Verslag van de vergadering van 1 april 2025 (2024/2025 nr. 24)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 13.44 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. We vallen in herhaling over de rechtmatigheid van wijzigingen in de OCW-begroting in samenhang met het gesloten bestuursakkoord onder een vorig kabinet. Mijn fractie hoort graag of de minister kan bevestigen dat zo'n akkoord geen bindende wettelijke regeling is, noch een privaatrechtelijke overeenkomst waaraan de staat is gebonden. Graag een reactie van de minister.
Uit de beantwoording blijkt dat dit anders zou zijn als het om subsidietoekenningen gaat waarvan de besteding ook goed controleerbaar moet zijn door de Rekenkamer. Is de minister dit met mijn fractie eens?
Uit het voorgaande concludeert mijn fractie dat bestuursakkoorden een onduidelijke juridische status hebben en dat ze feitelijk een set aan voornemens zijn waarover de gesprekspartners het met elkaar eens zijn geworden ten einde oplossingen te vinden. Ik merk hierbij op dat ik deze conclusie ook heb voorgelegd aan staatsrechtsgeleerde professor Paul Bovend'Eert. Klopt deze conclusie, zo vraag ik de minister.
Dan nu specifiek het gesloten Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap. De minister stelt zelf dat in dit akkoord geen begrotingsvoorbehoud is gemaakt voor de jaarlijkse goedkeuring. Maar dit voorbehoud is wel gemaakt in de rijksbijdragebrieven vanaf 2022, wat erop neerkomt dat goedkeuring moet worden gegeven door de begrotingswetgever van de rijksbegroting. Is dit juist, zo vraag ik de minister.
Voorzitter. Aansluitend vraag ik de minister of hij mij kan bevestigen of ook het ministerie van Financiën van mening is dat de begrotingswetgeving qua rangorde boven bestuursakkoorden gaat. Graag een reactie van de minister. Indien namelijk onverkort zou worden vastgehouden aan dit bestuursakkoord, zou dit immers betekenen dat opvolgende ministers in een nieuw kabinet en het parlement als begrotingswetgever onvoorwaardelijk gebonden zijn aan allerlei uitgaven voor toekomstige jaren. Volgens 50PLUS heet dat "regeren over je eigen graf heen". Nieuwe kabinetten moeten wel degelijk bezuinigingen kunnen doorvoeren. De wereld is aanzienlijk veranderd sinds 2022, waardoor heroverwegingen noodzakelijk kunnen of zelfs moeten zijn.
Voorzitter, tot slot. De bezuinigingen op de sectorplannen zijn vervallen, zodat bestaande verplichtingen kunnen worden gecontinueerd. De bezuiniging is omgebogen naar starters- en stimuleringsbeurzen. Dit zou de minister zelfs in overleg met de universiteiten hebben gedaan. Ik vraag de minister of dat klopt. Doordat de sectorplannen thans overeind blijven, zullen daaruit voortvloeiende juridische procedures dus achterwege blijven, zo vraag ik de minister.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Meneer Nicolaï, een enkele korte vraag?
De heer Nicolaï i (PvdD):
Een korte vraag aan de heer Van Rooijen. Ik denk dat de heer Van Rooijen en ik het erover eens zijn dat je natuurlijk niet over je graf heen kan blijven regeren, maar daarvoor is ook een heel makkelijk instrument voorhanden, namelijk dat je een voorbehoud maakt in de afspraken. Is de heer Van Rooijen dat met mij eens?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat zou misschien wenselijk zijn geweest voor de duidelijkheid. Of dat bij een bestuursakkoord past, vraag ik mij overigens af. Want als het niet bindend is, kun je niet zeggen: ik doe er wel of niet een voorbehoud bij. Want dan is de vraag of het wel of niet bindend is, onduidelijk. Voor mijn fractie weegt het zwaarst, wat gelukkig ook uit de antwoorden blijkt — in die zin is een derde termijn heel verstandig geweest — dat elk jaar de begrotingswetgeving boven elk akkoord gaat. Dat is het prerogatief in rangorde, zoals we dat kennen. Ik heb ook begrepen van het ministerie van Financiën, dat daarover gaat —ik kijk ook naar de Comptabiliteitswet — dat dat zo is.
De heer Nicolaï (PvdD):
De Comptabiliteitswet is duidelijk. Ik ben het ook helemaal eens met de heer Van Rooijen dat dat vóór gaat. Maar er is nu geen afspraak gemaakt over de Comptabiliteitswet; die wordt ook niet opzijgezet. De afspraak is gemaakt dat er in de komende begrotingen gelden beschikbaar komen. En dat mag. Dat mag je afspreken. Dat zet niet de Comptabiliteitswet opzij en het zet ook niet het recht van de Kamers opzij om over de begrotingswet te beslissen.
De voorzitter:
Dus uw vraag is?
De heer Nicolaï (PvdD):
Dat is mijn vraag. Is de heer Van Rooijen dat niet met mij eens?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Nee. Ik gaf zojuist aan, en ook vorige week — dat blijkt ook duidelijk uit de antwoorden van de minister — dat dat voorbehoud niet in het akkoord is gemaakt, maar wel in de rijksbijdragebrieven vanaf 2022. Dat komt erop neer dat elk jaar weer goedkeuring moet worden gegeven door de begrotingswetgever van de rijksbegroting. Elk jaar is dat voorbehoud gemaakt.
De voorzitter:
Dan gaan we naar mevrouw Perin-Gopie.
De heer Nicolaï (PvdD):
Voorzitter, een aanvullende, hele korte vraag nog?
De voorzitter:
Nou, we zitten in een derde termijn, hè. Dus ik vind twee vragen toch echt wel voldoende voor een interruptie.
De heer Nicolaï (PvdD):
Dat ben ik ook eens met de heer Van Rooijen, maar er is nog geen voorbehoud gemaakt voor het vaststellen van de begrotingsbedragen. Daar hebben we het toch vandaag over?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik begrijp uw vraag niet. U zegt twee keer dat u het met mij eens bent. Wat is dan de derde vraag?
De voorzitter:
Ik ga nu echt naar mevrouw Perin-Gopie. U wordt het niet eens. Mevrouw Perin-Gopie namens Volt.