Verslag van de vergadering van 8 april 2025 (2024/2025 nr. 25)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 15.07 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
De heer Van der Goot i (OPNL):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag spreken we met de minister van BZK over de begroting van het Gemeentefonds voor het jaar 2025. Soms, zeker ook gehoord hebbende het debat in de Tweede Kamer, vraag ik me af: spreken we nu met de minister van BZK over het Gemeentefonds of met de fondsbeheerder over het Gemeentefonds?
Ik was in die zaal aanwezig, niet in de zaal waar het echt gebeurde, maar in een van de luisterzaaltjes, om te proeven hoe de wethouders en de burgemeesters uw rol zagen. Ik was teleurgesteld met het gevoel naar huis te gaan dat er geen minister van Binnenlandse Zaken achter het katheder zat, maar een fondsbeheerder, een soort boekhouder van andere departementen, als ik het onaardig mag zeggen, die zegt: ik kijk er nog een beetje naar, ik leef heel erg met de gemeenten mee. Er waren heel veel waarderende woorden. Mevrouw Van Toorenburg heeft dat genoemd. Mevrouw Fiers heeft dat genoemd. Ik wil dat graag herhalen. Dat was ook mijn persoonlijke afdronk. Ik heb het stenogram daarna nog eens gelezen, want ik was niet aanwezig bij de antwoorden die u hebt gegeven. Gelukkig konden we het terugkijken en het stenogram lezen. Ik werd niet enthousiast. Ik ben blij dat ik vandaag namens twee andere fracties het woord mag voeren, namens Volt en de Partij voor de Dieren. Het is een genoegen om dat te mogen doen.
Voorzitter. Aanvankelijk was ik van plan om uitgebreid in te gaan op het zogenaamde ravijnjaar. Een term die ten onrechte de indruk wekt dat daarna de zon weer gaat schijnen over het Gemeentefonds. Voor alle duidelijkheid: dit is geen ravijnjaar, want in 2027 en de jaren daarop wordt de situatie voor de gemeenten niet beter. Maar u zult dat moeten missen. De beide vorige sprekers, collega's Fiers en Van Toorenburg, hebben dat al zorgvuldig gedaan. Ik kan het herhalen of een nuance toevoegen, maar inhoudelijk voegt het weinig toe, dus ik wil mijn tijd graag voor andere zaken benutten. Het gaat in dit geval niet om het zoeken van verschillen tussen fracties, want in feite zijn er alleen maar overeenkomsten met de vorige sprekers. Ik zou in herhaling vallen, ook als het om een oproep gaat.
Voorzitter. Ook was ik van plan om uitgebreid in te gaan op het rapport van de commissie-Van Ark. Niet alleen de VNG, maar ook onze fracties zitten te wachten op de follow-up daarvan. Maar u zult het moeten missen. De eerdere sprekers hebben dat met verve gedaan en daar sluiten we ons graag bij aan.
Ook was ik van plan uitvoerig in te gaan op de noodzaak om de autonomie van gemeenten en provincies te borgen. U voelt het misschien al aankomen, maar ook dat zult u vandaag moeten missen. Of toch, misschien mag ik u een beetje verrassen. Die borging van de lokale en provinciale autonomie is niet alleen vastgelegd in onze Grondwet, maar ook in een verdrag van de Raad van Europa uit 1985, dat Nederland in 1991 heeft geratificeerd: het Europees Handvest inzake lokale autonomie. Mevrouw Fiers heeft erop gewezen en mevrouw Van Toorenburg dacht ik ook. Nederland heeft het in 1991 geratificeerd, 34 jaar geleden alweer. Destijds heeft Nederland nog wel een aantal voorbehouden bij dat verdrag gemaakt, weliswaar met de toezegging dat ons land mettertijd zal bezien in hoeverre deze voorbehouden of een deel daarvan kunnen worden ingetrokken. Bij mijn weten is dat er nog steeds niet van gekomen, bijna 35 jaar na de ratificatie. Het zou belangrijk zijn als bij de 35ste verjaardag van onze ratificatie van dit handvest op dit punt voortgang wordt geboekt. En dat zou al snel zijn, namelijk in de eerste helft van 2026. Deze fracties willen graag van de minister van BZK, niet van de fondsbeheerder, een toezegging dat zij bij voorkeur voor deze zomer beide Kamers een notitie doet toekomen waarin staat in hoeverre hierin toch stappen kunnen worden gezet. Als het onverhoopt niet lukt om de voorbehouden, of een deel daarvan, ongedaan te maken, horen wij graag waarom niet, zodat vervolgens na de zomer in beide Kamers daarover desgewenst de gedachtewisseling met de minister kan worden voortgezet met het oog op de 35ste verjaardag van de ratificatie in het voorjaar van 2026.
