Plenair Van Rooijen bij behandeling Begroting Gemeentefonds 2025



Verslag van de vergadering van 8 april 2025 (2024/2025 nr. 25)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 16.08 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rooijen i (50PLUS):

Voorzitter. Welkom weer aan de minister, die we hier vanochtend ook al hadden zitten. Het rommelt in gemeenteland. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten, VNG, bereidt juridische stappen voor tegen het Rijk om meer geld te krijgen voor de jeugdzorg. Ruim 200 wethouders waren twee weken geleden in Den Haag om hun boosheid, verbijstering en hun teleurstelling over de bezuinigingen van het kabinet voor het voetlicht te brengen. Het verhaal is bekend. Sinds Rutte II zijn er meerdere intensieve overheidstaken verplaatst van het Rijk naar gemeenten. Denk aan de jeugdzorg, maar ook aan de Wmo, waarvan de Rekenkamer destijds zei: voer 'm nog niet in, wacht nog een tijd en zorg ook voor het geld dat ervoor nodig is.

Dat waren beleidsexercities die werden ingegeven door een grote bezuinigingsopdracht, waardoor de overdracht van taken gepaard ging met flinke kortingen op de budgetten. Nieuwe taken met minder geld. Met teksten als "het beleid dichter bij de mensen brengen" werd dat aan de burgers verkocht als een verbetering. De ronkende verkooptekst van destijds staan nog steeds op rijksoverheid.nl: "Minder regeldruk voor inwoners. De regels moeten zo eenvoudig mogelijk zijn. Inwoners met ingewikkelde problemen kunnen terecht op één aanspreekpunt. De geldstromen aan gemeenten worden eenvoudiger ingericht." Maar daar geloven heel veel burgemeesters en wethouders eigenlijk helemaal niets meer van. De taken en verplichtingen van gemeenten rezen de pan uit, terwijl de verlaagde budgetten ook structureel achterbleven bij de ambities. De afgelopen jaren, met de oploop van het nominale bruto nationaal product en de economische groei, was het allemaal nog net te bolwerken, maar nu er een nieuwe grote korting voor 2026 aanstaande is van om en nabij 2,5 miljard, spreken ze in gemeenteland van een aanstaand ravijnjaar, worden er juridische stappen voorbereid tegen het Rijk en komen de wethouders massaal naar Den Haag om te protesteren.

50PLUS vraagt zich af of wij de decentralisaties van de domeinen, de Wmo, Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet, de Participatiewet, kunnen bestempelen als een succes of niet. Ik weet niet of er na 2020 nog een grote evaluatie van decentralisaties in het sociale en zorgdomein is geweest, maar het bepalen van succes op macroniveau kan wat 50PLUS betreft grotendeels worden bepaald aan de hand van de ontwikkeling van arbeidsproductiviteitefficiency in de gedecentraliseerde domeinen. Mijn fractie wil dan ook weten of er cijfers beschikbaar zijn over de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit in de gedecentraliseerde domeinen sinds de decentralisatie. Zo nee, waarom niet? Zo ja, mag ik die dan van de minister ontvangen?

In de evaluatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau uit 2020 komen de woorden "doelmatigheid" en "arbeidsproductiviteit" niet één keer voor, terwijl dat bij de inzet van de hervorming juist nog de toverwoorden waren. Is dat misschien omdat er op die punten helemaal niets wezenlijks is waargemaakt? Er is geen toename van de doelmatigheid en de arbeidsproductiviteit in de gedecentraliseerde sectoren. Als dat zo is, dan is een van de belangrijkste doelen van de hervorming, misschien wel de belangrijkste, toch faliekant mislukt. De oorspronkelijke kortingen op de budgetten, weliswaar niet van deze minister, maar van de kabinetten Rutte II en III, worden toch gelegitimeerd door potentiële verbeteringen in productiviteit, doelmatigheid en het dichter bij de mensen brengen van het sociale beleid.

De beleidsevaluatie uit 2020, Sociaal domein op koers, uitgevoerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau, beschrijft de decentralisaties als een work in progress. 50PLUS kan zich na het herlezen van deze evaluatie niet aan de indruk onttrekken dat wij een onafhankelijke evaluatie zouden moeten verrichten, waarbij in de opdrachtverlening duidelijk wordt gemaakt dat de ontwikkeling van arbeidsproductiviteit en doelmatigheid in de gedecentraliseerde domeinen grondig moet worden onderzocht. Wil de minister een dergelijk onderzoek ook laten doen? Zo nee, waarom niet?

Mijn fractie ziet niet dat we op het punt van productiviteit veel vooruitgang hebben geboekt, dat het aantal functionarissen dat betrokken kan zijn bij een zaak in het sociale domein echt fors is gereduceerd. Ik hoef het drama rond het Vlaardingse meisje maar te noemen. Maar wij laten ons graag informeren door de minister. Wel hebben wij de overtuiging dat arbeidsproductiviteit een doorslaggevende factor moet zijn om hervormingen te beoordelen. In de gedecentraliseerde sectoren moet de productiviteit omhoog om de hervorming te legitimeren. Is de minister dit met ons eens? Zo nee, waarom niet? De technische kant van deze vraag is natuurlijk ook of de ontwikkeling van de arbeidsproductiviteit in sectoren zoals de jeugdzorg en de Wet maatschappelijke ondersteuning überhaupt wel goed meetbaar is. Zijn deze cijfers beschikbaar of beschikbaar te maken? Indien nee, is de minister dan bereid om de vraag ook te laten beantwoorden door experts op het gebied van arbeidsproductiviteit? 50PLUS heeft veel respect voor deze minister, maar dit oordeel moet wat ons betreft echt een keer gegeven worden door mensen van buiten de politiek en de ambtenarij. Is de minister dat met ons eens?

Voorzitter. Laat het duidelijk zijn dat 50PLUS deze inzet niet koestert omdat wij de decentralisaties willen terugdraaien of omdat wij met meer doelmatigheid willen bezuinigen op deze dossiers, integendeel. Elke winst die we kunnen boeken door een betere inrichting van de processen en procedures moet en kan zich vertalen naar meer beschikbare capaciteit en een hogere klanttevredenheid.

Tot slot. 50PLUS is op dit punt altijd vol lof geweest over de benchmark van Aedes. Met dit instrument worden alle woningcorporaties vergeleken op tal van indicatoren, waaronder ook overhead- en managementkosten. Voor corporaties is het bij wijze van spreken een sport geworden om niet onderaan de benchmark te bungelen. Het is geen race naar de bodem, maar een instrument om gezonde concurrentie op het terrein van kosten te bewerkstelligen. Deelt de minister de houding van 50PLUS ten aanzien van de benchmark van Aedes? Bestaat er voor gemeenten vanuit het Rijk, of beter nog: vanuit de VNG, ook een op de kostenstructuur gerichte benchmarkrapportage? Zo nee, acht de minister het daar dan tijd voor?

Ik wacht de antwoorden van de minister met belangstelling af.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Janssen van de SP.