Plenair Van Apeldoorn bij behandeling Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2025



Verslag van de vergadering van 25 maart 2025 (2024/2025 nr. 23)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 11.25 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Apeldoorn i (SP):

Voorzitter. Er werken in het hele Nederlandse onderwijs bij elkaar opgeteld zo'n 600.000 mensen, waarvan meer dan 100.000 in het hoger onderwijs. Daar, zeg ik in het kader van de transparantie en conform de Gedragscode integriteit Eerste Kamer, ben ik als hoogleraar aan de Vrije Universiteit één van. Daarnaast ben ik ook nog lid van de raad van toezicht van de Stichting Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis. Er zijn zo'n 800.000 studenten in het hoger onderwijs. In totaal volgen een kleine 4 miljoen kinderen, jongeren en jongvolwassenen in ons land onderwijs. Onderwijs raakt ons allemaal, direct of indirect.

Goed onderwijs is een fundament van onze samenleving en misschien wel de belangrijkste pijler onder onze toekomst. Toch lijken deze minister en dit kabinet dat onvoldoende te erkennen. Anders zijn de rampzalige bezuinigingen van de voorliggende begroting niet te begrijpen. In de beantwoording van de vragen van deze Kamer lezen we zeven keer de zin "wij beseffen dat de bezuinigingen pijn doen", of een variant daarop. De minister lijkt te denken dat het erkennen van de pijn die hij zelf veroorzaakt, het minder erg maakt. Maar de hamvraag is natuurlijk waarom de minister deze pijn nodig acht. Kan hij dat nog één keer uitleggen? Wat is de reden dat hij deze pijn toedient? In welk opzicht maakt dat ons land beter? Welke visie gaat achter het veroorzaken van deze pijn schuil? Waar is de langetermijnvisie van deze minister?

Het is kortzichtigheid troef bij dit kabinet. We hebben dat ook bij de behandeling van de andere begrotingen hier gezien, evenals de hardnekkige weigering om ook maar enigszins te kijken naar de langetermijngevolgen van beleid. Meer dan dat ze pijn doen, dreigen deze bezuinigingen veel kapot te maken wat van waarde is. Van waarde voor de wetenschap, van waarde voor Nederland kennisland, voor onze innovatiekracht. We hebben kennis en innovatie juist in deze tijd van toenemende economische onzekerheid, van geopolitieke ontwrichting, van het geo-economische geweld van de VS en China, voor een enorme klimaatopgave en andere fundamentele uitdagingen zoals de AI-revolutie meer dan ooit hard nodig.

Dit gaat niet alleen over technische of economische studies. Ook bijvoorbeeld de kleine talenstudies die nu dreigen te verdwijnen, hebben we hierbij hard nodig. En onafhankelijke en sterke wetenschappers zijn ook van essentieel belang voor de kracht van onze democratie. En dit in een tijd waarin die democratie wereldwijd onder druk staat. Ik hoef maar te verwijzen naar wat er nu gebeurt in de Verenigde Staten van Trump, hoe daar de onafhankelijke wetenschap en daarmee een bron van kennis en innovatie, maar ook van waarheidsvinding en van tegenmacht in een land waarin de leugen regeert kapot gemaakt dreigt te worden. We leven in gevaarlijke tijden wat dat betreft. Aan de minister dus de vraag wat hij doet om te voorkomen dat wat er in de VS gebeurt ook Nederlandse wetenschappers in hun werk en onafhankelijk onderzoek beperkt.

Voorzitter. Waar we met deze bezuinigingen bovenal een hypotheek op leggen, is op de toekomst van onze kinderen en daarmee van onze samenleving. "Doe het niet!", klonk er uit 25.000 kelen op het Malieveld op 25 november tijdens de grote demonstratie tegen de onderwijsbezuinigingen. "Doe het niet!", klinkt niet alleen vanuit de sector zelf, de docenten, de leraren, het wetenschappelijk personeel, de bonden, de studenten, maar ook massaal vanuit het bedrijfsleven, vanuit de planbureaus en eigenlijk vanuit alle deskundigen. Er is eigenlijk niemand buiten dit kabinet te vinden die deze bezuinigingen verstandig acht. Zoals bekend, vallen de grootste klappen van de bezuinigingen bij het hoger onderwijs, bij onze universiteiten en hogescholen. Jarenlang onder achtereenvolgende kabinetten was er sprake van structurele onderfinanciering van met name het wetenschappelijk onderwijs. Het vorige kabinet heeft dat eindelijk deels gerepareerd, maar met één klap dreigt die reparatie door deze minister weer ongedaan gemaakt te worden. Is dat nu echt hoe deze minister de geschiedenis in wil gaan?

