buiten het beleidskader van de komende vier jaren zou kunnen gaan gelden voor andere beleidsterreinen binnen ontwikkelingssamenwerking.
Minister Klever:
Ik ben het met de heer Van Rooijen eens dat maatschappelijke organisaties in een ideale wereld worden gedragen door de maatschappij. Ze vertegenwoordigen namelijk de maatschappij. In theorie zou je kunnen zeggen dat de overheid alleen maar aanvult. De verhoging die ik nu ga invoeren, van 25% naar 50%, is wel al zó fors. Ik wil niet gelijk in één keer heel veel organisaties over de rand duwen. Ik denk dat het goed bestuur is om ze tijd te geven om naar de 50% toe te werken. Ik denk dat dat een reële doelstelling is. Maar over het principiële punt dat maatschappelijke organisaties draagvlak moeten hebben in de maatschappij, ben ik het met de heer Van Rooijen eens.
De tweede vraag van de heer Van Rooijen is of er ook buiten het kader gekeken wordt naar verhoging van de 50%. Jazeker. Daar zijn we nu onderzoek naar aan het doen. Dat onderzoek komt binnenkort naar de Kamer.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat zit in die kaderbrief in het voorjaar waar u het eerder over had, denk ik. Of niet?
Minister Klever:
Nee, nee, nee, dat gaat over maatschappelijke organisaties. Dat is de uitwerking van dit kader. Naar de verhoging van het drempelcriterium naar 50% voor alle andere kaders wordt onderzoek gedaan. Dat wordt een los ... Voordat dat gereed is, is het toch ietsje later.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Minister, dank voor het duidelijke antwoord.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Wat zegt u?
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Tot slot. Mijn vraag was niet om al op de korte termijn, de komende drie à vier jaar al, boven de 50% te gaan, maar om het in gedachte te houden. Mochten verdere bezuinigingen denkbaar zijn, dan is dit wellicht een optie.
Minister Klever:
Dank voor de suggestie. Ik zal dat meenemen en in gedachten houden.
De voorzitter:
Minister, even voor de tijd: we zijn nu ergens halverwege blokje vijf. We zijn nu dus halverwege uw beantwoording. Misschien is het dus in ieder geval goed als we vanuit de Kamer de interrupties iets bondiger formuleren. Wellicht kunt u ook nog even kijken.
Minister Klever:
Ja. Ik denk dat ik alle vragen over het maatschappelijk middenveld nu beantwoord heb. Ik kan dus doorgaan naar het volgende blokje. De mapjes worden wel dunner.
Het blokje vrouwenrechten, gender en gezondheid. Mevrouw Belhirch vraagt naar de impact en de consequenties van de financiering van vrouwenrechten, mensenrechten, lhbtq et cetera. De bezuiniging uit het hoofdlijnenakkoord betekent dat ik scherpe keuzes moet maken. Er is dus minder geld beschikbaar voor nieuwe programma's gericht op bescherming en bevordering van de rechten van vrouwen en meisjes. Dat zal inderdaad gevoeld worden. Nederland was een zeer grote donor op dit gebied. Maar het betekent niet dat we niets meer doen voor vrouwen en meisjes wereldwijd. In het toekomstige kader samenwerking met maatschappelijk middenveld zitten ook instrumenten voor het beschermen en bevorderen van mensenrechten en fundamentele vrijheden voor iedereen, inclusief lhbtiq+-personen. Daarnaast komt Nederland internationale verplichtingen na, dus ook het EU Gender Action Plan, het Verdrag van de Raad van Europa inzake het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het VN-Vrouwenverdrag en de VN-veiligheidsresoluties, waaronder die over vrouwen, vrede en veiligheid. Zo maak ik op verzoek van de Tweede Kamer een nieuw instrument rond vrouwen, vrede en veiligheid in het kader van die maatschappelijke organisaties. De huidige Nederlandse programma's lopen nog tot eind 2025 en worden gewoon netjes afgerond en geëvalueerd. De huidige partners waren er ook van op de hoogte dat de financiering zou stoppen.
Dan vraagt de heer Hartog …
De voorzitter:
Maar eerst heeft mevrouw Belhirch van D66 nog een korte vraag.
Mevrouw Belhirch (D66):
…
De voorzitter:
Wilt u het knopje indrukken, mevrouw Belhirch?
Mevrouw Belhirch (D66):
Sorry. Ik mis nog twee antwoorden. U geeft aan dat het impact heeft, maar de vraag was: weet u wat de impact is? De tweede vraag waarop ik nog geen antwoord heb gekregen, is de volgende. Is er, om de vooruitgang te waarborgen die we als Nederland hebben geboekt met deze projecten, nagedacht over wie ze van ons kan overnemen?
Minister Klever:
Ik kijk even bij mijn antwoorden. Er blijft aandacht voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen binnen de brede programmering, ook binnen het thema gezondheid, door het terugdringen van moedersterfte en het bevorderen van toegang tot voorbehoedsmiddelen, en ook binnen de thema's water en voedselzekerheid. Er blijft dus heel veel aandacht voor vrouwen en meisjes. Dat geldt binnen het maatschappelijk middenveld ook op het gebied van het stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap, het tegengaan van geweld tegen vrouwen en de steun aan vrouwenrechtenverdedigers, en dus ook voor vrouwen, vrede en veiligheid. Er blijft dus heel veel staan.
Dan de vraag wie dat gaat overnemen. Er is onderling overleg met donoren, ook hierover. Volgende week is er bijvoorbeeld in Londen een overleg waar ook iemand van mijn ministerie heen gaat. Er wordt dus wel gekeken of er andere landen zijn die dit gaan overnemen.
De heer Hartog vroeg of ik het met Volt eens ben dat steun aan vrouwenrechten, gendergelijkheid en onderwijs helpt om een middenklasse op te bouwen en ook veiligheid en stabiliteit op te bouwen, en zo migratie tegen te gaan. U weet dat ik door de bezuinigingen scherpe keuzes moet maken en dat vrouwenrechten en gender geen op zichzelf staand doel meer vormen, maar ik ben mij er wel degelijk van bewust dat vrouwenrechten en gendergelijkheid bijdragen aan een stabiele samenleving en aan economische ontwikkeling. Daarom blijf ik binnen het kader maatschappelijk middenveld ook inzetten op een aantal instrumenten, die ik zonet al genoemd heb, en bij vredesinitiatieven ook op vrouwelijk ondernemerschap. Met het oog op de effectiviteit van ontwikkelingshulp blijf ik binnen de prioriteiten ook inzetten op de positie van vrouwen en meisjes. De verdere afwegingen worden eerst met de Tweede Kamer besproken.
Ik heb hier nog de vraag van mevrouw Belhirch hoe we uitvoering kunnen geven aan het EU Gender Action Plan. Die heb ik volgens mij al beantwoord. We komen onze internationale verplichtingen na.
De heer Apeldoorn had het nog over vrouwenrechten die wereldwijd …
De voorzitter:
Van Apeldoorn.
Minister Klever:
Van Apeldoorn. Excuus. Hij vroeg wat hiervan internationaal de gevolgen zijn. Die bezuiniging zal gevoeld worden. Nederland was een grote donor. Daarom kijken we ook of een ander land het over kan nemen. Het betekent niet, zoals ik al meerdere keren gezegd heb, dat we niks meer doen. We blijven nog een aantal zaken doen.
De heer Koffeman vraagt …
De voorzitter:
De heer Van Apeldoorn wil graag nog een vervolgvraag stellen. Een korte, schat ik zo in.
De heer Van Apeldoorn (SP):
De minister zegt steeds: vrouwen zijn belangrijk, maar dat moeten andere landen dan gaan doen, maar we doen nog wel dingen. Maar het klopt toch dat het beleidsartikel "vrouwenrechten" nu op nul wordt gezet? Dat heb ik toch goed begrepen? Wat zijn dan de concrete gevolgen? Heeft de minister daar een beeld van? Is de minister bekend met de studie van het Guttmacher Instituut? Volgens mij is ze daarmee bekend. Die stelt dat als je 10 miljoen bezuinigt op bijvoorbeeld het Global Fund — dat gaat over seksuele en reproductieve gezondheidszorg voor vrouwen en meisjes — dit betekent dat er 12.000 mensenlevens minder gered zullen worden. Is de minister zich daarvan bewust?
Minister Klever:
Eerst de eerste vraag, of het klopt dat het beleidsartikel naar nul gaat. Dat klopt, maar dat betekent niet dat ik daar helemaal niks meer voor doe. Binnen de andere beleidsartikelen heb ik heel veel aandacht voor vrouwenrechten, bijvoorbeeld binnen het maatschappelijk middenkader. Er zijn een aantal instrumenten voor vrouwenrechten en vrouwenrechtenverdedigers. Maar ook binnen de prioritaire thema's heb ik aandacht voor vrouwen. Binnen gezondheid blijven SRGR, de gezondheid van vrouwen en meisjes, een groot thema, dus ik doe wel degelijk heel veel voor vrouwen en meisjes.
Nou, wat doen we dan niet meer? Dat is inderdaad dat beleidsartikel. Daar zit ook lobby in, bijvoorbeeld van WO=MEN. Die houden zich bezig met het belobbyen van beleidsprioriteiten van de regering, bij de regering, bij Kamerleden en bij VN-instituties. Dat doe ik niet meer. Het trainen van vrouwen om de politiek in te gaan doe ik ook niet meer. Een aantal zaken gebeuren dus niet meer, maar de basisrechten van vrouwen en meisjes, zoals gezondheidszorg en voedsel, maar ook de vrouwenrechtenstrijd, blijf ik wel steunen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, die blijven, maar daar wordt wel op bezuinigd. Dat erkent de minister toch? Er wordt wel op bezuinigd en dat heeft dus ook gevolgen voor die vrouwen en meisjes. Het heeft gevolgen voor hun gezondheid. Dat kan uiteindelijk ook mensenlevens kosten. Is de minister dat met mij eens? Is de minister het ermee eens dat dat een feit is? Of zegt de minister dat het alleen maar om politieke rechten van vrouwen gaat? Overigens zijn die wat mijn fractie betreft ook heel erg belangrijk. Er wordt ook bezuinigd op die andere zaken die ik net noemde.
Minister Klever:
In de begroting die voorligt, wordt er bezuinigd. Dat klopt. Maar zoals ik al gezegd heb, wordt bij de invulling van mijn beleidskeuzes voedselzekerheid geïntensiveerd. Water wordt geïntensiveerd, evenals gezondheid. Er wordt dus niet bezuinigd op de gezondheid van vrouwen en meisjes. Maar de training voor politieke doeleinden of het overvliegen van vrouwen naar de VN om daar lobby te gaan bedrijven, dat soort zaken doen we niet meer. Gezondheidszorg voor vrouwen, vrouwenrechtenverdedigers, het stimuleren van vrouwelijk ondernemerschap, dat gaan we allemaal nog wel doen. Maar nogmaals, dit gaat wel over 2026 en verder. Voor 2025 verandert het niet.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot. Hoor ik de minister nu zeggen dat het kabinet met dit beleid de komende jaren niet bezuinigt op de gezondheidszorg voor meisjes en vrouwen? Dat zou mooi zijn. Is dat wat de minister zegt? Dan zal ik haar daaraan houden.
Minister Klever:
Gezondheidszorg blijft heel groot. Ik zou het even precies moeten opzoeken. Het kan zijn dat iets kleins even iets minder wordt, maar daarna wordt het weer geïntensiveerd. Dat heeft dan te maken met de juridische verplichtingen en dergelijke. Maar op termijn blijft er voor de gezondheidszorg voor vrouwen en meisjes een budget over van zo'n 500 miljoen. Dat is ongeveer gelijk aan wat het was. 500 miljoen per jaar, heb ik het dan over.
De heer Koffeman vroeg eigenlijk hetzelfde, dus volgens mij heb ik die vraag al beantwoord. Het klopt dat er wereldwijd minder inzet is, onder andere door het wegvallen van USAID.
Mevrouw Belhirch vroeg nog naar de verantwoordelijkheid op het gebied van SRGR. Die vraag heb ik eigenlijk ook al beantwoord: dat blijven we doen.
De heer Koffeman had nog een vraag over bezuinigingen op de gezondheidszorg in Afrika. Hij zei dat die effect kunnen hebben op de gezondheid in Nederland. Ik behoud een substantieel budget voor mondiale gezondheid. Een groot deel van dit budget komt terecht in Afrika, waar het het hardst nodig is. Ik ben het met hem eens dat ziekten niet stoppen bij de grens, dus ik blijf hierop inzetten. Gezondheid staat ook niet op zichzelf, maar is nauw verbonden met de toegang tot schoon water, voedsel, stabiliteit en economische ontwikkeling. Het is een integrale aanpak. We werken ook nauw samen met het ministerie van VWS op het gebied van de mondiale gezondheidsstrategie.
De heer De Vries vroeg nog naar artikel 3. Voorwaarden kunnen politiek-ideologisch zijn en passen soms niet bij de lokale cultuur, zei hij. We opereren altijd binnen de lokale context. Excuus, ik zet even mijn leesbril op. We opereren altijd binnen de lokale context en we zijn sensitief voor culturele verschillen. In het nieuwe beleid blijf ik oog houden voor kwetsbare groepen. Denk aan onze inzet op vrouwenrechten en gezondheid. Die zorgt ervoor dat maatschappijen zich beter ontwikkelen. Denk bijvoorbeeld aan meisjes die op school blijven, veilige bevallingen, minder geweld tegen vrouwen en vrouwen die inzetbaar blijven in de economie van hun maatschappij. Vrouwen zijn 50% van de bevolking, dus dat maakt hun inzet zeer effectief.
Voorzitter. Volgens mij heb ik nu alles op het gebied van vrouwenrechten, gender en gezondheid gehad. Dat was blokje zes.
De voorzitter:
Nog drie blokjes.
Minister Klever:
Blokje zeven is humanitaire hulp, migratie en conflict, inclusief UNRWA. Mevrouw Karimi vroeg naar bezuinigingen op UNICEF en kinderen. Ik heb een bezuinigingsopdracht die breed wordt doorgevoerd. Leidend zijn de belangen en de thema's in de beleidsbrief. Dit heeft tot gevolg dat de kernbijdrage aan UNICEF — dus alleen de kernbijdrage — wordt gekort. Tegelijkertijd krijgt UNICEF nog aanzienlijke middelen voor belangrijke thema's. UNICEF blijft een belangrijke partner voor Nederland. We blijven via UNICEF miljoenen kinderen steunen, onder andere op humanitair gebied, voeding, water en opvang in de regio. Ik heb dit vanochtend ook nog besproken met een hoge vertegenwoordiger van UNICEF zelf. UNICEF kan levensreddende hulp blijven bieden in crisissituaties, zoals in Oekraïne, Gaza, Sudan en Congo. De bezuiniging op UNICEF gaat dus over de kernbijdrage. Die gaat naar 10 miljoen. Daarnaast ontvangt UNICEF via andere kaders, onder andere voor humanitaire hulp, nog een bedrag tussen 130 en 150 miljoen. Ze blijven dus nog aanzienlijk veel geld ontvangen vanuit Nederland.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi, namens GroenLinks-PvdA.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Klopt het dat er in totaal dus 50 miljoen minder naar UNICEF gaat?
Minister Klever:
Nee, dat klopt niet. De kernbijdrage was 38 miljoen. Die gaat volgens mij eerst door de helft en dan nog een keer door de helft, dus dat wordt 10 miljoen, maar de bijdrage die ze voor humanitaire hulp en dergelijke krijgen, blijft overeind. Ik kan er natuurlijk niet helemaal op vooruitlopen, want uiteindelijk volgt het kanaal het beleid, maar vooralsnog staan op dat vlak geen bezuinigingen voor UNICEF ingepland.
Mevrouw Karimi vroeg ook nog naar noodhulp aan Gaza. Nederland blijft noodhulp leveren aan Gaza door samenwerking met professionele, gemandateerde organisaties, zoals de Verenigde Naties, het Rode Kruis en de Halve Maanbeweging, de Dutch Relief Alliance en UNICEF. Het blokkeren van humanitaire hulp en het stopzetten van de elektriciteitstoevoer naar Gaza door Israël, die mevrouw Karimi noemde, is zeer zorgelijk. Het blokkeren van humanitaire hulp en van basisvoorzieningen als elektriciteit druist in tegen het internationaal recht.
