Plenair Van der Goot bij behandeling Begroting Gemeentefonds 2025



Verslag van de vergadering van 8 april 2025 (2024/2025 nr. 25)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 20.56 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van der Goot i (OPNL):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil beginnen met de woorden te herhalen die mevrouw Van Toorenburg aan het eind heeft gesproken: ik heb grote waardering voor wat de minister heeft gedaan, toegezegd en toegelicht. U hebt natuurlijk niet alles toegezegd wat we graag hadden willen horen. Maar beschouw het als een steuntje in de rug voor de gesprekken die u deze week en later moet voeren met uw collega's, maar ook met de VNG en wellicht het IPO. Dus dank namens Volt en de Partij voor de Dieren.

Voorzitter. Eén ding moet me van het hart. De uitleg van de minister van artikel 108, derde lid, van de Gemeentewet viel me op. U zag natuurlijk aankomen dat we daar in de tweede termijn nog op terug zouden komen. U hebt toegezegd dat u dat zelf misschien ook nog zou doen, vandaar deze vooraankondiging. Eerlijk gezegd heeft de minister in de eerste termijn een toelichting gegeven die niet helemaal bevredigend was. Voor ons komt het woord "adequaat" echt uit de lucht vallen. De toelichting op de Invoeringswet Gemeentewet gaat over het verzekeren van het vergoeden van kosten. De Raad voor het Openbaar Bestuur geeft in zijn toelichting daarop aan dat het Rijk de kosten dient te vergoeden die ten laste van de gemeente blijven. Dat is dus niet "adequaat". Adequaat is namelijk onderhandelbaar. Dat creëert toch weer de machtsverhouding tussen het kabinet enerzijds en de gemeenten en provincies anderzijds bij de discussie over de vraag of de normering van het Gemeentefonds en het Provinciefonds werkt. Die machtsverhoudingen willen we eigenlijk kwijt. Daarom hechten we zo aan een beter antwoord. De vraag aan de minister is: hoe leest zij artikel 108, lid 3, van de Gemeentewet? Is de minister bereid om een heldere uiteenzetting van haar lezing van het artikellid naar de Kamer te sturen als hier onduidelijkheid over blijft staan? Eventueel kan dit na een adviesvraag aan de Raad van State.

Voorzitter. Het tweede punt gaat over de inflatieraming. U hebt vanmiddag een interessant debat gemist over de inflatieraming van het CPB en de effectieve inflatie die de gemeenten in de loop van het jaar ondervinden, maar ik neem aan dat u meteen herkent waar wij het over hebben. Onze fracties hoorden de minister zeggen dat de tegenvallende CPB-ramingen nu eenmaal een resultaat waren van de nieuwe bbp-systematiek. Dat vind ik wat te kort door de bocht, omdat nacalculatie — dat heb ik namens de fracties van Volt en Partij voor de Dieren genoemd — prima te verenigen is met de nieuwe systematiek. Dat is een politieke keuze, maar die doet meer recht aan de werkelijkheid die gemeenten en provincies meemaken. Gemeenten ervaren immers niet de geraamde inflatie, maar alleen de werkelijke inflatie. Het zou goed zijn als de minister onderzoek gaat doen naar de mogelijke compensatiewijzen die meer recht doen aan de werkelijkheid. Daar help ik de minister graag bij met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gemeenten voor de compensatie van de inflatie afhankelijk zijn van de ramingen van het Centraal Planbureau, het CPB;

overwegende dat de laatste jaren het werkelijke inflatiecijfer niet overeenkomt met de CPB-ramingen;

constaterende dat gemeenten hierdoor financieel in de knel komen, wat ten koste gaat van de autonomie van gemeenten en het realiseren van de belangrijke opgaven waarmee de gemeenten zijn belast;

verzoekt de regering te onderzoeken hoe de te lage inflatieramingen binnen het Gemeentefonds gecorrigeerd kunnen worden, bij voorkeur door middel van nacalculatie, en over de uitkomsten de Kamer voor het aanstaande zomerreces te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Goot, Moonen, Fiers, Hartog, Holterhues en Van Toorenburg.

Zij krijgt letter G (36600-B).

De heer Van der Goot (OPNL):

Voorzitter. Ik rond nog even af met een opmerking die ik tijdens het debat heb gemaakt. Een nacalculatie kan natuurlijk soms positief, soms negatief uitvallen. Dat staat weliswaar niet in de motie, maar het is wel de strekking van de motie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Goot. Dan is het woord aan mevrouw Nanninga namens JA21.