Voorzitter. Ik zou het vandaag ook graag willen hebben over de nieuwe normeringssystematiek voor het Gemeentefonds. Als die normeringssystematiek tussen rijke gemeenten goed is vastgelegd, en er dus niet eenzijdig wat aan gemorreld is, zou die een bron van rust moeten zijn. En dat is, via de voorzitter, natuurlijk ook aan de minister. Daar snakken gemeenten naar. Daar snakken de burgers in het land naar, want die zien nu alleen maar oplopende ruzies tussen overheden met dreigingen van rechtszaken en wat al niet meer. Intussen zie ik mijn collega Van Hattem gereedstaan om in zijn rol als Eerste Kamerlid en niet als gemeenteraadslid van Den Bosch, neem ik aan, een vraag aan mij te richten.
De voorzitter:
Wat heerlijk dat u de leiding van deze vergadering overneemt. De heer Van Hattem.
De heer Van Hattem i (PVV):
Uiteraard spreek ik vanuit mijn rol als Kamerlid, anders stond ik niet hier maar in het mooie Den Bosch. Ik wil nog ingaan op het vorige punt. Ik hoor de heer Van der Goot van OPNL, mede namens twee andere fracties, spreken over het belang van het Europees Handvest inzake lokale autonomie. Dat handvest heb ik in deze zaal wel vaker aangehaald, bijvoorbeeld als het gaat over het plaatsen van windturbines in gemeentes en bij de behandeling van de Spreidingswet. Mijn vraag aan de heer Van der Goot is of dat handvest ook bij al die andere gevallen in zijn volle glorie moet gaan gelden, zodat we ook bij de Spreidingswet kunnen zeggen dat we het Europees Handvest inzake lokale autonomie hebben en gemeentes daar ook eigenstandig een besluit kunnen nemen?
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik ben heel blij met deze vraag, want het Europees Handvest inzake lokale autonomie staat twee dingen toe: enerzijds de autonomie die je hier in volle geloofsartikelen belijdt, en anderzijds het medebewind. De zaken die u noemt, worden deels in medebewind uitgevoerd en daar laat het handvest inderdaad ruimte voor.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan is het heel verleidelijk om het debat over de Spreidingswet over te doen. We hebben het toen ook gehad over hard en zacht medebewind, want daar zijn verschillende vormen van. We hebben het ook gehad over de invulling van lokale autonomie, bijvoorbeeld rond die windturbines, waarbij alles wordt afgeschoven op het lokaal regelen in Ressen, maar wel met zachte, of indien nodig harde dwang van de rijksoverheid. Als we het dan toch over de lokale autonomie hebben, dan is daar geen sprake van feitelijk medebewind. Moeten we dan niet het Europees Handvest inzake lokale autonomie gewoon in volle glorie laten gelden, zoals de heer Van der Goot zelf zegt?
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik laat alle voorbeelden even liggen, want we hebben hier vandaag een debat over het Gemeentefonds en het Europees Handvest inzake lokale autonomie. In de discussie die u opbrengt — namelijk die over volle autonomie, want daar lijkt het op — zit een geheel aan afwegingen: welke taken kunnen worden overgelaten aan gemeenten, op welke manier, en wat wordt samen als uitvoering gedaan door de gemeenten in opdracht van het Rijk? U kunt het daar niet mee eens zijn, maar gelukkig is de heer Van Hattem lid van de Eerste Kamer en kan hij eventueel tegen dat soort wetsvoorstellen stemmen. Ik ga ervan uit dat dat dan ook gebeurt.