Mevrouw Belhirch vroeg nog naar humanitaire hulp. Noodhulp is cruciaal voor mensen in een land waar oorlog en conflict woeden. Nederland blijft ook humanitaire hulp geven aan mensen in nood, wereldwijd, via de humanitaire organisaties. Hoe de totale inzet voor humanitaire hulp voor 2025 eruitziet wordt binnenkort in de zogenaamde humanitairehulpbrief met de Tweede Kamer gedeeld. Daar kan ik nog niet op vooruitlopen. Maar het budget voor humanitaire hulp blijft grotendeels intact en is ook niet onderhevig aan belangen. Die hoeven niet te voldoen aan belangen van Nederland.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar het verschil tussen humanitaire hulp en ontwikkelingshulp. Humanitaire hulp heeft als doel directe, levensreddende hulp te bieden aan mensen in nood, bij natuurrampen en oorlog. Die is gericht op het voorzien in eerste levensbehoeften van mensen in nood. Ontwikkelingshulp heeft als doel om de levensomstandigheden op langere termijn te verbeteren en bestaat bijvoorbeeld uit armoedebestrijding en het bevorderen van economische groei. Die is dus in tegenstelling tot humanitaire hulp meer gericht op de langere termijn.
De heer Van Apeldoorn had het over humanitaire hulp en zei dat er op noodhulp wordt bezuinigd. Voor 2025 heb ik de bezuinigingen pro rata verdeeld, waardoor er in 2025 46 miljoen euro wordt bezuinigd op humanitaire hulp. Het grootste deel blijft overeind. De humanitaire hulp blijft ook een prioriteit voor Nederland. Er komt nog een humanitairehulpbrief aan waarin staat hoe dat er voor 2025 uitziet.
Mevrouw Belhirch vraagt naar ruimte voor geld voor wederopbouw voor Gaza en Oekraïne. Er is 20 miljoen euro beschikbaar voor wederopbouw in Gaza. Verdere besluitvorming zal plaatsvinden in 2025. Zoals beschreven in het regeerprogramma blijft Nederland Oekraïne politiek, militair, financieel en moreel actief en onverminderd steunen in tijden van oorlog, herstel en wederopbouw. Voor 2025 staat er 252 miljoen gereserveerd voor humanitaire hulp en wederopbouw.
De vraag van mevrouw Karimi had ik al gehad. Dan ben ik door mijn blokje heen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Nog even over dit blokje. Ik had ook gevraagd of de minister het eens is met haar voorganger, die nu VN-vertegenwoordiger is voor humanitaire hulp aan en wederopbouw van Gaza, dat er eigenlijk geen goed alternatief is — eigenlijk is er gewoon geen alternatief, punt — voor het werk van de UNRWA. Als dat zo is, wat betekent dat dan voor de hulp die evenzogoed gecommitteerd is door dit kabinet aan Gaza? We hebben misschien verschillende ideeën over wat daar verder speelt, maar we zijn het er allemaal over eens, denk ik, dat de humanitaire nood in Gaza enorm groot is. De minister noemt het afsluiten van Gaza voor de voorziening van voedsel, hulp, goederen en stroom een schending van internationaal recht. Ik zou zeggen: een oorlogsmisdaad. De humanitaire nood zal daardoor nog veel groter worden. Dat budget van 19 miljoen blijft staan. Er gaat nu 4 miljoen niet langer naar de VN-organisatie voor Palestijnse vluchtelingen. Wat is dan het alternatief dat de minister biedt?
Minister Klever:
De heer Van Apeldoorn heeft het over de 19 miljoen die wij contractueel voor 2025 verplicht zijn aan UNRWA. Die verplichting zijn we aangegaan. Er ligt een amendement in de Kamer om dat voor dit jaar te verminderen naar 15 miljoen, maar daar staat ook uitdrukkelijk in dat die andere 4 miljoen ook bedoeld is voor Gaza, maar dan via andere kanalen. Het is ook een wens van de Tweede Kamer om de hulp aan Gaza te diversifiëren. Die wens was er ook al eerder. We zijn daarmee begonnen. Ook andere organisaties zijn actief, zoals het Rode Kruis en UNICEF. Ik ben het ook met de heer Van Apeldoorn eens — die organisaties geven dit ook aan —dat ze op dit moment niet zonder UNRWA kunnen voor het distribueren van hun hulp. De Kamer vindt het ook onwenselijk dat we van één organisatie afhankelijk zijn. Nu hebben we dus de tijd om het te diversifiëren, zodat andere organisaties ook capaciteit kunnen opbouwen in Gaza om die hulp te distribueren. Het is allemaal moeilijk en de situatie in Gaza is schrijnend. Maar nogmaals, dat totale budget van 19 miljoen gaat naar Gaza.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik moet constateren dat het dus heel erg lastig wordt om ervoor te zorgen dat het naar Gaza gaat, want de minister zegt nu zelf dat het blijkt — dat weten we allemaal — dat andere organisaties niet de uitvoeringscapaciteit en de toegang tot de Gazastrook hebben, die UNRWA wel heeft, om voor de hulp te zorgen. Dat budget wordt volgend jaar gekort met 4 miljoen, maar in 2029 wordt het teruggebracht naar een schamele 1 miljoen euro. Als de alternatieven er niet zijn, betekent dit dat dit kabinet weliswaar gecommitteerd kan zijn aan het geven van humanitaire noodhulp aan Gaza, maar dat het geld niet terechtkomt bij de Palestijnen in Gaza die het zo ontzettend hard nodig hebben.
Minister Klever:
Dat is niet correct. Ook UNICEF, Rode Kruis en Rode Halve Maan werken in Gaza. Die 4 miljoen aan hulp die er via andere organisaties heen moet, kan prima via UNICEF en de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging via de Dutch Relief Alliance Gaza in. Die organisaties werken met UNRWA, maar die 4 miljoen gaat niet rechtstreeks naar UNRWA. Dat geld gaat naar die organisaties. Het komt wel in Gaza terecht. Dit toont de noodzaak aan dat het belangrijk is dat ook die organisaties hun eigen hulpinfrastructuur in Gaza kunnen opbouwen, zodat ze niet afhankelijk zijn van één hulporganisatie.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot. Als die infrastructuur er nu nog niet is, hoe zorgen we er dan voor dat Nederland nu bijdraagt aan het lenigen van de enorm grote humanitaire nood in Gaza? Dat is de achtergrond van mijn vraag. Of het nu wenselijk is of niet dat het gediversifieerd wordt en dat we uiteindelijk minder afhankelijk zijn van UNRWA, is een discussie die ik nu niet wil voeren. Nu is die afhankelijkheid er. Dat zegt de VN-coördinator mevrouw Kaag, uw ambtsvoorganger, en dat zeggen alle experts, alle deskundigen en alle organisaties die bij de VN horen. Nu is er de afhankelijkheid van UNRWA en nu hebben we die infrastructuur van UNRWA nodig. En dan zegt Nederland: we gaan dat toch helemaal afbouwen naar 1 miljoen euro en we beginnen volgend jaar al met het korten van 4 miljoen. Dat heeft toch grote gevolgen voor de effectiviteit van de hulp die Nederland zegt te willen geven aan de mensen in Gaza. Die hulp zal dan toch niet goed terechtkomen bij die mensen? Dat is toch een grote zorg?
De voorzitter:
Tot slot, minister.
Minister Klever:
Wij hebben dat dit jaar ook al gedaan. We hebben dit jaar ook al heel veel hulp gediversifieerd. Een deel is via UNRWA gegaan en een deel is via de Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging en UNICEF gegaan. Het gebeurt al.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dat is toch een hele vreemde uitspraak van de minister. Ze zegt dat ze niet afhankelijk moeten zijn van UNRWA. UNRWA heeft toch het mandaat, als enige organisatie, voor de Palestijnse bevolking, voornamelijk dus Palestijnse vluchtelingen in die gebieden, te zorgen? Dat is hun mandaat. Dat is hun taak. Waarom zou nou juist die organisatie, die voor die mensen als een soort overheid functioneert, moeten worden buitengesloten?
Minister Klever:
UNRWA heeft het mandaat voor scholen, gezondheidszorg, vuilnis ophalen, en noem maar op. Maar voor humanitaire hulp werken ook andere organisaties in Gaza. Ik denk dat het wenselijk is dat ook andere organisaties humanitaire hulp kunnen leveren in Gaza.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
In Gaza is er op dit moment niks anders mogelijk dan humanitaire hulp geven. Daarvoor heb je zo'n infrastructuur nodig. Althans, wat ervan over is, want de scholen en ziekenhuizen zijn ook allemaal gebombardeerd door Israël. Maar voor wat er overgebleven is, is UNRWA verantwoordelijk. Dus nogmaals, waarom zou je als Nederlandse overheid een enigszins functionerende organisatie in dat gebied minder geld willen geven en minder willen steunen? Wat is de logica daarvan?
Minister Klever:
Dat was ook niet mijn keuze. Zoals u weet had ik die 19 miljoen voor UNRWA in de begroting gezet. Het is de Tweede Kamer geweest die daar anders over denkt. Het is de Tweede Kamer geweest, het parlement, die een amendement heeft ingediend om dat te diversifiëren. Dat heb ik uit te voeren.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Karimi.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Tot slot, voorzitter. Dat weet ik. Dat proces heb ik ook gevolgd. Is het dan ook zo dat u daarmee uiteindelijk akkoord bent gegaan en het amendement een positief advies hebt gegeven, omdat u de stem van de SGP nodig had om in de Eerste Kamer een meerderheid voor uw begroting te krijgen?
Minister Klever:
Er was een meerderheid in de Tweede Kamer voor dat amendement. Dat is aan de Tweede Kamer. Die heeft het budgetrecht en die heeft daar gebruik van gemaakt door het amendement in te dienen.
De voorzitter:
Nee, mevrouw Karimi, nee, nee, nee. Minister, we zijn bij het blokje binding? Of heeft u dat al gehad?
Minister Klever:
Ja, we kunnen naar het blokje binding gaan.
De voorzitter:
We hebben nog twee blokjes te gaan van de negen. Dus we hebben nog even te gaan. De heer Hartog, nog een enkele vraag? We gaan nu een beetje rantsoeneren bij de interrupties. Eén vraag.
De heer Hartog (Volt):
Ik heb mezelf al gerantsoeneerd, voorzitter. Mijn vraag over de categorie waarbinnen het UNRWA-contract valt, is niet beantwoord. Is dat juridisch bindend of beleidsmatig gereserveerd? Dat is één. En twee: kunt u mij een of twee voorbeelden geven van een contract dat is opgezegd naar aanleiding van het parlementaire voorbehoud?
De voorzitter:
Dat waren er toch twee volgens mij, maar goed. U hebt ook nog een tweede termijn. Daar kunt u zo'n vraag ook herhalen. De minister.
Minister Klever:
We hebben een contract met UNRWA. Een ontbindende voorwaarde in dat contract is het voorbehoud van parlementaire goedkeuring. Daar heeft het parlement gebruik van gemaakt.
De voorzitter:
Nog een enkele vraag en dan verwijs ik naar de tweede termijn.
Minister Klever:
Ik beschouw een contract als juridisch bindend, maar er zit wel een ontbindende voorwaarde in en die ligt bij het parlement. Daar heeft het parlement gebruik van gemaakt.
De heer Hartog (Volt):
Ik had besloten om op dat punt niet in te gaan. Mijn vraag is simpel en feitelijk: valt het contract onder het juridisch bindende gedeelte of het beleidsmatig gereserveerde gedeelte van de begroting van de minister? Dat is één. Kunt u mij een voorbeeld geven van een contract dat is ontbonden op basis van het parlementaire voorbehoud?
Minister Klever:
Ik heb geen juridische contracten opengebroken. Het is mijn beleid dat ik dat niet doe. Er is één contract waar het parlement ervoor gekozen heeft om dat open te breken aan de hand van het budgetrecht. Dat is een ontbindende voorwaarde in het contract.
De voorzitter:
U kijkt naar mij, maar ik kijk terug. Het woord is aan de minister.
Minister Klever:
Ik heb hier nog migratie en conflictpreventie. Dat staat niet op het lijstje, maar ik heb hier wel een mapje.
De voorzitter:
Wacht even, nu wordt het ingewikkeld. Maar gaat uw gang.
Minister Klever:
O nee, dit is nog blokje zeven, maar dan migratie. Mevrouw Van Bijsterveld vraagt over terugkeer of er wordt samengewerkt met het ministerie van AenM. Ja, daar wordt zeker mee samengewerkt. We hebben zelfs een interdepartementale taskforce internationale migratie opgericht per 1 januari 2025. Met het beleid van opvang in de regio wil Nederland vluchtelingen een sociaal-economisch perspectief bieden in de regio waar zij worden opgevangen. Die inzet biedt ook steun aan de gastgemeenschappen die hen daar opvangen, zodat daar geen conflicten ontstaan. Het mes snijdt aan meerdere kanten. De mensen worden ondersteund in hun ontwikkeling, conflicten worden voorkomen en het draagt bij aan vermindering van de noodzaak tot doorreizen.
Mevrouw Van Toorenburg vroeg nog naar de wederkerigheid. Als opvang in de regio belangrijk is, waarom bezuinigen we daar dan op? Het klopt dat de bezuiniging voor de begroting 2025 naar rato is gedaan. Door de beleidsbrief moeten er veranderingen plaatsvinden in de invulling van die bezuiniging, die in een suppletoire begroting zullen worden opgenomen. Vanaf 2026, richting 2030, zullen de investeringen in de opvang in de regio toenemen, zoals opgenomen in de beleidsbrief. Dat is in het belang van de landen die veel vluchtelingen opvangen, maar ook in het Nederlands belang.
Dan vroeg mevrouw Van Toorenburg naar conflictpreventie. Dat is belangrijk. Zij is het ermee eens dat dit bijdraagt aan minder verlies van mensenlevens en minder schade. Wij hebben in 2025 beperkt gekort op de programma's en op de diplomatie voor inzet voor veiligheid en conflictpreventie. Ook hierover heb ik in de beleidsbrief aangegeven dat wij vanaf volgend jaar meer gaan investeren in het bevorderen van veiligheid en stabiliteit. Daar maakt conflictpreventie deel van uit.
De heer Koffeman vraagt of je OS kunt loskoppelen van conflictpreventie. Ik heb eigenlijk net al tegen mevrouw Van Toorenburg gezegd dat ontwikkelingshulp een belangrijk instrument is om veiligheid en stabiliteit te bevorderen. Onderzoeken tonen ook aan dat investeren in conflictpreventie loont en op de lange termijn besparingen oplevert. Ik ga hier dus zeker op door in mijn nieuwe beleid. Dat betekent bemiddelen bij conflicten, voorkomen van conflicten en doorbreken van de cyclus van conflicten. Dat valt onder het veiligheidsbelang. Dat is een van de drie belangen van veiligheid en stabiliteit, dus dat blijft een prioriteit in mijn beleid.
Dat waren de vragen over migratie in blokje zeven.
Dan blokje acht. Binding. Om de Nederlandse bedrijven beter te positioneren voor internationale opdrachten onderzoeken we de mogelijkheid om innovatieve opties toe te voegen aan het DRIVE-instrumentarium voor infrastructuur. Dan denken we aan elementen van binding, dus aan een vorm van hulp waarbij Nederlandse bedrijven worden betrokken bij de totstandkoming van projecten. Een andere mogelijkheid is het aanbieden van concessionele leningen waarmee transacties geheel kunnen worden gefinancierd. Door meer maatwerk mogelijk te maken kunnen we beter en sneller inspelen op lokale kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven. Dit doen we ook nadrukkelijk in samenwerking met Invest International en VNO-NCW. Op deze manier wil ik de hulp ook toekomstbestendiger maken.
De heer Hartog van Volt vraagt of de minister kan toezeggen dat de binding van DRIVE binnen de geboden OESO DAC-afspraken hieromtrent blijft. Hij vraagt zich af of die binding niet tot een lager percentage dan 0,44% leidt. In een ideale wereld bindt helemaal niemand. Maar we moeten wel rekening houden met een gelijk speelveld, ook voor Nederlandse bedrijven. Ook in andere landen zie je de trend dat onderzocht wordt hoe er meer aan binding gedaan kan worden. Ook de EU onderzoekt steeds meer hoe ze ontwikkelingshulp kan binden aan het bedrijfsleven binnen de EU. Dit helpt ook voorkomen dat ontwikkelingshulp terechtkomt bij bedrijven die onze maatschappelijke standaarden niet respecteren. De OESO-DAC-regels bieden ruimte om hulp aan middeninkomenslanden te binden, onder een aantal voorwaarden. Daarom ga ik in ieder geval het DRIVE-instrumentarium onderzoeken. Wat betreft de regels van de OESO leidt dit niet tot een lager percentage. We houden ons gewoon aan de ODA-definitie hiervoor.
