Plenair Kroon bij behandeling Wet plan van aanpak witwassen



Verslag van de vergadering van 27 mei 2025 (2024/2025 nr. 30)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 15.01 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Kroon i (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Een betere naam voor deze wet was geweest: Wet implementatie EU-richtlijn beperking omvang contante betalingen in zakelijke transacties. Die naam zou meer recht doen aan de beperkte inhoud van deze wet. Desalniettemin is het zo dat deze wet burgers beperkt in hun grondrechten. Vandaar dat mijn bijdrage niet zuiver wetstechnisch is, maar dat er vooral aandacht is voor de maatschappelijke betekenis van deze wet. Ja, meneer Holterhues, dat kost een beetje tijd. Ik wil het graag hebben over vijf onderwerpen: de maatschappelijk betekenis van deze wet, de adoptie van digitale geldsystemen in dit land, de doelstelling van deze wet, de beperkingen voor de burgers in deze wet en de onvolkomenheden van deze wet.

Voorzitter. Contant geld is meer dan slechts een praktisch betaalmiddel. Het vertegenwoordigt een diepe maatschappelijke, culturele waarde. Het biedt vrijheid en autonomie, het is een tastbare verbinding met de economie en de handel. Contant geld is een directe uiting van economisch vrijheid, waarin transacties plaatsvinden zonder tussenkomst van derden en zonder de noodzaak om vertrouwen te stellen in complexe systemen. Meneer Martens verwees naar een weerbare samenleving. Dit is onderdeel van een weerbare samenleving.

Voorzitter. Daarnaast heeft contant geld een fundamentele menselijke en sociale dimensie. Het is voor ons allemaal herkenbaar: het winkeltje spelen door onze kinderen of kleinkinderen en het monopolyspel als we wat ouder zijn. Contant geld herinnert ons eraan dat geld een vorm van een sociaal contract is. Het geeft namelijk vertrouwen en wederkerigheid. Daarbij heeft het ook een historische en culturele waarde. Ik verwijs dan graag naar de eerste Friese sceatta en het gouden tientje en naar uiteindelijk de moderne bankbiljetten. Geld belichaamt de evolutie van handel en welvaart.

Een paar vragen aan de minister. Deelt de minister de visie van de BBB-fractie dat contant geld een essentieel onderdeel is van economie en samenleving en dat het verankerd is in artikel 106 van de Grondwet dat het de uitdrukkelijke verantwoordelijkheid van de overheid is om contant geld onderdeel van de samenleving te laten blijven en dat de bepalingen ter zake van de euro, overeengekomen in het Verdrag van Maastricht, daar geen afbreuk aan doen? Minister, hoe verhoudt de verantwoordelijkheid zich tot de bestaande robuustheid van de contantgeldsystemen in Nederland?

In de rapporten van de Rekenkamer uit 2022 werden zorgen geuit over de hoeveelheid contant geld die in omloop is en de versnelling van een negatieve trend daarin. Welke maatregelen heeft de minister tot op heden getroffen om die trend te keren? Welke maatregelen heeft de minister getroffen om de beschikbaarheid van contant geld te verbeteren? Welke impact verwacht de minister dat deze wet heeft op de hoeveelheid contant geld in omloop en daarmee op de robuustheid van het contantgeldcircuit, ook in situaties van technologische instabiliteit van systemen of van oorlog of een crisis? Welke groepen burgers herkent de minister voor wie deze wet een significante ongewenste beperking betekent? Welke specifieke maatregelen heeft de minister voorhanden om deze beperkingen tegemoet te treden?