De voorzitter:
De heer Van der Goot. Nee, neem mij niet kwalijk, de heer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Nou, we hadden het net over klare taal, maar de heer Van der Goot weet daar toch weer een beetje omheen te draaien. Het punt is nu juist dat als hij hier zo'n pleidooi houdt voor het Europees Handvest inzake lokale autonomie, ik zou zeggen: doe wat je preekt — om een Engelse uitdrukking maar even op z'n Nederlands te zeggen — houd je aan het handvest en geef die gemeenten de ruimte om ook bij dit soort moeilijke beslissingen, waarbij geen sprake is van mechanisch medebewind, de ruimte te kunnen benutten. Is de heer Van der Goot het met mij eens dat als je echt zegt te staan voor het goed uitvoeren van het Europees Handvest inzake lokale autonomie, dat dan ook gerespecteerd moet worden?
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik geloof dat dit een herhaling is van de vorige vraag en die heb ik inmiddels beantwoord. Wat ik mis in het betoog van de heer Van Hattem is een veel belangrijker onderdeel van het Europees Handvest inzake lokale autonomie, namelijk de financiering van decentrale overheden. Hoe wordt dit geborgd? Daar hebben we zorgen over. Daar gaat het debat vandaag over en dat is het belang van het Europees Handvest inzake lokale autonomie.
Dan wil ik graag verder met mijn betoog.
De voorzitter:
Gaat uw gang.
De heer Van der Goot (OPNL):
Ik zou het willen hebben over de normeringssystematiek, omdat we oplopende ruzies zien tussen overheden. Dat is slecht voor de beeldvorming van overheden en het vertrouwen van de burger in overheden. Mevrouw Van Toorenburg wees daar al op. Rechtsgang, moeten we dat willen? Mevrouw Fiers heeft al gezegd dat we eigenlijk zouden moeten voorzien in een arbitrageachtig systeem, een mechanisme waarmee geschillen beslecht kunnen worden. Dat is nu afwezig. Dat betekent dat het Rijk ongegeneerd een graai in de kas kan doen, en dat de gemeente hooguit kan zeggen dat zij het niet leuk vindt. Maar als dat eindeloos kan doorgaan — en nu refereer ik toch even aan de heer Van Hattem — dan komen we natuurlijk terecht bij Ter Apel en de gemeente Westerwolde. Je gaat dan op het laatst inderdaad noodgedwongen naar de rechter. Vind ik dat erg? Nee. Ik steun van ganser harte dat de gemeente Westerwolde naar de rechter is gegaan. Dat ze dat herhaaldelijk heeft moeten doen, vind ik betreurenswaardig. Maar dat is zoals dat gebeurt in dit land. De rechter vindt inderdaad dat het COA, dus in feite het Rijk, moet dokken, als ik dat even populair mag zeggen. Dat is voor Ter Apel heel fijn. Voor de mensen die het gemist hebben: vandaag staat in Trouw een mooi artikel over wat dit heeft opgeleverd voor de verbetering van het centrum in Ter Apel. Graag verwijs ik de heer Van Hattem nog even naar dat artikel in Trouw.
Voorzitter. We hadden in het oude systeem de trap op en de trap af. We hebben nu een mix van bbp en inflatie. Daarmee zou de rust moeten zijn teruggekeerd. We hebben nu een nieuwe normeringssystematiek. Die hebben we afgesproken omdat er daarmee rust zou komen. Maar niets is minder waar. Kamerleden vinden dat gemeenten efficiënter moeten en kunnen werken, maar daar zouden ze helemaal niet over moeten willen gaan. De normeringssystematiek zou rust, reinheid en regelmaat moeten brengen. Dat doet ze duidelijk niet. Onze fracties willen daar twee opmerkingen over maken.