Dan had de heer Hartog nog een aantal vragen over binding. U kunt ervan uitgaan dat we zorgvuldig de keuze maken welke projecten we financieren. Er zijn ook voorbeelden van projecten in het verleden die niet geslaagd zijn. Dat klopt inderdaad. Juist door gebruik te maken van specifieke Nederlandse kennis en kunde — Nederland heeft specifieke kennis en kunde op de thema's waarop ik inzet — en door rekening te houden met de lokale context verwacht ik dat we de ontwikkelingshulp effectiever kunnen inzetten. Zolang we ons binnen de OESO-DAC-afspraken houden, zie ik niet het risico van hulp qua concurrentie met andere overheden.
De heer Van Apeldoorn vroeg of de winstgevendheid van Nederlandse bedrijven nu expliciet een doel is. Nee, dat is geen doel op zich. Ik wil hulp, handel en investeringen meer aan elkaar koppelen, zodat ontwikkelingshulp ook kan bijdragen aan het Nederlandse verdienvermogen. Dat is dus aan de ontwikkelingslanden, maar ook aan het Nederlandse verdienvermogen. Het mes moet aan twee kanten snijden. We creëren dus kansen voor onze bedrijven. Juist in de lage- en middeninkomenslanden groeien de economie en de werkgelegenheid. Het is dus echt een win-winsituatie. We toetsen bij al onze projecten of dat geen ongeoorloofde staatssteun is. Daar kijken we dus naar.
Mevrouw Belhirch had nog een vraag over impactfinanciering. Onderdeel van mijn inzet is om extra geld te mobiliseren voor mijn agenda voor hulp, handel en investeringen. Dat doen we door ons beter te organiseren, om zo ook vanuit de Europese Commissie geld te krijgen voor opschalingen van Nederlandse initiatieven. Dat betreft de EU-delegated cooperation. Ook bevorderen we het ontsluiten van meer private financiering. Op die manier zorgen we ervoor dat we bijvoorbeeld op het gebied van water veel meer impact maken door die opschalingen mogelijk te maken.
Mevrouw Karimi zegt: de handels- en economieagenda wordt een ordinaire subsidiepot. Zij vraagt: kent de minister de talloze onderzoeken van de OESO en de IOB die aantonen hoe corruptie bevorderend gebonden hulp is? Nou, er zijn mij geen studies bekend die aantonen dat gebonden hulp an sich corruptie bevorderend is. Er zijn wel studies die aantonen dat projecten die met gebonden hulp gefinancierd worden, duurder kunnen zijn dan projecten die via internationale aanbestedingsprocedures worden uitgevoerd. Het is daarom belangrijk om te zorgen dat de projecten die we doen ook echt value for money opleveren.
De heer Van Apeldoorn vroeg naar eerlijkere wereldhandel. Hulp alleen is niet genoeg. Het is ook belangrijk dat ontwikkelingslanden zo veel mogelijk onderdeel worden van die wereldhandel en zelf hun geld kunnen gaan verdienen en dat dit op een toekomstbestendige manier gebeurt, met respect voor mens en milieu. Ik zet mij daarvoor in via een combinatie van beleid voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen en ontwikkelingshulp. Ook ons handelsbeleid is gericht op een volwaardige deelname van ontwikkelingslanden aan het internationale handelssysteem. Dat doen we via de WTO en via het EU Algemeen Preferentieel Stelsel. Meer integratie zorgt voor meer economische ontwikkeling. Het is goed voor hun welvaart en biedt kansen voor ons bedrijfsleven.
De heer De Vries vroeg naar goed bestuur. Hij zei: dat is belangrijk voor een duurzaam lokaal investeringsklimaat. Ja, goed bestuur is belangrijk voor een lokaal ondernemersklimaat. We zetten ook in op betere wet- en regelgeving voor het bedrijfsleven. We ondersteunen ook anticorruptieprogramma's via organisaties als het IMF.
Voorzitter, dat was blokje acht, binding.
Dan heb ik alleen nog het blokje overig. De heer Koffeman quootte Dirk-Jan Koch, die zei dat sterfte van kinderen tot 5 jaar de beste voorspeller is van oorlog, conflict en migratie. De heer Koffeman zei: "ODA is goed voor het voor ontvangende land én voor ons. Het is onbestaanbaar dat de minister komt met beleid dat de vluchtelingenstromen aanwakkert." Ik vind het een vergaande conclusie om te stellen dat minder ODA automatisch leidt tot meer vluchtelingen. Ik denk dat de relatie tussen ODA en vluchtelingen gecompliceerder is dan dat. Er speelt veel meer mee.
Ik deel ook niet de conclusie dat mijn beleid vluchtelingenstromen aanwakkert. Het migratiebudget binnen het ontwikkelingsbudget wordt grotendeels ontzien. Het is in de afgelopen jaren gegroeid en zal in de toekomst ook fors groeien. Nederland is een van de grotere en vooraanstaande donoren op het gebied van migratie. We hebben een aantal hele grote partnerschappen. Denk aan PROSPECTS, wat we samen doen met UNHCR, UNICEF, de Wereldbank, International Finance Corporation en International Labour Organization. We hebben ook het project COMPASS, wat we doen met de International Organization for Migration, IOM. Veiligheid en stabiliteit blijven ook prioriteit binnen het ontwikkelingsbeleid.
Mevrouw Karimi zei dat lhbti-rechten niet worden benoemd. Zij vroeg of ik gesproken heb met kennisinstellingen. Zij had het ook over beurzen voor Afrikaanse studenten. Het is een aantal keer ter sprake gekomen. Ik hecht waarde aan de bescherming van mensenrechten en de bescherming van rechten van minderheden en lhbti-personen. Binnen ons buitenlandbeleid zet Nederland zich hier actief voor in.
Dan de vraag over de beurzen en programma's voor Afrikaanse studenten. Het beoogde eigenstandige onderwijsprogramma gaat niet van start. Het ging om ongeveer een half miljard euro. Maar Nederland blijft wel inzetten op strategische samenwerking en kennisuitwisseling, daar waar het aansluit bij de vraag vanuit het Nederlandse bedrijfsleven of daar waar landen het vragen vanuit een migratiepartnerschap. Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen werken nauw samen met Afrikaanse partners. Dat draagt bij aan duurzame ontwikkeling en economische kansen voor beide partijen. Hierover ben ik vanzelfsprekend in gesprek met het onderwijsveld. Ik ben bij Wageningen Universiteit geweest. Ik heb met onderzoekers gesproken over de samenwerking met Afrikaanse instellingen. Ik heb gesproken met TU Delft en TU Eindhoven. Dus ja, ik ben zeker in gesprek met kennisinstellingen.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dank voor het antwoord. Mijn vraag betreft ook instellingen als ISS en organisaties die ten dele door het ministerie gefinancierd worden. Mijn vraag was of de minister met die instellingen in gesprek is geweest en, zo nee, of zij bereid is om dat alsnog te doen.
Minister Klever:
Ik spreek met heel veel instellingen en heel veel organisaties. Met de instellingen die ik niet spreek, spreekt mijn ministerie. Die informatie komt dus ook tot mij. Er wordt echt breed gesproken met het veld.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Ik heb in de beleidsbrief echt geen enkele zin en geen enkel woord gezien dat duidelijkheid geeft over wat het beleid wordt van deze minister ten opzichte van die instellingen. Kan de minister daar iets over zeggen?
Minister Klever:
Ik spreek heel breed met het onderwijsveld. Ik weet niet of ik specifiek met iedere instelling spreek, maar ik spreek heel breed daarmee. Zoals ik net zei, ga ik dat hele grote eigenstandige onderwijsprogramma niet doen. Ik moet ergens keuzes maken. Waar ik wel onderwijs op ga richten, is wanneer wij projecten hebben met bijvoorbeeld Nederlandse bedrijven of wanneer het ontvangende land bepaalde expertise vraagt om dingen te doen. Ik ga dus veel gerichter binnen de thema's voedsel en water nog wat onderwijs doen.
De heer Van Apeldoorn vroeg nog naar de bezuiniging op klimaat. Nederland blijft gewoon zijn aandeel in de internationale klimaatfinanciering leveren. Die klimaatfinanciering bestaat uit diverse elementen. Ik leg andere accenten. Ik ga een deel van de klimaatfinanciering doen via watermanagement en voedselzekerheid. Dat is ook gericht op het tegengaan van klimaatverandering. Om aan de internationale klimaatdoelstellingen te blijven voldoen, is er ook nog een eigenstandig budget op klimaat. Daarmee dragen we bij aan de internationale klimaatfondsen en het mobiliseren van private klimaatinvesteringen.
De heer Koffeman vroeg eigenlijk hetzelfde. In 2023 bedroeg de Nederlandse klimaatfinanciering 1,8 miljard euro. De klimaatcijfers die de heer Koffeman aanhaalt, zijn slechts een onderdeel daarvan omdat ik ook via de thema's voedsel en water aan klimaatbeleid doe.
Een aantal leden hadden nog de vraag: ontwikkelingshulp is zowel eigenbelang als solidariteit met de allerarmsten; erkent de minister dat? Ja, dat erken ik. Nederland blijft zich inzetten voor de sociaal-economische ontwikkeling van lage- en middeninkomenslanden. Ook helpen we mensen in nood. Die inzet is in lijn met duurzame ontwikkelingsdoelen. Dat doet Nederland, dit kabinet, op een manier die goed is voor zowel Nederland als de ontvangende landen. Het wederzijdse belang staat voorop.
De heer De Vries had het over artikel 3 van de memorie van toelichting: wordt er rekening gehouden met religieuze minderheden en kunnen die ook profiteren van investeringen? Vrijheid van religie en levensovertuiging is sinds 2007 een prioriteit van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Dit kabinet blijft zich onverminderd inzetten om discriminatie en vervolging op basis van religie of levensovertuiging tegen te houden, met bijzondere aandacht voor de situatie van kwetsbare groepen, waaronder religieuze minderheden. Ook in het nieuwe beleidskader versterking maatschappelijke organisaties wil ik expliciet aandacht besteden aan het verbeteren van vrijheid van religie en levensovertuiging en die van religieuze minderheden. Dat kader is, zoals u weet, nog in ontwikkeling.
De heer Van Ballekom vraagt of ik het met hem eens ben dat Nederland een fatsoenlijk land is. Ja. Het antwoord was nog iets langer, maar dat ga ik allemaal niet voorlezen. Nederland houdt zich aan nationale, EU- en internationaalrechtelijke kaders en afspraken, inclusief het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. De internationaal vastgelegde rechten zijn het uitgangspunt van de samenwerking van Nederland met derde landen. Het bevorderen van goed bestuur en corruptiebestrijding zijn daarnaast ook staande doelstellingen van het Nederlandse buitenlandbeleid. Op dit moment doet Nederland geen voorstellen voor het overbrengen van mensen die asiel aanvragen naar derde landen, omdat het EU-recht stelt dat de procedure van de asielaanvraag in het land van de aanvraag afgewacht mag worden.
De voorzitter:
Meneer Koffeman van de Partij voor de Dieren heeft nog een korte vraag.
De heer Koffeman (PvdD):
De heer Van Ballekom en ik denken in dit geval hetzelfde over fatsoen. De minister heeft natuurlijk wel voorbereidingen getroffen om in Oeganda te kijken of wij daar asielzoekers kunnen parkeren. Kan de minister ons een beetje deelgenoot maken van de overweging die toen leidde tot een bezoek aan Oeganda en het overleg om daar asielzoekers te stallen? Waar is dat gestopt? En is dat definitief gestopt?
Minister Klever:
Ja, die vraag had ik verwacht. Het gaat niet om het overbrengen van asielzoekers naar Oeganda. Zoals ik net al tegen de heer Van Ballekom zei, mogen mensen die in Nederland asiel aanvragen ook in Nederland de aanvraag afwachten. Het ging om afgewezen asielzoekers die terug moeten naar het land van herkomst. We hebben er inderdaad met Oegandese autoriteiten over gesproken om daar een soort transit-hub te maken. Het gaat dan niet specifiek om Oegandese afgewezen asielzoekers, maar om afgewezen asielzoekers uit de regio. Nederland heeft een lange relatie met Oeganda op het gebied van ontwikkelingshulp. Nederland doet daar ook aan een groot project met betrekking tot opvang in de regio, PROSPECTS. We hebben dus al jarenlang een goede relatie. Vandaar dat we met Oeganda dat gesprek zijn aangegeven. Op dit moment wordt dat uitgewerkt. Er wordt ook gekeken naar het juridische kader en praktische zaken. We hebben een migratiegezant. Die is daar ook meerdere keren heen geweest om dat uit te werken. Dat is de status op dit moment.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar toch weer even terugkomend op dat fatsoen. Oeganda is voor een aantal bevolkingsgroepen een hele onveilige omgeving, bijvoorbeeld omdat ze homoseksualiteit strafbaar stellen. Kan de minister aangeven op welke manier ze daarin segmenteert? Op het moment dat Oeganda voor een aantal bevolkingsgroepen echt een onveilig land is, kun je niet zeggen: mensen die terug moeten, gaan we eerst daar onderbrengen.
Minister Klever:
De zorgen van de heer Koffeman over die antihomowetgeving deel ik. Die heb ik daar ook besproken met de minister van Justitie. De status van die antihomowetgeving is dat die niet geïmplementeerd is, want dat ligt nu voor bij de hoge raad. De hoge raad moet nog een uitspraak doen over of die wet al dan niet geïmplementeerd mag worden. Het spreekt voor zich dat we strak in de gaten houden hoe dat zich ontwikkelt en dat wij niet zomaar mensen die daar gevaar lopen voor hun leven, daarnaartoe terugsturen. Het lijkt me logisch dat we dat niet gaan doen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Kan de minister toezeggen dat als Oeganda die antihomowetgeving implementeert — dat geldt ook voor andere groepen die gevaar zouden kunnen lopen in Oeganda — wij nooit mensen in dat gevaar zullen brengen?
Minister Klever:
Als Oeganda dat implementeert ... Dat weet ik niet. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Ik kan ook niet vooruitlopen op wat we dan doen. Wat ik wel kan toezeggen is dat dat zeker onderdeel is van dat hele proces en dat we er ook zeker waarborgen voor moeten hebben dat mensen die teruggestuurd worden, geen gevaar lopen. Er moeten dus wel waarborgen zijn.
De heer Van Ballekom vroeg ook nog of we meer konden inzetten op multilaterale instellingen. Daarmee doelt hij onder andere op de Europese Investeringsbank en op IFI's. Internationale financiële instellingen zoals de Europese Investeringsbank bieden inderdaad schaalvoordelen. Nederland blijft daarom betrokken als aandeelhouder en donor bij het bestuur van die instellingen, bijvoorbeeld bij de EIB, maar ook bij de Wereldbank. De activiteiten van de EIB buiten Europa worden gefinancierd door de EU-begroting. Vandaar dat u dat niet terugziet op de BHO-begroting. Ik zie de heer Ballekom nee schudden.
De voorzitter:
Van Ballekom.
Minister Klever:
Van Ballekom, excuus. De activiteiten van de EIB buiten Europa staan op de EU-begroting, voor zover mijn informatie reikt. De rest staat op de begroting van Financiën. Het klopt dat er ook een deel op de begroting van Financiën staat. We kunnen natuurlijk niet alle doelstellingen van ons beleid via de IFI's bereiken, maar Nederland blijft zich er wel voor inzetten om via verschillende kanalen onze doelstellingen te behalen.
Mevrouw Van Bijsterveld — iedereen heeft hier "van" in zijn naam! — vroeg nog hoe ik toezicht houd bij internationale organisaties en de uitvoeringscapaciteit van bestedingen. We hebben reguliere procedures voor het monitoren van de bestedingen. Dat is van belang voor het waarborgen van de rechtmatigheid en de doelmatigheid van de activiteiten. Er is binnen het ministerie voldoende capaciteit om de bestedingen te monitoren conform die procedures.