Er wordt grootschalig bezuinigd op onderzoek. De startersbeurzen worden door het eenzijdig opzeggen van het bestuursakkoord hierover bijna helemaal wegbezuinigd. Er wordt ook bezuinigd op het Fonds Onderzoek en Wetenschap van NWO. Het is bij hetzelfde NWO of andere subsidiegevers waar jonge onderzoekers nu zullen moeten aankloppen voor financiering voor hun onderzoek nu de startersbeurzen wegvallen. De al bestaande ratrace om onderzoeksfinanciering binnen te halen, het hele inefficiënte circus van beursaanvragen, zal nog verder opgevoerd worden. De al vaak als extreem ervaren werkdruk aan universiteiten zal hiermee nog verder toenemen. Erkent de minister dat? Erkent de minister dat de startersbeurzen nu juist mede bedoeld waren om iets te doen aan die werkdruk, namelijk door ook de enorme aanvraagdruk voor met name jonge onderzoekers wat te verlichten? Heeft de minister enig idee wat deze bezuinigingen betekenen voor onderzoekers, voor de universitair docenten aan wie dit perspectief nu ontnomen wordt?

Over hoe de werkdruk door de bezuinigingen toeneemt — dit geldt voor het hele pakket aan bezuinigingen op het hoger onderwijs — nog dit. De minister schrijft in antwoord op een van onze schriftelijke vragen dat — ik citeer — "het de verantwoordelijkheid van de universiteiten is om als werkgevers zorg te dragen voor een gezonde werkomgeving, ongeacht de bestaande financiële situatie". Dit kan toch niet waar zijn? Het kan toch niet waar zijn dat deze verantwoordelijkheid voor een aanvaardbare werkdruk alleen bij universiteiten neergelegd wordt, los van de hele financiering van diezelfde universiteiten? Er bestaat toch een relatie tussen die twee, zo vraag ik de minister. Hij draagt als minister toch ook verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van ons onderwijs? Hij moet dus toch ook universiteiten in staat stellen dat goede onderwijs te bieden en tegelijkertijd een goede werkgever te zijn? Zo niet, dan bestaat toch het levensgrote gevaar dat hij de instellingen met een onmogelijke taak opzadelt? Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. Mijn fractie heeft ook ernstige twijfels over de rechtmatigheid van het eenzijdig opzeggen van het bestuursakkoord. Zonder enig overleg vooraf wordt er in één keer een streep gezet door de afspraken uit het bestuursakkoord waarmee startersbeurzen in het vooruitzicht werden gesteld voor universiteiten en onderzoekers. Dit is op zijn minst onbetrouwbaar bestuur. Begrijpt de minister dat hiermee de betrouwbaarheid van de overheid opnieuw op het spel is gezet en dat die in de ogen van universiteiten en de hele onderwijssector daarmee een enorme knauw heeft gekregen? Begrijpt hij dat dat mogelijk ook zijn weerslag heeft op andere sectoren en organisaties die zich nu wel drie keer zullen bedenken voordat ze met deze overheid tot afspraken komen? Hoe kan hij dat dan verantwoorden? Dit kabinet stond toch voor goed bestuur? Goed bestuur is het wat de SP-fractie betreft in ieder geval niet.