Voorzitter. Nederland is kampioen in digitalisering van het geldsysteem. Waar contant betalen onderdeel is van onze cultuur, is ook de vooruitstrevendheid van Nederlanders wat betreft financiële zaken onderdeel van onze cultuur. De eerste aandelen van de wereld waren de aandelen van de VOC in 1602. De eerste aandelenbeurs was in Amsterdam in 1611. We zijn de uitvinders van de chipknip, Tikkie, iDEAL en het is niet toevallig dat een bedrijf als Adyen in Nederland staat. De zuidelijke landen en onze oosterburen zijn er veel minder ver mee. Daar zijn een aantal voorbeelden van gegeven vandaag. In die landen liggen de transactiekosten veel hoger en zijn de veiligheid en de productiviteit van het geldsysteem veel lager. Nederlanders, in generieke zin, omarmen het gemak van digitaal. Het heeft een enorme positieve impact gehad op de veiligheid en efficiëntie van ons betalingsverkeer en onze economische productiviteit in handelsrelaties.

Maar er kleven ook risico's en nadelen aan deze oprukkende digitalisering. Niet iedereen heeft toegang tot die digitale betalingsmethoden. Denk aan ouderen en daklozen. Het verplichten van digitale transacties leidt tot afhankelijkheid van financiële instellingen en daarmee tot transactiekosten voor ondernemers die wellicht anders goedkoper uit geweest waren. Daarnaast maakt een volledige digitale economie de burgers kwetsbaar voor storingen in energie- en data-infrastructuur en interventie van hackers. De recente oproep van het kabinet aan burgers om voldoende contant geld aan te houden voor dergelijke omstandigheden is bijzonder.

Voorzitter. Een maatschappij waarin het meeste geld digitaal is, creëert een wereld waarin banken en overheden inzicht hebben in en zeggenschap hebben over financiële transacties. Het beperkt anoniem financieel verkeer en privacy. Dit raakt ook ethisch-politieke kwesties. Wie controleert ons vermogen om te ruilen en te handelen? Het is wat ons betreft de taak van de politiek en de overheid om de continue digitalisering goed te balanceren met democratische waarden. Ik verwijs dan graag ook naar de opmerkingen van de heer Koffeman daarover.

In januari 2025 gepubliceerd onderzoek van DNB en de ECB bevestigt dat de meeste Nederlanders zich comfortabel voelen met de gedigitaliseerde geldsystemen. In deze context lijkt het wetsvoorstel geen maatschappelijk issue. Toch kleven er in toenemende mate wel bezwaren en risico's aan. Deelt de minister de visie van de BBB-fractie dat de overheid een verantwoordelijkheid heeft voor de bescherming van de autonomie, privacy en zelfbeschikking van burgers en bedrijven wat betreft het betalingsverkeer via financiële instellingen?

In artikel 417 van de Wwft is het recht op een bankrekening voor burgers vastgelegd. Dat recht is er niet voor bedrijven. Deelt de minister de visie van de BBB-fractie dat bedrijven ook het recht moeten hebben om een bankrekening te openen? Banken zijn niet verplicht een bankrekening aan een burger of een bedrijf te verstrekken. Hoe beoordeelt de minister deze situatie? Wat kan de minister eraan doen om te verzekeren dat het recht op een rekening ook in alle gevallen materialiseert?

De afgelopen jaren hebben de banken in toenemende mate beperkingen opgelegd aan burgers wat betreft contante opnames. Dit staat haaks op het advies van het kabinet om voldoende contanten in omloop te houden. Kan de minister vanuit zijn rol, vanuit zijn toezichtrol op banken, een halt toeroepen aan deze beperkingen?

De BBB-fractie ondersteunt de doelstellingen van de wet vanuit twee perspectieven. Ten eerste ondersteunt de BBB-fractie maatregelen die bijdragen tot een verlaagde regeldruk voor burgers en bedrijven. De heer Van Strien refereerde er ook al aan. Wat de BBB betreft, is de uitvoering van de Wwft fors uit de hand gelopen. Aan de ridicule regeldruk van de toezichthouders, zoals DNB en AFM, en de uitputtende risicomijdendheid van banken die ontstaan is onder de Wwft, moet op korte termijn een eind komen. Meer dan 13.000 mensen werken bij banken aan compliance. Dat geeft een duidelijk signaal: we are doing the wrong things right. Ironisch genoeg wordt witwassen hier niet opgelost, maar witgewassen in beleidsdoelstellingen.