Voorzitter. Ik heb nog één vraag, van de heer Dessing over het Pact for the Future. De collega's van de heer Dessing in de Tweede Kamer hebben mij daar ook al een aantal keer over bevraagd. Ik heb ook in de Tweede Kamer gezegd dat het Pact for the Future niet juridisch bindend is. Het is een politieke verklaring, als uitkomst van een VN-top. Onderhandelen over een dergelijke tekst is een proces van geven en nemen. Ieder land doet een beetje water bij de wijn. Het is dus een compromistekst. Het duurt heel erg lang om zo'n compromistekst te bereiken met zo veel landen. De onderhandelingen waren al vergevorderd toen dit kabinet aantrad. Verder kunnen landen zelf kiezen waar ze hun accenten op leggen, ook in de uitvoering van ontwikkelings- en klimaatdoelen. Daar bevat het Pact for the Future een korte verwijzing naar. Het pact heeft geen financiële consequenties. Mochten die er wel zijn, dan worden die ter besluitvorming aan de VN-lidstaten voorgelegd.
Voorzitter. Dat waren de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Dan ga ik nu voor enkele ogenblikken schorsen. Daarna gaan we door met het tweede termijn van de kant van de Kamer.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering. Thans komen we bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan mevrouw Karimi. Zij zal spreken namens GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter. Allereerst dank aan de minister voor de antwoorden. De minister houdt vast aan de afspraak om 2,4 miljard te bezuinigen en voert die zonder enige twijfel ook uit. Maar waar staat ze werkelijk voor? Haar voorgangers spraken er vaak over dat ze zichzelf in de Trêveszaal zagen als de stem van de allerarmsten — het kabinet zit nu niet meer in de Trêveszaal, maar in het Catshuis — maar helaas kan ik dat van deze minister niet zeggen. Haar meest uitgesproken commitment was slechts — ik citeer — "we verliezen het belang van de allerarmsten niet uit het oog". Dat is natuurlijk wel het minimale.
Voorzitter. De minister zei dat het om meer gaat dan alleen geld. Dat klopt. Een bezuiniging van 300 miljoen, die natuurlijk voor 2025 al op de agenda staat — dit zeg ik nadrukkelijk tegen de heer Van Ballekom — betekent echt heel veel. Ik citeer uit de brief die we van UNICEF hebben gekregen. Daarin zeggen ze: "300 miljoen euro minder financiering betekent dat UNICEF 300 miljoen minder waterzuiveringstabletten kan inkopen. Daardoor kunnen we zo'n 200 miljoen kinderen, getroffen door een crisis en afgesloten van schoon water, niet voorzien van schoon water." Dat is heel concreet. Zo gaat het eigenlijk door. Bijvoorbeeld: "Met 6 miljoen euro minder kan UNICEF zo'n 12 miljoen minder kinderen van vaccinatie tegen de mazelen voorzien." Het is dus heel concreet. 300 miljoen is ongelofelijk veel geld.
Dat westerse landen, met de VS voorop, hun steun fors verminderen, is voor deze minister blijkbaar geen zorg. Overal wordt bezuinigd, maar er is bij deze minister geen enkel gevoel van urgentie voor de immense uitdagingen waarmee de wereld te maken heeft: de klimaatcrisis, extreme armoede, conflicten, oorlogen en humanitaire rampen. De visie blijft, nogmaals, beperkt tot: ik voer uit wat is afgesproken en probeer het netjes te doen. Daarmee moeten we het dan doen.
Ik zal de links van de onderzoeken over gebonden hulpen de relatie met corruptie aan de minister doen toekomen.
Voorzitter. De inzet van de minister om de koppeling tussen het bni en het ontwikkelingssamenwerkingsbudget te herstellen, is niet helder geworden. Haar mantra was: dat wordt in de Voorjaarsnota integraal beoordeeld. De politieke vraag aan het CDA en de SGP is nu, gezien hun stevige inbreng in de eerste termijn, wat zij gaan doen met deze begroting. Daar is mijn fractie natuurlijk zeer benieuwd naar. Ik hoop dat die collega's er in de tweede termijn duidelijkheid over kunnen geven.
Nederland had een sterke positie binnen multilaterale organisaties, maar niet dankzij deze minister of dit kabinet. Dat Nederland nog steeds relevant zou blijven, is meer wensdenken dan realiteit. Het is zeer naïef. De invloed van China, de Arabische Golfstaten en Rusland binnen deze organisaties zal toenemen.
Voorzitter. Tijdens het begrotingsdebat in de Tweede Kamer werden 23 moties ingediend. Bij het tweeminutendebat over de samenwerking met maatschappelijke organisaties werden nog eens 15 moties ingediend. Ik zou hier ook vele moties kunnen indienen om de afbraak te repareren, maar ik laat dat over aan collega's in de Tweede Kamer. Die debatteert donderdag over de beleidsbrief van de minister.
Wel is duidelijk dat het budgetrecht van deze Kamer van groot belang is. De koppeling tussen het bni en het OS-budget is zeer relevant voor mijn fractie. Daar hebben wij met een brede groep een motie over. Die zal collega Huizinga indienen.
Daarnaast vindt mijn fractie de disproportionele bezuinigingen op maatschappelijke organisaties onacceptabel. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat onafhankelijke evaluaties, waaronder die van IOB, aantonen dat maatschappelijke organisaties effectief bijdragen aan Nederlandse ontwikkelingsdoelen en bewezen een efficiënt kanaal zijn voor de besteding van ODA-middelen;
constaterende dat in de afgelopen jaren gemiddeld 25% van de ODA-middelen via maatschappelijke organisaties is besteed;
constaterende dat de minister in haar brief van 11 november jongstleden forse en disproportionele bezuinigingen op het maatschappelijk middenveld aankondigt;
overwegende dat het behoud van kennis en netwerken essentieel is en duidelijkheid over toekomstige financiering noodzakelijk;
verzoekt de regering om minimaal 25% van het ODA-budget via maatschappelijke organisaties te blijven besteden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Karimi, Belhirch, Van Apeldoorn, Hartog, Koffeman en Van der Goot.
Zij krijgt letter H (36600-XVII).
Dank u wel, mevrouw Karimi. Dan geef ik nu het woord aan de heer Hartog namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Voorzitter. Allereerst dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Het was een groot aantal vragen en ik stelde de beantwoording erg op prijs. Ik heb een aantal korte opmerkingen.
De minister zei geen probleem te zien met hulpconcurrentie tussen verschillende landen. Ik kan alleen maar Cruijff citeren: "Je gaat het pas zien als je het doorhebt". We zullen dat zien, en dat kunnen we later dan wel een keer meenemen.
Dan heb ik nog een opmerking over UNRWA. Ik heb nu drie keer gevraagd of het bedrag van de UNRWA in de 425 miljoen zit die juridisch bindend of beleidsmatig gebonden is. U kent mij; dan redeneer ik: qui ne dit mot consent. Dat contract zit dus in het juridisch bindende onderdeel van de begroting. Dat heeft een effect. Ook begrijp ik van de minister dat ze geen voorbeelden heeft waarin ooit de clausule van het parlementaire voorbehoud is gebruikt om een contract open te breken. Dat concludeer ik, tenzij de minister daar iets anders op heeft te zeggen.
Dan de koppeling met het bni. Daar is heel veel over gesproken. Ik zie dat we eigenlijk eerst gaan spreken over een bezuiniging van 2,4 miljard en dan gaan kijken of we die nog gaan koppelen. Ik zou eigenlijk aan de heer Van Rooijen willen vragen of we dat ook bij de pensioenen kunnen doen. Dan gaan we ze gewoon eerst halveren en kunnen we vervolgens praten over de koppeling en de indexering. Maar goed, de heer Van Rooijen is er niet. Ik denk niet dat dat aanvaardbaar zou zijn. Je moet die 2,4 miljard dus niet bezuinigen. De koppeling is dan een kleine bijdrage daaraan. Ik merk dat de minister geen toezegging wil doen op dit vlak. Ze kan zich zelfs niet committeren aan een expliciete ondersteuning zoals de uitvoering van een motie. Ik heb daar toch wel problemen mee. Ik wil dan alleen constateren dat er een meerderheid in deze Kamer is, inclusief Volt, die wenst dat die koppeling weer wordt ingevoerd. Ik heb de verschillende sprekers beluisterd en ik kan ze ook voor de minister optellen als ze dat wil. Dit deel van mijn betoog was aan de minister gericht.
Dan wil ik een gedeelte van mijn betoog gebruiken om mij te richten tot de collega's. We gaan zo langzamerhand naar een stemming toe en ik wil de collega's toch even aanspreken op waar we naartoe gaan.
Allereerst collega Van Ballekom. Ik wil hem complimenteren met het feit dat de VVD als enige regeringspartij de moed heeft getoond om de door de minister voorgestelde begroting te verdedigen. Ik vind dat bewonderenswaardig. Nu kent de heer Van Ballekom mijn verleden bij de VVD. Ik heb daar ook de gelegenheid gehad om verschillende topkadercursussen te doen. Misschien heb ik niet goed opgelet, maar ik heb nooit begrepen dat ontwikkelingssamenwerking niet past bij een liberale wereldorde. Is het niet een smeermiddel voor goedlopende vrijhandel? Is het niet juist in het belang van de liberale wereldorde om overal een gedegen middenklasse te hebben? Of is de nadruk binnen het liberalisme vervallen tot: ikke, ikke, ikke en de rest kan stikken?
Dan de positie van een aantal partijen die opereren vanuit het christelijke geloof. Die is mij ook onduidelijk. Ik kom zelf uit een katholiek nest. Vanuit de school deden wij vaak mee aan inzamelingsacties voor minderbedeelden. Ik sluit niet uit dat daar destijds best een stukje paternalisme en zendingsdrang in zat. Wat bij mij nu beklijft, is echter de centrale rol van barmhartigheid en rechtvaardigheid binnen het geloof. Zelf heb ik niet mijn eigen geloof tot uitgangspunt van mijn politieke werk gemaakt, maar ik respecteer dat anderen dat wel doen. Ik vraag daarom aan de collega's of het echt in ons belang is om ontwikkelingssamenwerking op deze radicale manier af te bouwen. Moeten wij de organisaties die al decennialang het goede werk doen, in een jaar zodanig afknijpen dat ze nu al gedwongen worden om hun goede werk via de christelijke insteek neer te leggen?
Op de website van Broederlijk Delen las ik iets wat ik wel relevant vond in deze vastentijd. Het gedeelte over spiritualiteit zegt: "De spiritualiteit van Broederlijk Delen vindt haar oorsprong in het evangelie en het voorbeeld van Jezus. We vinden inspiratie in Zijn verzet tegen alles wat mensen kleineert, uitbuit en kapotmaakt. We sluiten ons aan bij Zijn keuze om mensen te bevrijden, om kleine mensen te verdedigen, om armen kansen te geven en uitgesloten bevolkingsgroepen te verdedigen. We delen Zijn visie dat wie macht heeft, deze ten dienste van de zwakkeren moet stellen en Zijn overtuiging dat de mens belangrijker moet zijn dan regels en wetten. De band tussen versobering en solidariteit die toen werd gelegd, heeft Broederlijk Delen nooit meer losgelaten. Ook vandaag is de christelijke spiritualiteit het zingevingsmodel van waaruit onze werking vertrekt." Ik zal de rest achterwege laten. U kunt het zich wel voorstellen. Dit is het einde van mijn citaat.
Ik was ook blij met de spreker van Woord en Daad bij onze expertbijeenkomst. Deze was voorgesteld door de SGP. Bij hen lees ik: "Ieder mens is geschapen naar Gods beeld en alle mensen zijn gelijkwaardig. Daarom weten we ons geroepen om Gods liefde en barmhartigheid te weerspiegelen en door te geven. In een gebroken wereld, getekend door armoede en onrecht, streeft Woord en Daad naar zichtbare tekenen van Gods komend Koninkrijk." U kunt zich ook de rest wel voorstellen op de website, dus ik stop mijn citaat, vanwege de tijd.
Ik begrijp natuurlijk dat er in de Tweede Kamer afspraken zijn gemaakt tussen partijen en dat er waarschijnlijk van Eerste Kamerfracties wordt verwacht dat ze zich daarnaar voegen. Hoe zit het dan met het idee dat wij zonder last of ruggespraak opereren, vraag ik mijn collega's en vrienden van het CDA en de SGP. Volgen wij Amerikaanse politici in alles als transactioneel te beschouwen? Volstaat een aalmoes om onze ziel te verkopen? Ik zou zeggen: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.
Ook bij de btw-discussie heb ik aangegeven dat een vogel in de hand beter is dan tien vogels in de lucht. Ik kan me dan ook moeilijk voorstellen dat collega's opnieuw op basis van een nog niet eens gedane toezegging, maar met de hoop op een inspanningsverplichting ten aanzien van het herstel van de bni-koppeling, het uiteindelijke resultaat van drastische doorgaande bezuinigingen nu al goedkeuren. Ik herhaal dat deze koppeling zal plaatsvinden op een substantieel lager niveau. Ik hoop dat wij inspiratie mogen vinden uit de missies van vele niet-gouvernementele organisaties, of zij nu opereren op religieuze of op seculiere basis.
Voorzitter. Ik hoop dat Gods hand ons volgende week naar wijsheid leidt bij de stemming over deze radicaal nieuwe begroting.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hartog. Misschien voor de Handelingen: wij handelen inderdaad zonder last, maar in 1983 is de ruggespraak uit de Grondwet geschrapt, omdat het juist goed is als wij regelmatig ruggespraak hebben met onze achterban in de andere vier dagen van de week. Dat gezegd hebbende geef ik graag het woord aan mevrouw Belhirch namens D66.
Mevrouw Belhirch i (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil de minister bedanken voor het beantwoorden van bijna 176 vragen. Niet alle vragen zijn namelijk beantwoord, maar het is al laat, dus laat ik niet in herhaling vervallen met betrekking tot de vragen. Dat geldt eigenlijk ook voor mijn tekst. Ik ga het kort houden, want anders zou ik mijn betoog hier opnieuw voeren. En dat is denk ik niet de bedoeling.
Voor mij en voor onze fractie is het waarborgen van vrouwenrechten en lhbtq+-rechten wel een belangrijk punt. We zien dat dat in het gedrang komt en dat dat tegen de lijn ingaat die we als Nederland jarenlang hebben gevoerd, ook vanuit de verplichting in onze Grondwet. Daarom wil ik een motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister stelt dat dit kabinet zich inzet voor mensenrechten, vrouwenrechten en lhbtq+-rechten;
constaterende dat artikel 90 van de Grondwet Nederland verplicht zich in te zetten voor de internationale rechtsorde en de bevordering van mensenrechten;
constaterende dat Nederland tevens verplichtingen heeft op basis van internationale verdragen, waaronder het VN-Vrouwenverdrag (CEDAW), het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en de Istanbul-Conventie, die Nederland verplichten actief bij te dragen aan de bescherming en bevordering van vrouwenrechten;
overwegende dat desondanks een groot deel van de financiering voor deze thema's wordt stopgezet en hele beleidsartikelen verdwijnen;
overwegende dat het bevorderen van gelijke rechten en gelijke kansen niet alleen een morele verplichting is, maar ook bijdraagt aan stabiele en rechtvaardige samenlevingen en daarmee in het belang is van Nederland en de internationale rechtsorde;
overwegende dat het schrappen van financiering zonder een gedegen impactanalyse het risico met zich meebrengt dat bereikte vooruitgang verloren gaat en bestaande projecten abrupt worden beëindigd zonder waarborging van effectiviteit en continuïteit;
verzoekt de regering de bezuinigingen op mensenrechten, vrouwenrechten en lhbtq+-rechten niet door te voeren zonder een uitgebreide impactanalyse en onderbouwing van de gevolgen;
verzoekt de regering de bestaande financiering voor mensenrechten, vrouwenrechten en lhbtq+ rechten te waarborgen, zodat cruciale programma's en projecten niet abrupt eindigen;
verzoekt de regering de Kamer binnen drie maanden te informeren over de concrete impact van deze bezuinigingen en de maatregelen die worden genomen om bestaande vooruitgang te behouden;
verzoekt de regering te waarborgen dat Nederland zich houdt aan zijn grondwettelijke én internationale verplichtingen, zoals vastgelegd in artikel 90 van de Grondwet, het VN-Vrouwenverdrag, het EVRM en de Istanbul-Conventie, door actief bij te dragen aan de bescherming en bevordering van mensenrechten wereldwijd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Belhirch, Karimi, Van Apeldoorn, Hartog, Koffeman en Huizinga-Heringa.