Alles wijst erop dat het ook niet de toets van de rechtmatigheid kan doorstaan. Professor Raymond Schlössels, hoogleraar bestuursrecht aan de Universiteit Maastricht, stelde tijdens een door de Eerste Kamer gehouden deskundigenbijeenkomst dat er met het nu opgezegde bestuursakkoord ook concrete financiële verplichtingen door de overheid zijn aangegaan en dat daarmee de beginselen van behoorlijk bestuur in het geding zijn. Ten aanzien van het financiële commitment in het bestuursakkoord is er volgens professor Schlössels een gerechtvaardigd vertrouwen gewekt bij universiteiten dat die verplichtingen ook nagekomen zouden worden. Schriftelijk heb ik de minister om een reactie hierop gevraagd, maar ik kreeg niet echt een antwoord, behalve weer die dooddoener dat hij zich er zeer van bewust is dat het pijn doet. Ik vraag hem hier of hij zich in ieder geval kan voorstellen dat universiteiten dit hebben ervaren als een schending van het vertrouwen en als onbehoorlijk bestuur. Hoe zeker is deze minister er eigenlijk van dat deze bezuiniging wél rechtmatig is? Heeft hij dat überhaupt onderzocht en, zo ja, hoe? Wij hebben daar niets over kunnen lezen. Waarom is er op z'n minst niet gekozen voor een overgangsperiode? Graag duidelijke antwoorden.

Er wordt ook bezuinigd op internationalisering. Dat wil zeggen dat een verminderde instroom van internationale studenten zou moeten leiden tot minder financiering, soms door het verdwijnen van hele opleidingen. Deze bezuinigingen moeten in samenhang bezien worden met de verwachte effecten van de nog in de Tweede Kamer in behandeling zijnde Wet internationalisering in balans. Die is al eerder genoemd vandaag. Die moet namelijk tot minder internationale instroom leiden. Ook bij mijn fractie leven hier na drie uitgebreide schriftelijke vragenrondes nog steeds veel vragen over. Er is nog steeds veel onduidelijkheid. Enerzijds zegt de minister in beantwoording van vragen hierover in deze Kamer dat het terugdringen van het aantal internationale studenten geen doel op zich is, maar de bezuinigingen zijn hier wel degelijk aan gekoppeld. Dat lezen we ook in een andere brief van de minister. Zo staat het ook in het hoofdlijnenakkoord. Dus wat is het nu? Kan de minister daar nu eindelijk eens duidelijkheid over verschaffen?

Al deze onduidelijkheid roept bij mijn fractie ook vragen op over de uitvoerbaarheid van de bezuinigingen. Bij de universiteiten en hogescholen leeft die zorg ook. Hoe gaat de minister die zorg wegnemen? Kan hij die überhaupt wegnemen of zal hier de wal het schip moeten keren? Ook de SP vindt dat de internationalisering aan universiteiten in het algemeen te ver is doorgeschoten. Daarom is het helemaal niet slecht om de internationalisering weer in balans te brengen. Maar met het oog op de voorliggende begroting is de cruciale vraag hoe het eigenlijk komt dat we in Nederland in een aantal opzichten zo doorgeschoten zijn met de internationalisering.

Dat heeft natuurlijk alles te maken met de perverse prikkels van het huidige bekostigingsmodel. Dit model houdt in dat universiteiten en opleidingen vooral per ingestroomde student betaald krijgen, en wel uit dezelfde pot. Dit leidt tot een permanente zero-sumcompetitie tussen universiteiten en binnen universiteiten tussen opleidingen: een permanente slag om studentenaantallen. De doorgeschoten internationalisering is hier mede een gevolg van, want die slag om studenten, om het binnenhalen van zo veel mogelijk studenten, heeft zich verplaatst naar het buitenland. Hoe meer studenten, en dan vooral meer dan de concurrent, hoe meer financiering. Is de minister het met mij eens dat het zo gewerkt heeft en nog steeds zo werkt? Is hij het met de SP-fractie eens dat dit een slecht financieringsmodel is waar we vanaf moeten? Zo ja, heeft hij hier plannen voor? Ziet hij ook dat als gevolg van dit bekostigingsmodel het beperken van de internationale instroom van studenten nu automatisch leidt tot botte bezuinigingen en kaalslag? De minister zegt dit niet als doel van de Wet internationalisering in balans te zien, maar tegelijkertijd maakt hij wel gebruik van deze nog in behandeling zijnde wet voor het behalen van zijn bezuinigingsdoelstelling. Erkent de minister dat?