Eerst over de inflatiecorrectie. Mede als gevolg van inflatie kampt elke gemeente met stijgende kosten. Ik vind het natuurlijk prettig dat mijn tijdsklokje stilstaat en ik wil graag dat u dat zo laat, maar ik attendeer u er graag op. De rijksoverheid vergoedt de loon- en prijsontwikkelingen in het Gemeentefonds, zij het op basis van de ramingen van het Centraal Planbureau. Dit is dus compensatie op basis van ramingen vooraf, en niet op basis van de werkelijke cijfers zoals we die achteraf kunnen vaststellen. Gemeenten daarentegen hebben in de praktijk natuurlijk wel te maken met de werkelijke kosten. Dat verschil tussen geraamde inflatie en werkelijke inflatie wordt op dit moment niet via nacalculatie gecompenseerd, bijvoorbeeld achteraf in de voorjaarsnota van het volgende jaar. Gemeenten lopen hier tegenaan, zoals de minister ook weet. Onze fracties van OPNL, Partij voor de Dieren en Volt zouden daarom graag binnenkort een overzicht ontvangen van de geraamde en effectieve inflatiecijfers van de afgelopen vijf tot tien jaar. Dat is natuurlijk niet zo moeilijk. Maar ook: is de minister bereid toe te zeggen die gegevens aan ons te verstrekken en daarbij te onderzoeken hoe de werkelijke inflatie effectief gecompenseerd kan worden? Dat kan negatief of positief uitpakken. Het voordeel van zo'n aanpak is dat een onderschatting of overschatting van de inflatie niet-blijvende verstoringen teweegbrengt in het Gemeentefonds. Is de minister bereid daarover voor de zomer meer duidelijkheid te verschaffen? Zou de minister daarbij dan ook willen ingaan op de opvatting van de VNG dat er drie fouten in het systeem zijn geslopen? Het accres valt volgens de VNG lager uit, omdat de zogeheten opschalingskorting en de korting op de jeugdzorg deels zijn achtergebleven in het fonds en dus ook in het accres. De VNG geeft aan dat de gemeenten hierdoor zo'n 200 miljoen euro mislopen. Of dat zo is, laat ik graag mede aan uw antwoord of eventueel aan het vervolg in een brief.
Dan het tweede punt waarop ik wilde ingaan. Dat is de onvrede die de burgers zien tussen overheden. Dat brengt geen vertrouwen bij de burgers. Over het gemopper van Kamerleden dat gemeenten veel efficiënter kunnen werken, dat ze dat maar moeten doen, dat ze niet moeten klagen en dat het best wel meevalt zijn in verschillende bladen artikelen geschreven. Dat alles leidt ertoe dat in feite het Gemeentefonds niet goed gestructureerd is en dat er een disbalans is in taken, bevoegdheden en middelen. Dat is nou juist de titel van het advies van de ROB dat afgelopen week is verschenen. Ik citeer maar een beetje uit de samenvatting op de website van de ROB, omdat die naar mijn mening prachtig weergeeft waar tegenaan lopen. De ROB schrijft daarop: "Van disbalans tussen de (medebewinds-)taken, bevoegdheden en middelen van de gemeenten hebben niet alleen de gemeenten last. Ook voor het Rijk levert dat problemen op, zowel in zijn rol als wetgever als in zijn rol als uitvoerder (de ministers). Beide bestuurslagen kunnen door die disbalans te weinig sturen op een doeltreffende en doelmatige uitvoering van de taken die de wetgever aan gemeenten heeft opgedragen. Dat leidt tot frictie tussen deze bestuurslagen." Wat de ROB in deze samenvatting niet meldt, is dat dit het voor ons als Kamerleden, zowel die van de Tweede Kamer als die van de Eerste Kamer, buitengewoon moeilijk maakt om überhaupt iets zinnigs over het Gemeentefonds te zeggen. En wij vrezen eigenlijk dat dit ook voor de minister geldt.
Er is onbegrip aan twee kanten, schrijft de ROB vervolgens: "De gemeenten geven aan te weinig geld te krijgen voor hun medebewindstaken en dat, mede daardoor, hun financiële positie slecht is. De ministers schrijven dat de gemeentelijke financiën er goed voor staan" — de heer Dessing heeft dat ook net gezegd — "en dat de financiële positie van de gemeenten zelfs verbetert, maar dat het de gemeenten soms ontbreekt aan uitvoeringskracht." Ik miste nog dat het de gemeente soms ontbreekt aan efficiencymaatregelen, maar de ROB is vriendelijk.
De ROB vervolgt: "Beide bestuurslagen belichten hiermee (slechts) een deel van de bestaande praktijk; het toont de grote afstand en het onbegrip tussen de ministers en de gemeenten als het gaat over de bestuurlijke en financiële verhoudingen. Uiteindelijk gaat deze onderlinge strijd ten koste van het gezag dat burgers toekennen aan de overheid."
Dan vervolgt de ROB: " Het Rijk en de gemeenten zijn het er wel over eens dat er een disbalans is tussen de taken, bevoegdheden en middelen van de gemeenten" — dat heeft de minister zelf ook gezegd in de Tweede Kamer — "maar hoe groot is die disbalans eigenlijk? Waar ontstaat die disbalans nu precies? En hoe kan die balans weer worden hersteld?" Dan kijk ik dus niet naar de minister in de persoon van fondsbeheerder, maar naar de minister die staat voor de kwaliteit van goed openbaar bestuur, en dus opkomt voor de belangen van gemeenten bij haar collega-bewindspersonen.