Zij krijgt letter I (36600-XVII).
Dan dank ik mevrouw Belhirch en geef ik het woord aan mevrouw Van Toorenburg van het CDA.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
Dank u wel, voorzitter. "We gaan doen waar Nederland goed in is, maar dan met meer focus." Wie kan daar nou tegen zijn? Wij niet. Maar we moeten niet verbloemen dat daarachter een bezuiniging van 2,4 miljard euro schuilgaat. De minister zegt dat we de Sustainable Development Goals gewoon gaan halen; ze zegt dat dat nog steeds onze doelen zijn. Maar we moeten onderkennen dat die verder weg zijn dan ooit, want de crises in de wereld zijn niet minder geworden, de klimaatuitdagingen zijn niet minder geworden en de conflicten zijn niet minder geworden. Hoe denken we dan nog steeds gemakkelijk deze doelen te kunnen halen?
Ik vind het altijd ingewikkeld om te luisteren naar sommige collega's in de zaal die zeggen: ja, maar we hebben het in Nederland ook moeilijk; heel veel mensen hebben moeite met het betalen van de boodschappen. Dat vind ik zo'n verkeerde tegenstelling. Ik moet dan altijd denken aan mijn oma. Zij woonde hier in Mariahoeve. Zij ging met een krantje van Memisa, de voorloper van Cordaid, langs allemaal dure huizen om dat krantje in de bus te doen, in de hoop dat iedereen dan ging betalen. Ik weet zeker dat mijn niet-rijke oma meer gaf dan wie dan ook van degenen bij wie ze het blaadje door de bus deed.
Ongetwijfeld zijn er hier heel veel leden in de Kamer die altijd meedoen met de voedselbankacties voor Oekraïne en weet ik veel wat allemaal. Ik heb het laatst weer gedaan. Weet u wat mij altijd opvalt? Dan komen er twee van die jonge knullen en als je hun vraagt of ze een bijdrage willen geven voor de voedselbank, dan zeggen ze: nee, we hebben geen geld. Maar vijf minuten later zie je ze met twee blikjes Red Bull en een bak sushi een supermarkt uitlopen. Dan denk je: geen geld? Vijf minuten later komt er een bibberende oude dame, waarvan je ziet dat ze niet heel erg rijk is, en die geeft gewoon allemaal dingen voor de voedselbank. Het is zo'n valse tegenstelling: zeggen dat we het in Nederland moeilijk hebben en dat we daardoor enorm moeten bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking. Nee, nee. We hebben nog steeds een welvarend land. En ook mensen die het moeilijk hebben, willen altijd nog delen.
Ik vond nog iets heel ingewikkeld — ik vond het mooi dat mevrouw Karimi daar ook naar vroeg — namelijk het gemak waarmee de minister zei dat UNICEF 38 miljoen kreeg en dat we dat een keer halveren en nog een keer halveren. Dan denk ik: dit gaat om kinderen die weggesleept worden bij de hongerdood. Daar hebben we het over. Dit gaat om kinderen die gevaccineerd kunnen worden. Het is zo gemakkelijk om dat te zeggen, maar door de bijdrage van UNICEF zijn er 2,7 miljard vaccins gegeven en zijn er 9,3 miljoen kinderen behandeld tegen de hongerdood. Dus doe niet zo gemakkelijk over het halveren en nog eens halveren van die 38 miljoen, zodat het ongeveer 10 miljoen is, weet ik veel. Dat kan niet. Zo kunnen we niet met deze thema's omgaan.
We hebben er even twee thema's uitgelicht, conflictpreventie en opvang in de regio, om toch even mee te werken met de minister, met dat welbegrepen eigenbelang. Ik vond het eigenlijk wel fascinerend om de minister te horen zeggen dat het later nog wel gecompenseerd wordt, alsof het straks allemaal weer goed wordt gemaakt. Ik begreep dat niet. Misschien kan de minister daar in de tweede termijn nog op terugkomen.
Het belangrijkste voor mijn fractie was vandaag de discussie over de koppeling. Ik begrijp best dat je kritisch kunt kijken. Doen alle ngo's wat ze moeten doen? Zijn al die organisaties misschien iets te veel georganiseerd, waardoor er te veel aan de strijkstok blijft hangen? Af en toe kun je even kijken of je iets meer gericht dingen kunt doen. Maar dat wil niet zeggen dat we de koppeling moeten weghalen in een rijk en welvarend land als Nederland. Daarover komt een motie, die we echt met enthousiasme ondertekenen. Het is altijd fijn dat we op de voorkant onze naam kunnen zetten en op de achterkant nog een keer onze handtekening. Dat doen ze aan de overkant niet. Dat moeten ze daar misschien eens leren, want dan kun je met nog meer enthousiasme een motie indienen. Dat is voor ons een hele belangrijke.
Ook het volgende is voor ons heel erg belangrijk. Als leden aan mij vragen of ik al weet wat ik ga doen, zeg ik van niet, want aanstaande donderdag zullen wij met heel veel belangstelling het debat aan de overkant volgen om te bekijken wat de minister daar daadwerkelijk waarmaakt van wat ze hier al een beetje heeft gezegd, dat ze wat bewegingen wil maken. Wij zullen het dus allemaal met heel veel interesse volgen, want uiteindelijk weten wij dat we altijd zullen moeten delen, niet alleen uit eigenbelang, maar ook gewoon uit onbaatzuchtigheid. Sommige mensen hebben het namelijk nou eenmaal heel erg veel moeilijker dan wij. Als we daar iets voor kunnen betekenen, dan is dat van grote waarde. Daarom is die motie die eraan komt van cruciaal belang.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. De heer Koffeman heeft nog een vraag voor u.
De heer Koffeman i (PvdD):
De koude rillingen uit uw eerste termijn — ik meen het serieus — voel ik ook in uw tweede termijn. Ik begrijp ook heel goed dat u geen voorschot wilt geven op het stemgedrag van volgende week, dat u donderdag wilt afwachten. Maar ik zou wel het volgende aan u willen vragen. U heeft in de eerste termijn gezegd dat u keiharde garanties wilt van de minister. Heeft u die gehoord?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Nou, nee. Daarom komt er ook een motie voor de koppeling. Dan wordt het een twijfel wat we met deze begroting doen. Als die koppeling er niet komt, dan zie ik mezelf niet voor een volgende begroting stemmen.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat begrijp ik, maar als er een motie vanuit deze Kamer komt om de minister ertoe te bewegen, is het nog steeds geen keiharde toezegging van de minister. Ik zou me dus ook kunnen voorstellen dat u ook de minister op haar woorden beoordeelt bij het stemmen over deze begroting, niet over de volgende.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Daar gaan we een serieus gesprek over voeren.
De voorzitter:
De heer Van Hattem namens de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Een beetje meer van de procedurele aard. Ik hoor mevrouw Van Toorenburg van het CDA zeggen dat er een motie komt. We zitten inmiddels al in de tweede termijn. Wanneer komt die motie dan?
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Wij hebben niet de PVV-gewoonte om een motie in te dienen in de eerste termijn. Die komt dus zo meteen. Mevrouw Huizinga-Heringa van de ChristenUnie gaat die indienen voor ons.
De voorzitter:
Dat is een andere fractie.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Fijn dat u weer meedoet met het debat. U schrijft in. Dan kunnen we u misschien zelfs nog vragen stellen. Wat een luxe.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. Dan is het woord aan de heer Van Apeldoorn. Hij zal spreken namens de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Dank, voorzitter. Dank aan de minister voor de beantwoording van bijna alle vragen. Wat toch bij de SP-fractie beklijft, net als bij collega Karimi, is eigenlijk het gebrek aan visie van deze minister, een visie op ontwikkelingssamenwerking, anders dan dat de minister de bezuinigingen enthousiast omarmt, dat zij het goed vindt dat de hakbijl in het ontwikkelingshulpbudget gaat en dat wat overblijft ten goede moet komen aan het Nederlands bedrijfsleven en het tegenhouden van migranten. De minister zegt: Nederland, niet ik, maar Nederland is gecommitteerd aan de SDG's, aan de duurzameontwikkelingsdoelen. Maar het is duidelijk dat het niet van harte is. Het is ook duidelijk dat de grote bezuinigingen van deze minister het moeilijker zullen maken om die duurzameontwikkelingsdoelen te halen. Ik heb dat eerder kil egoïsme genoemd, maar ook kortzichtigheid.
Ik heb verwezen naar het advies van de AIV, de Adviesraad Internationale Vraagstukken, die het heeft over hoe ontwikkelingshulp of -samenwerking ons verlicht eigenbelang kan dienen. Dan gaat het ook om de langetermijnbelangen. Dan gaat het om het wegnemen van oorzaken van conflicten, van migratie et cetera, ook met betrekking tot het klimaat. Het antwoord van de minister is: ja, maar daar doen wij van alles op. Dan noemt ze het klimaat. Maar het feit is — ik vraag de minister nogmaals dat te bevestigen — dat er wel degelijk op het klimaat veel bezuinigd gaat worden. Dat lees ik in de beleidsbrieven. Wat betreft migratie gaat het helemaal niet primair, zo lees ik althans in de beleidsbrief, om waar de AIV en andere organisaties het over hebben, het wegnamen van de oorzaken van migratie, bijvoorbeeld het voorkomen van conflicten, maar om het tegenhouden van migranten en geld overmaken aan dictators om dat mogelijk te maken. Het gaat om de terugkeer van vluchtelingen. Dat is migratiebeleid. Dat is geen ontwikkelingssamenwerking. Erkent de minister dat zij een heel andere invulling geeft aan dat welbegrepen eigenbelang waar bijvoorbeeld de AIV het over heeft?
Ik had het over barmhartigheid. De heer Van Rooijen is hier nu niet meer, maar hij nam aanstoot aan mijn opmerkingen daarover. Ik gaf een politieke kwalificatie, en zo u wil ook een morele kwalificatie, van dit beleid van deze minister en van deze bezuinigingen. Ik noem dat onbarmhartig. De heer Van Rooijen leek te suggereren — misschien heb ik hem verkeerd begrepen — dat als er nog een schep bovenop gedaan zou worden, ik dat nog onbarmhartiger zou vinden. Daar neem ik geen afstand van. Ik wil net als collega Hartog hier toch die partijen aankijken die barmhartigheid — wij noemen het solidariteit, maar het komt misschien op hetzelfde neer — hoog in het vaandel hebben staan. Dit is een onbarmhartige begroting. De koppeling met het bni wordt al in deze begroting losgelaten. De motie die eraan gaat komen en waar ik mijn handtekening onder heb gezet, zal dat voor deze begroting niet veranderen. Het is ook maar de vraag of die motie uiteindelijk wordt uitgevoerd. Natuurlijk zullen we daarop aandringen. Stem dus tegen deze onbarmhartige begroting en deze megabezuiniging op ontwikkelingshulp!
Ik zie een interruptie, dus misschien moet ik even de voorzitter aankijken.
De voorzitter:
ik zie de heer Van Hattem en die gaat nu een interruptie uitspreken. De heer Van Hattem.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik zal het kort houden, want ik wil toch aan de heer Van Apeldoorn van de SP vragen hoe barmhartig het naar de eigen bevolking is om zo veel geld naar het buitenland te blijven sturen, terwijl mensen in heel veel Nederlandse volkswijken en dorpen nauwelijks rond kunnen komen en mensen echt in armoede zitten. Hoe onbarmhartig is het naar hen toe om dat geld niet aan hen te besteden?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dank. Het is goed dat de heer Van Hattem hiermee komt. Ik wilde daar al iets over zeggen. Ik hoorde de heer Van Hattem, die verder niet aan het debat meedeed, dat later wel zeggen ter verdediging van het beleid van de minister. Ik vind dat, net als collega Van Toorenburg, een valse tegenstelling. Ik wil bovendien benadrukken dat je daarmee mensen tegen elkaar opzet. De minister doet dat volgens mij ook wanneer ze haar beleid verdedigt door te zeggen: "Het is voor de Nederlanders. Ik doe het voor de Nederlanders, de gewone Nederlanders die de boodschappen niet meer kunnen betalen et cetera". Ik vind dat heel erg kwalijk. Het is uiteindelijk een kwestie van politieke keuzes. Die keuzes maken we in deze Kamer allemaal op een andere manier; dat ben ik met de heer Van Hattem eens. Maar dan moet de heer Van Hattem ook staan voor de keuzes die het kabinet maakt. Er is wat de SP betreft genoeg geld in dit land. Natuurlijk, elke euro kan je maar één keer uitgeven, wordt dan altijd gezegd. Ik wijs er wel op dat het begrotingstekort vorig jaar slechts 0,6% was. Ik wijs er ook op dat als je een miljonairsbelasting invoert, zoals de SP voorstelt, je daarmee mogelijk rond 12 miljard kunt binnenhalen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wijs er nu op dat een interruptie een korte vraag, maar ook een kort antwoord omvat.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, daarmee heeft de heer Van Hattem zijn antwoord.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, nog een korte aanvullende vraag?
De heer Van Hattem (PVV):
De heer Van Apeldoorn van de SP zegt dan zelf: je kunt iedere euro maar één keer uitgeven. En die euro wordt nu niet aan ontwikkelingshulp en niet aan het buitenland uitgegeven, maar er wordt een fors bedrag in eigen land uitgegeven zodat mensen het ook beter hebben. Is het dan te veel gevraagd om dat kleine beetje extra te besteden aan mensen in eigen land? Hoe kan het in het denken van de Socialistische Partij te rechtvaardigen zijn om zo veel geld weg te geven, terwijl mensen in eigen land het hartstikke moeilijk hebben en zoals net al werd gezegd, afhankelijk zijn van de voedselbank et cetera? Dan is het geld hier toch gewoon kei- en keihard nodig.
De voorzitter:
Maar u herhaalt eigenlijk uw eerste vraag, dus ik ga tegen meneer Van Apeldoorn zeggen dat hij niet zijn antwoord moet herhalen, want dan zijn we nog weer drie minuten bezig. Vervolgt u uw betoog.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Misschien mag ik daar toch heel even op reageren en niet mijn antwoord herhalen. U zegt dat we die euro dan niet aan de Nederlander kunnen uitgeven. Maar wat doet dit kabinet? Dit kabinet geeft het helemaal niet uit aan de Nederlander. Dit kabinet geeft vooral cadeaus uit aan de vermogenden en de grote bedrijven. Dit kabinet doet niks aan de hoge huren. Dit kabinet doet niks aan de dure boodschappen. Dus dat verhaal van de heer Van Hattem klopt ook op dat punt helemaal niet.
Voorzitter. Ik vervolg mijn betoog, want daar dringt u op aan. Ik ben bijna klaar. Ik kom bij mijn laatste punt en dat betreft de humanitaire hulp aan Gaza en wat ik daarover heb gezegd ten aanzien van UNRWA. Ik herhaal nog maar eens dat ook de minister erkent dat UNRWA eigenlijk als enige het mandaat heeft, gegeven door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, om die hulp uit te voeren. De minister erkent dat UNRWA als enige de infrastructuur en de uitvoeringscapaciteit daarvoor heeft. Zij onderkent dus dat het een probleem is dat we dat geld niet meer rechtstreeks aan UNRWA kunnen overmaken, of althans minder volgend jaar en nog minder in de jaren daarop. Zij zegt dat er ook andere organisaties zijn, zoals het Rode Kruis en UNICEF, maar die hebben dus niet die uitvoeringscapaciteit. Dan is mijn simpele vraag aan de minister: volgt daar niet logischerwijs uit, en is dat wat betreft de minister dan in orde, dat de organisaties die dat geld van Nederland krijgen, dat doorsluizen naar UNRWA om UNRWA voor ons die hulp te laten uitvoeren? Want dat is dan, als ik de minister beluister, de enige optie die overblijft.
Dat was mijn laatste vraag aan de minister. Verder is het duidelijk wat mijn fractie vindt van deze begroting en wat wij volgende week zullen stemmen.