De in deze begroting voorliggende bezuinigingen treffen ook het hoger beroepsonderwijs, ook via het instrument van de-internationalisering, al is die internationalisering in het hbo erg beperkt. Is de minister het met de SP-fractie eens dat hbo's niet alleen belangrijk zijn voor onze kenniseconomie, maar ook een cruciale rol spelen in onze regio's en in het economisch levensvatbaar en leefbaar houder van deze regio's? Telt juist ook voor dit kabinet niet elke regio? Hoe verhoudt zich dat dan tot deze bezuinigingen?

Voorzitter. Dan het funderend onderwijs. Ook hier wordt bezuinigd, en wel juist op die programma's waarvan vooral kansarme kinderen profiteren. Ik heb het hier over School en omgeving, juist ook bedoeld om kinderen die in armoede opgroeien, die van huis uit al op achterstand staan, extra lessen te bieden op het gebied van sport, cultuur en natuur en extra te ondersteunen in de vorm van huiswerkbegeleiding. Ik neem aan dat de staatssecretaris het grote belang hiervan erkent. Waarom bezuinigt zij er dan in vredesnaam op? Politiek is keuzes maken, hoor je bewindslieden dan vaak zeggen. Maar deze keuze is wat de SP betreft echt niet uit te leggen. Wat mijn fractie betreft moet ook op het p.o. helemaal niet bezuinigd worden maar moeten we er juist in investeren om eindelijk het lerarentekort weg te werken en om kleinere klassen te krijgen. Bezuinigingen op juist deze kwetsbare groep, op die kinderen die dat extra aanbod zo nodig hebben, vindt mijn fractie echt een hele slechte zaak. Hoe schat de staatssecretaris zelf de gevolgen in van deze bezuinigingen? Heeft ze daar enig idee van?

Daarnaast wordt er in deze begroting ook bezuinigd op bewegingsonderwijs, terwijl alle onderzoeken het belang daarvan onderstrepen. Ook hier de simpele vraag of de staatssecretaris het belang erkent en, zo ja, waarom zij er dan voor kiest om hierop te bezuinigen in plaats van er extra in te investeren. Dat is namelijk hard nodig. Uit het rapport van het Mulier Instituut van afgelopen oktober bleek dat een derde van de scholen in het primair onderwijs niet voldoet aan de wettelijke norm van minimaal 90 minuten gymles per week. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat deze norm wél wordt behaald? Maken de bezuinigingen dat niet alleen maar moeilijker?

Dan wordt er in het vo ook nog bezuinigd op de brede brugklas. Brede brugklassen zijn essentieel voor het vergroten van de kansengelijkheid bij de overgang van p.o. naar vo. Wat de SP-fractie betreft — hierin worden wij gesteund door vele deskundigen, waaronder de Onderwijsraad — selecteren we in Nederland sowieso veel te vroeg. Het scheiden van kinderen van 11 of 12 en ze in het hokje stoppen van hun zogenaamde niveau, een segregatie die vervolgens op allerlei manieren heel lang doorwerkt, is iets waar we echt vanaf moeten. Hoe kijken de staatssecretaris en de minister daartegen aan? Bezuinigen op de brede brugklas helpt daarbij in ieder geval niet. De vraag is: is het kabinet het met mij eens dat dit negatief doorwerkt op de kansenongelijkheid?

Voorzitter, ik rond af. Sinds enkele weken is er aan universiteiten een estafettestaking gaande met een grote participatie van staf maar ook van studenten. Deze bezuinigingen moeten echt van tafel. Doe het niet! Dit blijft de eensluidende oproep door het hele land. Ik herhaal het nog maar eens tegen beide bewindslieden, maar ik kijk ook de collega's aan: doe het niet! Doe het niet. We hebben hier nog een kans om deze begroting te stoppen. Ik ben het ook helemaal eens met wat de heer Van Meenen eerder bij interruptie zei: we moeten vooral kijken naar de gevolgen van het aannemen van deze begroting en niet alleen naar de gevolgen van het eventuele verwerpen ervan, alhoewel ook mijn fractie het advies van de Raad van State op dit punt afwacht. Doe het niet, zeg ik tegen alle collega's en tegen het kabinet. Stem niet in met deze desastreuze bezuinigingen op de toekomst van onze samenleving.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Dan is het woord aan de heer Van Meenen namens D66 en mede namens OPNL.