Ten tweede is de BBB ook een medestander van het voorkomen van witwassen. Dit enerzijds vanuit het perspectief dat misdaad niet mag lonen en anderzijds vanuit het perspectief dat een forse zwartgeldeconomie ook druk legt op de belasting voor tal van burgers. We herkennen de efforts van de minister in zijn brief van 14 mei jl. daarin. We hebben toch nog een paar vragen over onder andere die brief, in het bijzonder over de doelmatigheid daarvan.

In welke mate gaat deze wet daadwerkelijk impact hebben op het witwassen? Hoeveel minder contant geld verwacht de minister dat er met deze wet witgewassen wordt? Hoe schat de minister de weglekeffecten van deze wet naar het buitenland? Het waterbed is al door veel collega's genoemd. In welke mate is, vanuit deze inschatting, de beperking die de wet oplegt voor burgers proportioneel? Hoe past dat in uw brief van 14 mei, waarin u aangeeft dat u een voorkeur heeft voor een op risico gebaseerd perspectief? Was dan de grens van €5.000 of €10.000 niet beter passend geweest? En waarom dan niet? Hoe verhoudt zich dat tot de door een aantal van mijn collega's benoemde inflatie? Hoeveel maatschappelijke kosten beoogt de minister met deze wet te besparen en waar gaan die materialiseren, bij burgers of bij banken? Wat kan de minister buiten deze wet om doen om die kostenbesparing bij burgers neer te laten slaan?

De BBB-fractie onderkent dat deze wet zich met name richt op transacties tussen bedrijven en burgers en tussen bedrijven en bedrijven. Toch heeft de BBB-fractie daar een aantal vragen over. Kan de minister bevestigen dat het bij burgers onderling vrij blijft om contanten uit te wisselen, ook wanneer het bijvoorbeeld een aan- of verkooptransactie betreft boven een waarde van €3.000?

Het amendement-Flach inzake de verplichte acceptatie van contanten is voor de BBB een belangrijke toevoeging aan deze wet. Kan de minister aangeven hoe hij dat amendement gaat uitvoeren? Met het hanteren van de onderkant van de drempel van de EU-implementatierichtlijn beoogt de minister verificatieverplichtingen te voorkomen. Kan de minister duiden welke dat precies zijn? Betekent het hanteren van de onderkant van die drempelwaarde dat de minister in zijn toezicht op banken via DNB en AFM er ook op gaat toezien dat banken beneden die drempelwaarde afzien van verificatieregels en belemmeringen?

Tot slot een aantal onvolkomenheden in deze wet. De voorliggende wet maakt dat de meldingsplicht vervalt en dat alle economische actoren gebonden zijn aan een beperking van €3.000. Het doen van een transactie in contanten groter dan €3.000 wordt daarmee een economisch delict, een strafbaar feit. Hiermee wordt een bloemist die op verzoek van het bruidspaar de bloemen voor de bruiloft contant afrekent na afloop van de bruiloft, terstond een verdachte crimineel. De BBB-fractie heeft van verschillende partijen signalen gekregen dat dat voor hen niet werkt. De exporterende ondernemers zijn hier al een paar keer genoemd.

Nu heb ik zelf zaken gedaan in West-Afrika en ik herken de noodzaak om je daar als ondernemer aan te passen aan lokale gewoonten en institutionele beperkingen. Cash voorkomt in die omgevingen afhankelijkheid van de middleman, geeft vertrouwen en maakt transactierisico's kleiner. Cash geeft boter bij de vis. Herkent de minister deze gewoonten? Wat betekent dat dan voor de grensstreken? Worden ondernemers in de grensstreken verplicht om te gaan bankieren bij een buitenlandse bank? Is de minister het met de BBB-fractie eens dat bonafide ondernemers die te goeder trouw contante transacties accepteren en daar bijvoorbeeld bij de Fiscal Intelligence Unit melding van doen, eigenlijk vrijwaring zouden moeten krijgen van strafvervolging? Welk toezichtskader of wetgevingskader kan de minister ontwikkelen om bij de implementatie van de wet rekening te houden met de beschreven omstandigheden en strafuitsluiting voor bonafide ondernemers mogelijk te maken? Kan de minister toezeggen dat hij werkelijk een toezicht- en wetgevingskader voor strafuitsluiting zal ontwikkelen en implementeren, en slechts zal handhaven op de betrokken groep exploiterende ondernemers nadat dat toezicht- en wetgevingskader is vastgesteld?