Mevrouw Van Bijsterveld i (JA21):
Ik wil toch een vraag stellen aan de heer Van Apeldoorn, via u voorzitter. Het is duidelijk dat het amendement in de Tweede Kamer met 88 stemmen voor en 49 stemmen tegen is aangenomen; met een ruime meerderheid. En waarom is het aangenomen met een ruime meerderheid? Omdat geconstateerd is dat UNRWA herhaaldelijk neutraliteitsschendingen heeft gepleegd, dat er antisemitisme in UNRWA-lesmethoden zit, dat er ernstige aantijgingen zijn van medewerkers van UNRWA die deel hebben uitgemaakt van de pogrom op 7 oktober en die gelieerd zijn aan Hamas en aan Hezbollah. Dat zijn allemaal redenen geweest om dit amendement in de Tweede Kamer met een ruime meerderheid aan te nemen. Kunnen we ook, en kan meneer Van Apeldoorn, namens de voorzitter, kritisch zijn op deze organisatie gezien deze feiten?
De voorzitter:
We zijn het er wel over eens dat woordvoerders namens hun fractie spreken, maar we zijn het er ook over eens dat de heer Van Apeldoorn niet namens de voorzitter spreekt. Gaat uw gang, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Nee, dat zou ik wel willen doen. We kunnen hier een heel debat over voeren, maar ik betwist deze feiten. Ik betwist wat mevrouw Van Bijsterveld zegt, dat we dit hebben geconstateerd. Ik wijs op allerlei onderzoeken, onder andere door Frankrijk, na de eerste aantijgingen die door Israël waren gedaan. Het zou gaan om zeven of acht mensen van UNRWA die betrokken zouden zijn geweest bij de aanslagen. Dat is allemaal weerlegd. Ik verwijs ook naar andere rapporten daarover en naar wat de Verenigde Naties daar zelf over zeggen. UNRWA is een hele grote organisatie. Daar zullen ongetwijfeld mensen bij zitten die misschien ideeën hebben waarvan ik zou zeggen: dat zijn niet mijn ideeën. Maar die organisatie is niet geïnfiltreerd door Hamas. Het is geen terroristische organisatie. Natuurlijk is Hamas een terroristische organisatie. Maar dan zou ik mevrouw Van Bijsterveld willen vragen: wat vindt u van de dagelijkse terreur die Israël uitoefent op de bevolking van Gaza en ook op de bevolking van de Westbank, gebieden die Israël al sinds 1967 bezet?
De voorzitter:
Nee, we gaan geen vragen heen en weer stellen. Mevrouw Van Bijsterveld kan nog één keer reageren en dan gaan we weer verder.
Mevrouw Van Bijsterveld (JA21):
Ik zal alleen reageren. Ik begrijp dat dit altijd veel emoties oproept bij heel veel mensen. Laat ik vooropstellen dat de situatie in Gaza verschrikkelijk is, maar dat ik vooral het Palestijnse volk toewens dat zij niet meer gebukt gaan onder de terreur van Hamas en dat de gijzelaars vrijkomen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik wens het Palestijnse volk toe dat ze niet langer gebukt gaan onder de bezetting en de apartheid die al decennialang voortduren.
De voorzitter:
Dank u wel, dan geef ik het woord aan de heer De Vries namens de SGP.
De heer De Vries i (SGP):
Dank, voorzitter. Dank allereerst aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik ben dankbaar voor het feit dat zij erkent dat religieuze minderheden een punt van zorg zijn. Ik had het punt opgebracht omdat het nergens genoemd wordt. Ik hoop dat het door deze vraag op het netvlies is gekomen en dat erkend wordt dat deze minderheden zeker in het oog moeten worden gehouden.
Mijn vraag over de TWAIL-literatuur is een beetje beperkt beantwoord. Ik had al een paar voorbeelden gegeven waarbij je allerlei criteria kunt opleggen die terecht zijn. Mijn vraag ging er meer over dat je fouten kunt maken met het opleggen van criteria die helemaal niet passen bij die landen. Ik denk even aan het voorbeeld dat de Amerikanen in al hun naïviteit dachten dat je in Irak maar even een dictator hoefde te verwijderen en dat je dan eenvoudigweg de democratie kon implementeren. Dat gaat gewoon niet; dat laat de literatuur zien. Zo kun je de fout maken dat je allerlei politiek-ideologische voorwaarden gaat opleggen die gewoon niet passen bij een land. Ik denk dus dat voorzichtigheid geboden is. Ik zou de genoemde literatuur dan ook zeker in de aandacht van de minister willen aanbevelen.
Ten slotte kom ik op een punt dat mij erg aanspreekt, te weten het beroep dat gedaan wordt op ons geweten. Ik vind dat een heel mooie zaak. Ik wil zowel de heer Hartog als de heer Van Apeldoorn bedanken voor het feit dat zij dat gedaan hebben. Daarmee geven zij aan dat zij beseffen dat dit voor ons inderdaad heel zwaar weegt. Dank daarvoor, want dat is gewoon heel mooi.
Zoals wij al in het begin gezegd hebben, blijft het gebrek aan barmhartigheid, maar ook aan bijvoorbeeld rechtvaardigheid, voor ons een graat in de keel bij deze begroting. Ik ga niet vooruitlopen op ons stemgedrag, want wij stemmen met opzet pas een week later, zodat wij alles kunnen laten bezinken. Maar wees ervan verzekerd dat het pleidooi voor ons wel degelijk heel belangrijk is en dus in onze overwegingen zeker zal meespelen. Ik voeg daar nog aan toe dat er al eerder voorbeelden geweest zijn van gevallen waarin wij niet automatisch in dezelfde richting gestemd hebben als onze Tweede Kamerfractie. Wij zijn daarin zelfstandig; wij zijn niet gebonden aan wat de Tweede Kamerfractie gedaan heeft. Uiteraard kijken wij naar wat zij gedaan heeft, maar wij nemen hier een zelfstandige plaats in.
Natuurlijk is het prachtig dat je efficiency toepast en dat je daarmee geld kunt besparen, maar wij zouden liever zien dat je het bespaarde geld gewoon weer netjes investeert in andere dingen die je dan wél kunt doen, in plaats van te zeggen "dat geld steken we mooi in onze eigen zak; dat is weer gewonnen".
Hierbij laat ik het.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer De Vries. Dan geef ik het woord aan de heer Van Ballekom, namens de VVD.
De heer Van Ballekom i (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de minister voor de gedegen beantwoording van de vragen. Dat de antwoorden niet altijd de antwoorden zijn die alle partijen bevredigend vinden, is nu eenmaal een harde politieke realiteit; dat komt wel vaker voor in deze Kamer.
Ik heb toch nog wat opmerkingen. Allereerst over de Sustainable Development Goals. Het is toch zo dat het geen juridische verplichtingen zijn, maar inspanningsverplichtingen? Dat ten eerste. Het is toch ook zo, minister, dat niet alle doelstellingen kunnen worden gerealiseerd met geld van de begroting voor Ontwikkelingshulp? Het kan geld zijn van andere begrotingen, maar sommige doelstellingen kunnen ook zonder geld worden gerealiseerd. Die nuance heb ik een beetje gemist in het debat.
Dan heb ik nog een opmerking ter correctie. De Europese Investeringsbank wordt niet gefinancierd door Europa en ook niet door Nederland. Dat geldt ook voor de EBRD. De EIB leent geld op de kapitaalmarkt. Wat dat betreft is het dus een prachtig instrument om met weinig geld veel te kunnen realiseren, minister. We hebben dan ook nog te maken met een hefboom van 3. Dus als u zegt dat u zich wilt opstellen als aandeelhouder van deze instelling, zou ik u willen adviseren: kijk eens naar het geld dat u als aandeelhouder via die instellingen kunt sluizen om een hefboom van 3 te bereiken, zodat een deel van de bezuinigingen kan worden geneutraliseerd.
Ik heb nooit ontkend, zeg ik tegen mevrouw Karimi, dat 300 miljoen geen groot bedrag is. Wat ik gezegd heb, is dat je, als je 5% bezuinigt op een beleidsterrein, niet kunt zeggen dat er sprake is van totale afbraak. Dat was toch de inzet van uw bijdrage aan dit debat.
Even over de heer Koffeman, mevrouw de minister. Als het constitutionele hof in Kampala de homowetgeving uitvoerbaar en implementeerbaar acht, ga ik er gewoon van uit dat u niets of niemand daar naartoe stuurt. Dat zou ik toch een heel vervelende reactie vinden.
Tegen de heer Hartog zeg ik: humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking passen naadloos bij het liberalisme. Dat u van het pad geraakt bent en niet meer bij deze partij hoort, is aan u. Maar ik zou u ook willen aanbevelen het artikel in The Economist van vorige week te lezen, op welk artikel mijn collega mij geattendeerd heeft: Aid doesn't make poor countries rich.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Ballekom. Dan is het woord aan mevrouw Huizinga-Heringa namens de ChristenUnie.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Dank u wel, voorzitter. En via de voorzitter zeg ik: dank u wel, minister, voor de beantwoording van een groot deel van de vragen.
Op één punt dat aan de orde is gekomen wil mijn fractie nog ingaan. De minister beaamt dat er flink zal worden bezuinigd op ontwikkelingshulp. De minister zegt: maar andere landen bezuinigen ook heel veel. Zoals ook door anderen is opgemerkt, kan dat ook wat mijn fractie betreft toch geen rechtvaardiging zijn voor deze forse toekomstige bezuinigingen. Het feit dat anderen het ook doen, maakt het alleen maar erger. Er moet toch een eigen overtuiging zijn dat het goed is om te delen met anderen die veel minder hebben dan wij, wat voor woorden we daaraan ook maar willen hechten, "barmhartigheid" of wat dan ook. Ook voor mijn fractie is er natuurlijk een basis waarop wij ons baseren. De minister heeft gezegd zich te laten inspireren door Trump. Ik zou willen zeggen dat mijn fractie zich laat inspireren door iemand anders. Die heeft gezegd: wat je doet voor de minste broeders van mij, dat doe je voor mij. Dat is onze inspiratiebron; vandaar dat wij moeite hebben met deze enorme bezuinigingen.
We hebben geen antwoord gekregen op de vraag waarom besloten is om los van de afspraken in het regeerakkoord ook nog eens de koppeling los te laten, die al vijftig jaar bestaat. Het loslaten van die koppeling betekent namelijk nog eens een cumulatieve bezuiniging van 2 miljard voor de komende vier jaar. Graag daarop nog een antwoord, zo vraag ik aan de minister via de voorzitter.
Dan wil ik graag de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet in lijn met het hoofdlijnenakkoord een bezuiniging op het budget voor ontwikkelingssamenwerking (ODA) heeft ingeboekt van structureel 2,4 miljard euro;
constaterende dat het kabinet in de periode 2025-2029 bovenop de bezuiniging uit het hoofdlijnenakkoord cumulatief 2 miljard bezuinigt op ontwikkelingssamenwerking, door de koppeling van het ODA-budget aan het bruto nationaal inkomen (bni) los te laten;
overwegende dat deze extra bezuiniging ingaat tegen de zogeheten "reguliere systematiek" om het budget voor ontwikkelingssamenwerking aan te passen aan de omvang van het bni en dat deze systematiek al vanaf 1975 van kracht is;
overwegende dat blijkens het hoofdlijnenakkoord en het regeerprogramma geen afspraak is gemaakt om een einde te maken aan de koppeling tussen het ODA-budget en de omvang van de economie;
verzoekt de regering de huidige systematiek, waarbij het ODA-budget gekoppeld is aan het bni, structureel te waarborgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Huizinga-Heringa, Karimi, De Vries, Belhirch, Van Toorenburg, Van Apeldoorn, Koffeman en Van der Goot.
Zij krijgt letter J (36600-XVII).
Dank u wel, mevrouw Huizinga-Heringa. Dan geef ik het woord aan mevrouw Van Bijsterveld namens JA21.
Mevrouw Van Bijsterveld i (JA21):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de minister voor de beantwoording van in ieder geval wel al mijn vragen. Uit de deskundigenbijeenkomst is mij het volgende bijgebleven. Ik had gevraagd: was er naast de zorgen die we allemaal gehoord hebben ook een positief punt uit de beleidskaderbrief die u aan de Kamer gestuurd heeft? De gemeenschappelijke deler op dat punt was toch de focus die u aanbrengt. Dat werd als positief gezien. Laat ik dus ook vandaag benoemen dat die focus goed is.
U heeft al uit mijn eerste termijn kunnen opmaken dat er vanuit mijn fractie steun is voor deze begroting voor 2025. Dank daarvoor.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Bijsterveld. Dan is het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil de minister bedanken voor het beantwoorden van heel veel vragen, van de meeste vragen. Ik moet daarbij wel zeggen dat er een terugkerend thema is geweest in de beantwoording. Collega Van Toorenburg citeerde haar grootmoeder, en dat kan ik ook doen: wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht. "We doen het niet eens zo heel slecht in vergelijking met andere landen." Dat heeft iets weg van het weglopen voor je eigen verantwoordelijkheid. Het is zoals een kind dat thuiskomt van school met de mededeling: pap, mam, ik had een 4, maar de meeste kinderen hadden een lager cijfer. Ja, dan heb je het relatief goed gedaan, maar dat is niet de manier waarop je naar ontwikkelingshulp zou moeten kijken.
Voorzitter. Wij hebben onze eigen verantwoordelijkheid, niet alleen in termen van het verdienvermogen van het Nederlandse bedrijfsleven, maar ook in termen van veiligheid, stabiliteit, barmhartigheid en rechtvaardigheid. Als het gaat over de strijd tegen klimaatverandering, gaat het niet om het ondernemersklimaat, maar om het fysieke klimaat. Het gaat niet om eigen volk eerst, maar om hulp aan de allerarmsten, de zwaksten, eerst.
De minister zei bij herhaling: het staat nu eenmaal in het hoofdlijnenakkoord, dus dat moet ik uitvoeren. Nederland heeft voor het eerst in jaren een Oscar gewonnen, met de film I'm Not a Robot. Ik denk dat de minister bij haar aanstelling het hoofdlijnenakkoord ondertekend heeft, maar ook nog zelf moet blijven nadenken over de vraag wat zij wel en niet voor haar verantwoording kan nemen. Dat is iets waar je je niet achter kunt blijven verschuilen. Je moet daar eigen keuzes in maken. Ik hoop dat de uitspraken van deze Kamer daar een bijdrage aan kunnen leveren.
Voorzitter. In het kader van welbegrepen eigenbelang wil ik het kabinet oproepen om niet te bezuinigen op onze ogen en oren in ontwikkelingslanden. Ik wil daartoe de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de begrotingsstaat Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp 2025 wordt gekozen voor een bezuiniging van 10% op ambassades, consulaten en permanente vertegenwoordigingen;
overwegende dat ambassadeurs waarschuwen voor de negatieve gevolgen van deze bezuinigingen voor de invloed van Nederland in een veranderend geopolitiek krachtenveld;
overwegende dat ambassades essentieel zijn voor het versterken en onderhouden van bilaterale en multilaterale verhoudingen;
overwegende dat het in tijden van geopolitieke dreigingen logischer is de ambassades te versterken in plaats van te verzwakken;
verzoekt het kabinet stappen te nemen die ertoe leiden dat de bezuinigingen ongedaan gemaakt worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koffeman, Nicolaï, Visseren-Hamakers, Hartog en Belhirch.
Zij krijgt letter K (36600-XVII).
De heer Koffeman (PvdD):
Voorzitter, ten slotte. Ik begrijp dat een aantal fracties nog worstelt met de vraag: moeten wij voor of tegen deze begroting stemmen? Ik begrijp dat het debat in de Tweede Kamer van aanstaande donderdag daar een belangrijke rol in speelt. Om die reden wil ik nu alvast een hoofdelijke stemming aanvragen voor volgende week. Het zou best kunnen dat in de loop van deze week mijn verzoek ongedaan gemaakt wordt, maar totdat die overwegingen gemaakt zijn, wil ik graag dat verzoek alvast neerleggen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. U heeft een hoofdelijke stemming aangevraagd voor volgende week, bij de stemming over deze begroting, deze wet. Dan geef ik het woord aan de heer Dessing namens Forum voor Democratie.