De ROB vervolgt: "In dit advies duidt de Raad voor het Openbaar Bestuur de achtergrond van die disbalans. Daarvoor gaan we terug naar de basis: de toedeling van overheidstaken door de wetgever, met de uitgangspunten en kaders die daarbij gelden. Bij zijn beslissing over medebewindstaken moet de wetgever die in acht nemen. Bovendien is het van belang dat die uitgangspunten in de praktijk ook overeind blijven." Daar wordt aan getwijfeld door de VNG. De overheid doet een graai uit de kas — dat is althans de perceptie van de VNG — dus in feite blijven de uitgangspunten volgens de VNG niet overeind.
De ROB vervolgt: "Om dat te kunnen beoordelen is het van belang dat de toedeling van deze overheidstaken en de onderbouwing daarvan, expliciet en consequent plaatsvinden en goed kenbaar zijn." Dat, mevrouw de minister, geeft rust, reinheid en regelmaat. En meer nog: ook de bemoeizucht van leden van de Eerste Kamer of de Tweede Kamer zal daardoor moeten kunnen afnemen.
De ROB schrijft verder: "Ook is het nodig dat gemeenten inzicht hebben in het rijksbeleid voor die medebewindstaken, welke budgetten de gemeenten daarvoor krijgen en welke risico’s voor hun rekening komen. Dat inzicht ontbreekt nu; er bestaat geen overzicht van taken waartoe de wetgever de gemeenten heeft verplicht". Daar zijn, ik meen door mijn collega van BBB, schriftelijke vragen over gesteld aan de minister. Het werd ook bevestigd van de kant van de minister: er bestaat geen overzicht van taken waartoe de wetgever de gemeenten heeft verplicht.
De ROB vervolgt: "Daarmee zijn de ministers niet in control voor de taken waarvan ze de uitvoering aan de gemeenten hebben opgedragen. De ROB heeft in zijn advies Bestedingsvrijheid geduiduit 2019 al een aanzet voor zo’n overzicht gemaakt. Het is nodig om dat verder te specificeren en, waar nodig, aan te vullen."
Dit ongemak, dat onze fracties bij de Algemene Financiële Beschouwingen in 2023 voelden, was aanleiding om een groep op te richten — daar is ook al aan gerefereerd — om het onderwerp lokale financiën ten gronde onder de loep te nemen, met name ook onze eigen rol daarin. Kunnen wij daar wel grip op krijgen? Ons gevoelen was dat dit onmogelijk was. De Eerste Kamer heeft in september vorig jaar op basis van de bevindingen van deze werkgroep en van de commissie voor Binnenlandse Zaken van de Eerste Kamer een adviesaanvraag ingediend bij de Raad voor het Openbaar Bestuur. Dat advies zou in principe in maart verschijnen. We zitten nu in april. Dat advies is nog niet verschenen; het wordt iets later. Maar ik geloof dat ons verzoek iets heeft opgeleverd. Dat is het publiceren van het rapport Afrekenen met disbalans, als een soort voorproef van de uiteindelijke uitkomst van hetgeen waarnaar wij gevraagd hebben, namelijk een onafhankelijke monitor van gemeentefinanciën.
Met dit gegeven, het gegeven dat er juist bij het Rijk zo veel onbekend is, denk ik dat een monitor het ook niet gaat oplossen. Want wat ga je monitoren als je het niet weet? Waar twee kijven, hebben twee schuld, is het spreekwoord. Dat betekent dat het Rijk dus ook schuld heeft. Dat is eigenlijk een hele grote schuld, omdat daar, zogezegd, de knappe koppen moeten zitten om dit probleem tot een oplossing te brengen. Onze drie fracties verwachten van onze minister niet dat zij stappen vooruit wil zetten en dat zij haar best gaat doen en meer vage praat à la Marsman, maar dat zij zegt: ik sta voor de gemeenten en ik sta voor mijn vakministers om er samen uit te komen en om aan de slag te gaan met de hele problematiek die de Raad voor het Openbaar Bestuur op tafel heeft gelegd.
Voorzitter. Ik kijk uit naar de beantwoording door, niet de fondsbeheerder, maar de minister van BZK. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Goot. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Nanninga van JA21.