Voorzitter. U merkt dat mijn fractie de doelen van deze wet erkent, maar dat er veel vragen zijn over de betekenis daarvan. Deze wet wil het onkruid wieden, maar dreigt ook het koren te rooien. De BBB-fractie vraagt geen terugkeer naar een sok onder een matras, maar waakt voor een samenleving waarbij elke euro door een digitaal loket moet, met regels, voorwaarden en controle. Als de individuele vrijheid wordt ingeleverd voor schijnveiligheid door een volledig gedigitaliseerde controle van de witwaswetgeving, hebben we straks niet minder misdaad, maar wel minder samenleving.

Samenvattend. We zoeken toezeggingen op drie punten: contant betalen tussen burgers wordt niet aan banden gelegd, het recht op een bankrekening voor bedrijven wordt vastgelegd, en bonafide ondernemers die zich melden bij de Fiscal Intelligence Unit worden niet gestraft maar beschermd. Het zou fijn zijn als u verder wat duidelijkheid kunt geven over indexatie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Kroon. Mevrouw Vogels heeft een vraag voor u. Misschien wilt u nog even plaatsnemen achter het spreekgestoelte.

Mevrouw Vogels i (VVD):

De heer Kroon begon zijn betoog, zo herinner ik me, met dat dit wetsvoorstel onze grondrechten zou beperken. Ik heb even gewacht op een toelichting daarop, maar die heb ik niet gehoord. Vandaar dat ik op een wat laat moment deze vraag alsnog stel: wat bedoelt u daarmee?

De heer Kroon (BBB):

Ik vind het heel erg fijn dat u die vraag stelt. Wat ons betreft is betalen met een betaalmiddel naar keuze een grondrecht. Een contante betaling is dus ook een grondrecht. Deze wet beperkt ons daarin. Juist het feit dat je daarin beperkt wordt, in dat grondrecht, vraagt wat ons betreft een bredere afweging dan alleen of het over €3.000, €5.000 of €10.000 gaat.

Mevrouw Vogels (VVD):

Dat is in ieder geval een verduidelijking voor mij. Dat is heel fijn. Ik maakte me al zorgen dat u zou verwijzen naar artikel 106 van de Grondwet, want dat noemt slechts dat de wet het geldstelsel regelt.

De heer Kroon (BBB):

Ja, daar heb ik naar verwezen.

Mevrouw Vogels (VVD):

Ik heb het gehoord. Ik maak van de gelegenheid gebruik om te vermelden dat u in het kader van de digitalisering de aandelen van de VOC noemde, maar ik hecht er toch aan op te merken dat die aan toonder waren en niet digitaal.

De heer Kroon (BBB):

Mevrouw Vogels, ik heb geprobeerd te schetsen dat wij als Hollanders eigenlijk in de wereld vooroplopen met het accepteren van nieuwe financiële systemen en betaalmiddelen. We mogen daar als land best trots op zijn. Aan de ene kant vind ik dat we ook positief moeten zijn over digitalisering en dergelijke. Aan de andere kant vind ik ook dat we voorzichtig moeten zijn, omdat niet iedereen kan meedoen. We creëren ook een omgeving waarbij we het risico lopen dat we de privacy en het vermogen van derde partijen om invloed uit te oefenen op individuen en burgers, naar aanleiding van hun betalingsgedrag, aantasten. Daarin moeten we niet doorschieten.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan meneer Van den Oetelaar namens Forum voor Democratie.