De heer Dessing i (FVD):
Voorzitter, minister, hartelijk dank. We hebben een goed debat gehad met elkaar. Dank voor de uitgebreide beantwoording van alle vragen, en ook onze vragen. Sommige antwoorden waren naar tevredenheid en in sommige gevallen werd het een wat semantische discussie, met name over de vragen die gebaseerd waren op wat nou eigenlijk de status is van de SDG's. Dat werd net ook al door de VVD genoemd. Is het nou een juridische verplichting, een inspanningsverplichting of een advies? Er zijn verschillende wegingen aan gegeven.
Het blijft natuurlijk een feit dat als je echt bezuinigingen wilt doorvoeren, deze minister daar op de korte termijn goede stappen toe zet, maar dat je het voor de langere termijn nodig hebt om niets aan de internationale juridische verdragen verplicht te zijn en om goed te weten waar je wel of niet aan gebonden bent. Daar heeft onze fractie toch nog wel wat moeite mee.
In uw antwoord aan de heer Van Apeldoorn, zeg ik tegen de minister via de voorzitter, van de SP moet u eigenlijk de juridische committering toegeven aan onder andere de SDG's. Hoe voorkomt deze minister dat de Raad van State, net als op het immigratiedossier, straks gaat dwarsliggen wanneer wij niet aan die verplichtingen kunnen voldoen? En hoe gaat de minister ervoor zorgen dat echt autonome besluiten en keuzes over besteding van ontwikkelingsgeld kunnen plaatsvinden? Moeten we dan niet stoppen met subsidies aan ngo's en multilaterale handelsverdragen gaan opzetten? Graag nog een antwoord van de minister zodat we dat kunnen meenemen in onze overweging voor deze begroting.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dessing. Dan geef ik het woord aan de heer Van Hattem namens de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Dank, voorzitter. Er werd straks gesuggereerd door de heer Hartog van Volt dat alleen de VVD deze begroting hier zou willen verdedigen, maar wij staan er uiteraard ook. We staan juist volledig achter deze begroting van deze minister. We zijn er ook erg trots op dat deze minister het voor elkaar krijgt om 2,4 miljard structureel te bezuinigen op ontwikkelingshulp. Wat dat betreft sta ik hier met volle tevredenheid. Ik zeg er ook meteen bij dat het feit dat wij in eerste instantie niet hadden ingetekend voor het debat ermee te maken heeft dat wij normaal gesproken in deze Kamer begrotingen bijna nooit behandelen. Het is meer uitzondering dan regel. Daarmee doen we niet anders dan anders, met daarbij het volle vertrouwen in de minister. Ik heb nog wel enkele kleine opmerkingen. Ik sta vooral hier in de tweede termijn om even stil te staan bij de ingediende moties.
Ik heb eerst nog een paar opmerkingen. Door de minister werd aangegeven dat door Nederland wordt doorgegaan met ontwikkelingshulp in de vorm van onder andere watermanagement. Ik zou wel de oproep willen doen om dat vooral via het bedrijfsleven te doen en niet bijvoorbeeld via de waterschappen. Het lijkt me onwenselijk dat waterschappen zich in dit kader ook nog extra gaan bezighouden met ontwikkelingshulp — sommige doen dit al in het kader van watermanagement — terwijl de ingezetenen ondertussen fors hogere waterschapslasten moeten betalen.
Hetzelfde geldt voor humanitaire hulp. De minister zegt dat we fors blijven inzetten op humanitaire hulp. Maar als daarnaast gemeentes en provincies met grote bedragen blijven inzetten op humanitaire hulp, wat nu ook vaak gebeurt, dan is dat wel erg dubbelop. Ondertussen klagen die gemeentes en provincies continu over het ravijnjaar wat dreigt. Als deze minister er al volop op inzet, dan zouden die gemeentes en provincies dat achterwege kunnen laten.
Dan over het herstellen van de koppeling met het bni. Daar heeft PVV-fractie zeker geen behoefte aan. We willen geen koppeling maar een kentering in het beleid, maar we willen de minister wel alle ruimte geven om zelf te kijken naar wat er mogelijk is.
Dan de motie die is ingediend door onder andere de ChristenUnie en het CDA over het herstellen van de koppeling. Wat ons betreft hoeft het niet, maar ik hoor graag van de minister hoe ze daarmee wil omgaan.
Dan de motie van mevrouw Karimi over dat de bezuinigingen op maatschappelijke organisaties disproportionele bezuinigingen zijn. Ik vind wat er plaatsvindt via de hoge bedragen die aan ontwikkelingshulp zijn uitgekeerd in de afgelopen decennia juist een disproportionele belasting van de Nederlanders.
De motie van mevrouw Belhirch is een heel epistel met allerlei verzoeken. Die zullen wij ook zeker niet steunen.
Ten slotte de motie van de heer Koffeman om de bezuinigingen op de ambassades ongedaan te maken. Daar staan wij ook niet achter.
Tot slot over het uitzetten van asielzoekers naar Uganda. Er zijn nu ook asielzoekers in Nederland die juist een gevaar vormen voor homoseksuelen hier. Het lijkt ons veel beter om die in een derde land op te vangen dan ze hier in ons eigen land een gevaar te laten vormen.
We staan achter het voorstel van de begroting. Dat zullen we zeker steunen, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. De heer Hartog namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
De heer Van Hattem had het over de gebruiken in deze Kamer, ik denk terecht. Het is gebruikelijk dat we begrotingen niet behandelen. Maar als ik het wel heb, is dit nou typisch een begroting waar de PVV in de laatste jaren, zelfs zonder behandeling of stemming, tegen zou hebben gestemd of aantekening bij zou hebben gevraagd. Wat beweegt de PVV er nu toe om wel ineens voor te stemmen zonder er ook maar iets over te zeggen?
De heer Van Hattem (PVV):
Zoals ik al zei: het grote compliment dat deze minister kan worden gemaakt, is dat er nu wel een gigantische bezuiniging plaatsvindt op ontwikkelingshulp en dat eindelijk eens een keer de kentering wordt ingezet om een andere richting op te gaan op dit vlak, om minder geld af te dragen als Nederland. Dat maakt dat we deze begroting zullen steunen. Er is een duidelijke koerswijziging ten opzichte van het verleden, toen er vaak alleen maar meer geld werd weggegeven.
De heer Hartog (Volt):
Ontwikkelingshulp is al een paar keer teruggebracht door verschillende regeringen. Wat is dan precies het kantelpunt? Wat is wel een goede bezuiniging en wat niet? Het is mij niet helemaal duidelijk wat de PVV beweegt. Wat is de laatste begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking waarmee de PVV heeft ingestemd?
De heer Van Hattem (PVV):
Ik kan me niet herinneren dat we ooit eerder met een begroting voor Ontwikkelingssamenwerking hebben ingestemd. Misschien in een ver verleden. Eerlijk gezegd kan ik het me niet herinneren, dus in ieder geval niet sinds ik in deze Kamer zit. Wat ons betreft mag er fors bezuinigd blijven worden op ontwikkelingshulp. Daar hebben wij altijd voor gepleit. Het kan dus geen nieuws zijn voor de heer Hartog dat we er groot voorstander van zijn dat het geld niet naar het buitenland gaat, maar in ons eigen land en aan onze eigen mensen besteed wordt.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Is de heer Van Hattem het met mij eens dat macht corrumpeert en absolute macht absoluut corrumpeert?
De heer Van Hattem (PVV):
Als we kijken naar macht van allerlei figuren die in het verleden ontwikkelingshulp hebben ontvangen ... Vanaf de jaren zeventig waren er allerlei regimes waarvoor daar helemaal geen noodzaak toe was. Er is heel veel Nederlands belastinggeld misbruikt. Dat had nooit mogen gebeuren. In die zin is het heel vaak in verkeerde handen terechtgekomen. Zo lees ik de opmerking van de heer Hartog.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik heb collega Van Hattem een aantal keren horen pleiten voor meer hulp aan arme Nederlanders die hun boodschappen niet kunnen betalen of anderszins in de problemen komen. Kan de heer Van Hattem een tipje van de sluier oplichten? De PVV heeft in het verleden beloofd dat de boodschappen goedkoper worden en het eigen risico in de zorg gehalveerd gaat worden. Is daar al licht aan de horizon? Want dat is waar die arme mensen op dit moment op aan het wachten zijn. Dat is voor een aantal van die arme mensen de reden geweest om op de PVV te stemmen.
De heer Van Hattem (PVV):
Er zitten een aantal dingen heel duidelijk in het hoofdlijnenakkoord en in het regeerakkoord. Ik kan verder geen tipje van de sluier oplichten over de Voorjaarsnota. Dat moet uiteindelijk in de Tweede Kamer worden besproken. Maar als deze bezuiniging niet was doorgevoerd, had er nog veel meer geld naar het buitenland gemoeten en waren de lasten voor onze eigen inwoners nog veel hoger geweest. Dat scheelt dus al een flinke slok op de borrel.
De heer Koffeman (PvdD):
Ik begrijp dat de heer Van Hattem niet vooruit kan lopen op de Voorjaarsnota. Dat is ook niet wat ik van hem vraag. Maar het is wel zo dat veel kiezers PVV gestemd hebben in de verwachting dat hun eigen risico gehalveerd zou worden en de boodschappen goedkoper zouden worden. Dat is vooralsnog niet gebeurd. Ik wil aan de heer Van Hattem vragen of hij met mij van mening is dat armoede geen grenzen kent, in die zin dat een Nederlands gezin dat in armoede leeft niet per se bevoordeeld hoeft te worden ten opzichte van mensen die in enorme armoede leven in andere landen.
De heer Van Hattem (PVV):
Het verlagen van het eigen risico zit heel duidelijk in het regeerakkoord, dus ik ga ervan uit dat dat er uiteindelijk gaat komen. Dat is gewoon in de plannen opgenomen. Daar ben ik dus wel gerust op. Als je het dan over armoede van de eigen Nederlanders hebt ten opzichte van armoede in het buitenland, dan zijn wij heel duidelijk, want dan kiezen wij voor de aanpak van armoede van onze eigen inwoners. Die staan op de eerste plaats en die in het buitenland niet.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Koffeman.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat klinkt als de oude slogan: eigen volk eerst. Daar hebben wij moeite mee.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik zou gewoon zeggen: eerst onze eigen mensen. De heer Koffeman van de Partij voor de Dieren heeft moeite met kiezen voor de belangen voor de eigen mensen en geeft het geld liever weg in het buitenland, vaak aan regimes die het helemaal niet goed besteden. Ik geef het liever gewoon aan onze eigen mensen. Die vind ik veel belangrijker dan blijven inzetten op zulk soort vormen van geld weggeven aan het buitenland. Daarom vind ik het goed dat deze forse bezuiniging eindelijk plaatsvindt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? De minister heeft tien minuutjes nodig. Dan schors ik tot 23.40 uur.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering en geef het woord aan de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingshulp.
Minister Klever i:
Voorzitter, dank. Er waren nog een aantal vragen gesteld; daar ga ik mee beginnen. Daarna kom ik bij de appreciatie van de moties.
De heer Hartog had nog een vraag over de bijdrage aan UNRWA: is deze juridisch verplicht of beleidsmatig gereserveerd? Die bijdrage is juridisch verplicht. De Kamer heeft gebruikgemaakt van haar budgetrecht om dat contract open te breken.
De heer Hartog i (Volt):
Mag ik dan ook constateren dat er geen voorbeelden zijn waarbij dat begrotingsartikel ooit is ingeroepen om een contract op te zeggen?
Minister Klever:
Ik ken geen voorbeelden waarbij dat is gebeurd, maar dat wil niet zeggen dat het nooit is gebeurd. Ik zou dan in de hele geschiedenis en in alle contracten moeten duiken. Ik ken de voorbeelden niet, maar dat wil niet zeggen dat die er niet zijn. Dat kan ik op dit moment simpelweg niet zo zeggen.
De voorzitter:
Een tweede poging van de heer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
De zesde. Dat begrijp ik. Die contractuele clausule bestaat volgens mij al zo'n 40 à 50 jaar. De minister kent daar geen voorbeeld van. Ik kan dan toch gevoeglijk aannemen dat het nog nooit is voorgekomen dat een contract is opgezegd met een beroep op deze clausule?
Minister Klever:
Die conclusie kunt u niet trekken. Ik ken geen voorbeelden. Op mijn ministerie zijn er op het eerste gezicht ook geen voorbeelden bekend. Maar dat zou ik dan echt helemaal moeten gaan uitzoeken. Die conclusie kunt u nu dus trekken, maar ik verwacht het niet, hoewel ik dat niet met honderd procent zekerheid kan zeggen.
Ik ben het met mevrouw Van Toorenburg eens dat we in een onrustige tijd met veel conflicten leven, en dat conflictpreventie belangrijk is en bijdraagt aan minder verlies van mensenlevens en schade. Ik heb net gepoogd uit te leggen dat we in 2025 beperkt hebben gekort op onze programma's en diplomatie-inzet voor veiligheid en conflictpreventie, bijvoorbeeld ook via bemiddeling bij conflicten. In mijn beleidsbrief heb ik aangegeven dat we vanaf volgend jaar weer meer willen investeren in het bevorderen van veiligheid en stabiliteit. Conflictpreventie maakt daar deel van uit. Die inbreng neem ik ook mee. Ik geef een aantal voorbeelden. Het begrotingsartikel over migratie en opvang in de regio bedraagt 297 miljoen in 2025 en 329 miljoen in 2026. Het begrotingsartikel over veiligheid bedraagt 180 miljoen in 2025 en 205 miljoen in 2026. Ik neem uw opmerkingen dus ten zeerste mee.
De heer Van Apeldoorn had nog een vraag over UNRWA. Zoals gezegd heeft UNRWA een belangrijke rol in het leveren van hulp- en basisdiensten. In de loop der jaren heeft UNRWA daar een uitgebreide infrastructuur voor opgezet, die niet zomaar te vervangen is. Andere organisaties leveren hulp aan Gaza, maar maken gebruik van de infrastructuur van UNRWA. Op korte termijn is daar niets aan te veranderen. Andere organisaties doen het, want hulp moet natuurlijk gewoon terechtkomen bij de mensen die hulp nodig hebben. Maar dat is dus ook de reden dat de Tweede Kamer bijvoorbeeld pleit voor diversificatie van hulpkanalen: zodat de hulpstructuren in Gaza minder afhankelijk worden van UNRWA. Maar dat is op dit moment dus nog niet het geval.
Mevrouw Huizinga vroeg nog naar de bni-koppeling. Het ODA-budget is afgelopen zomer niet geactualiseerd naar aanleiding van de groei van het bni. Dat heeft het kabinet besloten en verwerkt in de Miljoenennota van 2025. Dat laat onverlet dat het kabinet de koppeling van het vorige kabinet wel heeft gerespecteerd en niet ongedaan heeft gemaakt. In het voorjaar, bij de voorjaarsbesluitvorming, maakt het kabinet opnieuw de balans op. Dat hebben de minister-president en de minister van Financiën ook gezegd. Ik kan niet vooruitlopen op de voorjaarsbesluitvorming.
Mevrouw Huizinga-Heringa i (ChristenUnie):
Dat antwoord had ik begrepen, maar mijn vraag was ... U loopt er een beetje makkelijk overheen. "Het kabinet heeft het besloten", maar het is nogal een besluit dat er extra bezuinigd gaat worden. Dat staat niet in het regeerakkoord. Daarvoor zetten we gewoon een streep door een koppeling die echt al 75 jaar bestaat en die internationaal is afgesproken. Daar moet toch een hele zwaarwegende reden voor zijn? Er moet toch een gedachte of argumentatie achter zitten over waarom je dat doet? Dat was mijn vraag.
Minister Klever:
Het is afgelopen zomer niet geactualiseerd, maar daaruit kan geen besluitvorming worden gelezen voor de toekomst. Het betekent dus niet dat de koppeling definitief van de baan is. Het betekent ook niet dat die er wél is. Er kan gewoon geen besluitvorming uit ... Het is eenmalig niet gebeurd. Bij de voorjaarsbesluitvorming ligt het opnieuw voor. Dan wordt er opnieuw naar gekeken. Dan vindt er opnieuw besluitvorming plaats.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Dan nog één keer. Waarom is het besluit om het niet te actualiseren genomen? Wat is de grond voor het buiten werking zetten van die koppeling? Dat is nogal iets. Waarom is besloten om het niet te actualiseren?
Minister Klever:
Er is niet besloten om de koppeling buiten werking te zetten. Er is door het kabinet besloten om op dat moment de koppeling niet toe te passen. Dat is een andere nuance.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
Waarom?
Minister Klever:
Dat is een kabinetsbesluit geweest. Dat is een financiële ... Vanwege de brede budgettaire problematiek is dit besluit genomen. Het is een financiële afweging geweest.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Huizinga.
Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):
De minister mag natuurlijk niet vertellen over wat er in de ministerraad gebeurt, maar ik kan me zo voorstellen dat de minister misschien gezegd heeft: dat kan niet. We kunnen toch niet zomaar, zonder duidelijke reden, met één pennenstreek even zeggen dat we zulke langjarige verplichtingen niet gaan actualiseren? Dat is toch geen, om het woord eens te gebruiken, betrouwbaar bestuur?
De voorzitter:
Tot slot, minister.
Minister Klever:
Mevrouw Huizinga zegt het al: ik kan hier natuurlijk niet uit de ministerraad citeren. Er is een besluit genomen. Daar is ook over gesproken.
De voorzitter:
Dat lijkt me voldoende. Vervolgt u uw betoog.
Minister Klever:
De heer Dessing vroeg nog of ik u ervan kan verzekeren dat ontwikkelingsgeld goed besteed wordt. Ontwikkelingshulp is het meest geëvalueerde beleidsterrein binnen de Nederlandse overheid. We hebben ook een eigen, onafhankelijke evaluatiedienst. Bij het verlenen van subsidies doet het ministerie onderzoek naar de organisatorische capaciteit van de ontvangers via de zogenaamde ORIA-beoordelingen, de Organisational Risk and Integrity Assessments. We rapporteren jaarlijks uitvoerig over de doelmatigheid van onze bestedingen in het jaarverslag.
De heer Dessing had nog een vraag over de SDG's. Is er een risico dat de Raad van State ons gaat terugfluiten omdat we de SDG's niet nakomen? Ik zie dat risico niet. Het zijn inspanningsverplichtingen. Landen gaan zelf over de invulling ervan. Het is geenszins juridisch verplicht. Sowieso zijn er genoeg elementen van ons beleid die rechtstreeks raken aan de doelen, zelfs als die doelen an sich niet leidend zouden zijn geweest in de keuzes.
Dat waren de vragen, want UNRWA en juridisch had ik al gehad.
Dan de moties. De motie met letter H over minimaal 25% van het ODA-budget uitgeven moet ik ontraden met verwijzing naar het debat. We hebben het hier uitvoerig over gehad.
De motie met letter I over vrouwen en gender vind ik sympathiek, maar ik moet 'm ontraden. Ik handel al grotendeels naar de geest van deze motie. Ik ontleed het verzoek. Er zitten vier verzoeken in deze motie. Wat betreft punt vier heb ik gezegd: dat blijven we doen. Ik houd me aan internationale afspraken en verplichtingen. Punt twee doen we met minder geld, in het nieuwe beleidskader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties. Ook mijn collega van Buitenlandse Zaken, minister Veldkamp, doet dat bijvoorbeeld in het Mensenrechtenfonds. Er is geen sprake van abrupt eindigen; dat gaf ik ook al aan in het debat. Punt een en drie kunnen we niet doen. Dat is onuitvoerbaar. Dat is een te grote aanslag op capaciteit, die we juist nodig hebben om bestaande programma's uit te voeren en nieuwe programma's op te zetten. Dat vind ik dus niet verantwoord. Vandaar dat ik deze motie ontraad.
Dan de motie-Huizinga-Heringa c.s. over de koppeling van het bni. Zoals ik in de eerste termijn heb aangegeven, heb ik het signaal van uw Kamer luid en duidelijk gehoord. Uw zorgen en uw pleidooi neem ik mee. Ik wil echter niet vooruitlopen op de voorjaarsbesluitvorming. Daarom moet ik de motie ontraden. Ik hecht aan een integrale afweging.
Dan heb ik nog een motie. Even kijken. De motie-Koffeman met letter K over de bezuinigingen op de posten ongedaan maken. Ik erken en deel het belang van de posten die de heer Koffeman aanhaalt. Ik vind het ook een sympathieke motie. Daarom heeft het kabinet ook besloten om de apparaattaakstelling voor die posten, die op 22% stond, te verlagen naar 10%, onder andere ook met een bijdrage vanuit mijn begroting. De appraattaakstelling staat in het hoofdlijnenakkoord. Die moet ik dus uitvoeren. Daarom moet ik de motie ontraden.
Voorzitter. Volgens mij waren dat de moties en de vragen.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Karimi heeft nog een hele korte slotvraag.
Mevrouw Karimi i (GroenLinks-PvdA):
Ik ben nieuwsgierig naar het aanbod van de minister aan de meerderheid van deze Kamer om haar begroting hier aangenomen te krijgen. Als u namelijk de koppen heeft geteld, in de tweede termijn, bestaat er volgens mij een kans dat de begroting hier niet aangenomen wordt.
Minister Klever:
Ja, ik doe een beroep op uw Kamer om de begroting wel aan te nemen. We spreken hier vandaag over de begroting 2025. Daarin staat een bezuiniging van 300 miljoen. Dat is een relatief kleine bezuiniging. Ik snap het verzoek. Ik snap ook het verzoek van de koppeling van het budget. Ik snap ook dat dat gevolgen kan hebben voor hoe men in latere jaren tegen de begroting aankijkt, waarin die grote bezuiniging gaat komen. Maar voor 2025 is de bezuiniging relatief beperkt. Alle projecten blijven doorgaan. We houden ons aan de juridische verplichtingen. Ik doe dus een beroep op uw Kamer om wel voor de begroting te stemmen. Ook die barmhartigheid, waar deze hele Kamer het zo over heeft, kan tot uiting komen door het goedkeuren van de begroting van Ontwikkelingshulp.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Dat is een handige omdraaiing van de situatie zoals die nu voorligt. De vraag aan de minister is — ik denk dat dat eigenlijk de kern van het debat was — wat zij kan toezeggen. Hoe gaat zij zich ervoor inzetten dat in ieder geval de koppeling gerealiseerd gaat worden? Ik heb in de tweede termijn eigenlijk niks anders gehoord van de minister dan in de eerste termijn. Mijn gewoon politieke vraag is dus hoe belangrijk het eigenlijk voor de minister is om haar begroting hier aangenomen te krijgen.
Minister Klever:
Ik heb hier herhaaldelijk gezegd dat ik de Kamer hoor in verband met de koppeling en dat ik dat ook meeneem in de onderhandelingen. Ik kan hier geen toezeggingen doen, want het ligt gewoon op tafel. Ik kan niet vooruitlopen op de Voorjaarsnotabespreking over de onderhandelingen. Daar kan ik niet op vooruitlopen. Dat kan ik niet doen. En wat de begroting betreft: als ik geen begroting heb, als die niet goedgekeurd is, kan ik mijn beleid niet uitvoeren. Dan kan ik ook de zaken die deze Kamer zo belangrijk vindt, niet uitvoeren. Dat kost ook mensenlevens. Dan moet ik met de rem erop beleid gaan uitvoeren en mag ik geen enkel nieuw beleid uitvoeren. Volgens mij is dat ook niet de wens van deze Kamer.
Mevrouw Karimi (GroenLinks-PvdA):
Zolang u geen nieuwe begroting heeft, geldt de vorige begroting.
Minister Klever:
Dat was de oude Comptabiliteitswet. Daarin stond dat de oude begroting geldt als je geen begroting hebt. Dat is gewijzigd. Ik ga ervan uit dat deze Kamer verstandig is en dat deze Kamer de begroting goedkeurt. Als dat onverhoopt niet gebeurt … Dat hoop ik echt niet. Ik heb geprobeerd om mijn beleid hier zo goed mogelijk uit de doeken te doen. Het grootste deel van het debat hier ging over beleid dat pas vanaf 2026 ingaat. Voor 2025 is er een bezuiniging pro rata ingevoerd. Alle juridische verplichtingen en al het staande beleid gaan door, maar zonder begroting kan ik een heel stuk minder doen.
De heer Hartog (Volt):
Op dat punt: de minister heeft de heer Van Hattem gehoord, die deze begroting wil goedkeuren omdat er sprake is van een enorme bezuiniging, terwijl de minister zegt dat die er niet is. Hoe reflecteert ze daarop? In 2025 is er maar een beperkte bezuiniging. Maar de heer Van Hattem is van mening dat het een fantastische bezuiniging is, waardoor hij nu ineens voor de begroting kan stemmen. Hoe reflecteert de minister daarop?
Minister Klever:
De heer Van Hattem is blij met mijn beleid. Daar dank ik de heer Van Hattem ook voor. De grote bezuiniging van 2,4 miljard gaat natuurlijk pas per 2027 in. Voor 2025 gaat het om een bezuiniging van zo'n 300 miljoen. Ik doe een beroep op u: dat is een relatief kleine bezuiniging. Ik snap dat het pijn doet, dat de maatregelen pijn doen. Ik snap dat heel goed hier in deze Kamer. Uiteindelijk gaat de grote bezuiniging vanaf 2026 in. 2027, excuus.
De heer Hartog (Volt):
Ik stel alle inspanningen zeker op prijs; laten we dat vooropstellen. U spreekt over beleid. Maar ik begreep juist dat dit debat niet ging over het beleid, maar over de begroting 2025. Dus eerlijk gezegd begrijp ik het nog steeds niet.
Minister Klever:
Ik begrijp de vraag niet helemaal.
De heer Hartog (Volt):
De vraag aan mezelf is dan: laat je 'm lopen of niet? Wat ik wil zeggen, is het volgende. U brengt nu in het antwoord het idee dat het een beleidsdiscussie was. De heer Van Hattem heeft gezegd dat het niet om beleid gaat, maar puur om de begroting. Het is een grote bezuiniging en daarom kan hij nu voorstemmen. Dus mijn vraag is: wat is daar het antwoord op? Is het nu wel een grote bezuiniging waar we mee gaan instemmen, of niet?
Minister Klever:
Volgens mij heb ik al een aantal keer gezegd dat het voor 2025 een relatief kleine bezuiniging is. Het is wel een bezuiniging, maar die is relatief klein.
De voorzitter:
Mevrouw Karimi? Nee. De minister.
Minister Klever:
Voorzitter, dan ben ik klaar met de beantwoording. Dan dank ik de senatoren voor het debat.
De voorzitter:
De heer Van Hattem heeft nog een interruptie.
De heer Van Hattem i (PVV):
Ik werd net aangesproken door de heer Hartog van Volt over mijn enthousiasme. Inderdaad, voor de lange termijn is het een groot enthousiasme en voor de begroting voor dit jaar is het een al beginnend enthousiasme, want het is toch een eerste stap. Maar ik hoor de minister ook goed. Ik hoor haar zeggen dat heel veel dingen gewoon doorlopen. Heel veel zaken waar nu in de moties om wordt gevraagd, lopen gewoon nog in het lopende jaar; daar verandert nu nog weinig aan. Kan de minister bevestigen dat dat nu inderdaad niet het onderwerp van discussie is?
Dan heb ik nog, heel kort, een tweede punt: wat betekent het voor de rechtmatigheid van de uitgaven als de begroting nu eventueel zou worden verworpen? Daar ga ik overigens niet van uit.
Minister Klever:
Ik wil ook niet vooruitlopen op de stemming in uw Kamer. Ik ga ervan uit dat de begroting hier aangenomen wordt. Mocht dat niet zo zijn, dan betekent dat dat ik een heel stuk minder kan. Wat het precies betekent, zou ik dan moeten gaan uitzoeken, maar ik wil ook echt wel een beroep doen op uw Kamer om voor de moties te stemmen en te zorgen dat het geld voor ontwikkelingshulp wel uitgegeven kan worden in de landen waar de noden het hoogst zijn.
Wat betreft de moties waar de heer Van Hattem naar vraagt: dat klopt. Ik heb er hier eentje voor me liggen over de apparaattaakstelling. Die gaat niet over 2025, maar over een later jaar. De koppeling ligt uiteindelijk bij de Voorjaarsnota voor. De consequenties voor lhbtiq … De meeste moties gaan over latere jaren; dat klopt, ja.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik hoorde de minister net zeggen dat ze een beroep doet op de Kamer om toch voor de moties te stemmen, maar ik neem aan dat ze bedoelde: om voor de begroting te stemmen.
Minister Klever:
Excuus, ja. Ik bedoelde inderdaad de begroting. Dat was een verspreking. Vergeeft u mij, het is al laat.
De heer Van Hattem (PVV):
Zeker. Ik denk dat we hiermee voldoende duidelijkheid krijgen. Ik hoop inderdaad dat de begroting wordt aangenomen, maar misschien is het goed om nogmaals de oproep te doen aan deze Kamer om in ieder geval te zorgen voor zorgvuldigheid, waar wij als Kamer ook voor staan, en gewoon voor deze begroting te stemmen.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Nog één opmerking. Ik vind het wat merkwaardig dat de minister nu bij herhaling zegt dat zij minder kan doen als de Kamer tegen deze begroting zou stemmen, waarmee meer dan 300 miljoen wordt bezuinigd in 2025, terwijl er een nog veel grotere structurele bezuiniging van 2,4 miljard wordt aangekondigd. Ik zou zeggen: dan is er uiteindelijk juist meer mogelijk. Volgens de Comptabiliteitswet kan de minister de lopende uitgaven blijven doen. Als deze Kamer zo wijs is om deze begroting te verwerpen, zou de minister gewoon als de wiedeweerga met een betere begroting moeten komen, die wél op steun van deze Kamer kan rekenen.
Minister Klever:
Als een begroting verworpen wordt, geldt niet automatisch de begroting van vorig jaar. Dat was zo volgens de Comptabiliteitswet, maar dat is veranderd. Ik wil er niet te veel op vooruitlopen, maar als een begroting niet goedgekeurd wordt door de Kamer, kan ik niet met nieuw beleid beginnen. Dan moet ik dus echt met de hand op de rem mijn beleid uitvoeren. Dat betekent dat ik een stuk minder kan doen dan in deze begroting staat.
Mevrouw Van Toorenburg i (CDA):
Ik vraag me af of de minister eigenlijk heeft nagedacht over de optie dat deze Kamer aanstaande dinsdag misschien wel helemaal niet over deze begroting stemt. Het zou natuurlijk heel goed kunnen dat de Kamer aanstaande dinsdag bij meerderheid besluit om de stemmingen een beetje naar achteren te schuiven, omdat we weleens willen horen waar de minister mee komt bij de Voorjaarsnota. Heeft de minister over die mogelijkheid nagedacht?
Minister Klever:
Het is aan uw Kamer om te besluiten wanneer u stemt, maar zolang de begroting niet is goedgekeurd, moet ik met de hand op de rem mijn werk doen, dus ik hoop dat de Kamer snel de begroting goedkeurt.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Volgens mij zijn de rechtsgeleerden het er niet helemaal over eens wat er gebeurt wanneer een begroting wordt weggestemd. We zijn het er wel allemaal over eens wat er gebeurt als een motie nog niet is aangenomen. Ik bedoel: als een begroting niet wordt aangenomen. Het is ook voor mij laat en ik moet nog anderhalf uur rijden. Het is heel erg belangrijk dat de minister ook dat even meeweegt, want we zijn het er namelijk wel over eens dat gewoon voort kan worden gegaan met beleid als over een begroting nog niet is gestemd.
Minister Klever:
Dat klopt voor bestaand beleid en dat geldt niet voor nieuw beleid.
De voorzitter:
Dank u wel.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afronding van het wetsvoorstel. Er is hoofdelijke stemming aangevraagd door de heer Koffeman. Ik stel voor dat volgende week te doen, conform het Reglement van Orde. Ik stel voor dan ook over de ingediende moties te stemmen. Aldus besloten.
Mevrouw Van Toorenburg (CDA):
Ik verzoek de voorzitter rekening te houden met de mogelijkheid dat we volgende week niet stemmen over deze begroting. Daar zal dan eventueel een ordevoorstel over volgen als we daar over uit zijn.
De voorzitter:
Daar hou ik iedere week rekening mee, want dat ordevoorstel kan altijd gedaan worden. Op dit moment is besloten om volgende week te stemmen, totdat de Kamer weer iets anders besluit. Dat moet dan wel voor die stemming gebeuren natuurlijk.
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de vergadering. Ik dank alle leden, de minister, de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt en de aanwezigen op de publieke tribune voor hun komst naar de Kamer. Ik sluit de vergadering.