Plenair Heijnen bij behandeling Wet tegenbewijsregeling box 3



Verslag van de vergadering van 7 juli 2025 (2024/2025 nr. 37)

Status: ongecorrigeerd

Aanvang: 15.00 uur

Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Heijnen i (BBB):

Voorzitter. Wie belasting heft, hoort dat te doen op een rechtvaardige en uitvoerbare manier: niet op basis van ficties en aannames, maar op basis van de werkelijkheid. Daar draait dit debat eigenlijk in de kern om vandaag. Deze wet biedt weliswaar rechtsherstel, maar doet dat op een manier die wat ons betreft tekortschiet. Er worden namelijk werkelijke kosten buiten beschouwing gelaten. Ik zal in mijn bijdrage achtereenvolgens kort de volgende onderwerpen behandelen: waarom deze wet volgens BBB tekortschiet, de uitvoerbaarheid van de wet, het niet-aangenomen amendement-Vermeer, twee specifieke pijnpunten van de wet, volgens ons, en wat het betekent als deze wet niet door onze Kamer zou worden aangenomen. Ik sluit mijn bijdrage af met mijn conclusie.

Voorzitter. Waarom schiet deze wet tekort volgens ons? De Hoge Raad heeft geoordeeld dat belastingheffing over fictief rendement strijdig is met het eigendomsrecht. Deze wet biedt een tegenbewijsregeling. Dat is in theorie een stap vooruit, maar in de praktijk slechts een halve. Zelfs bij geleverd bewijs worden essentiële kosten, zoals die voor onderhoud, verzekeringen en onroerende zaakbelasting bij verhuurd vastgoed, namelijk niet erkend. Dit is alsof je een bakker belast over de prijs van zijn brood, maar zijn kosten voor meel, gas en de oven negeert. Dat is geen werkelijk rendement; dat is boekhoudfictie.

De Hoge Raad heeft in zijn arresten gekozen voor een strikte uitleg van het werkelijk rendement volgens doel en strekking van het huidige box 3-stelsel, met een forfaitaire rendementsheffing, en dat is zijn goed recht. Het is aan de wetgever om bij het vormgeven van rechtsherstel een bredere afweging te maken. Juist die ruimte lijkt hier nu niet benut. Men had ook kunnen kiezen voor het aansluiten bij de systematiek van het nieuwe box 3-stelsel, dat vanaf 2028 gaat gelden, waarin kostenaftrek wel is toegestaan. En ja, dat kost geld, maar zal deze wet uiteindelijk niet veel duurder worden? Hij zal leiden tot procedures wegens massaal bezwaar, eerst bij de Nederlandse rechter en uiteindelijk bij het Europees Hof. De uitvoeringskosten van dergelijke procedures van nieuw massaal bezwaar plus rente over jaren aan terug te betalen belastingen zullen fors oplopen en misschien uiteindelijk zelfs wel hoger zijn. Dit nog los van de verdere verstopping van de Belastingdienst en de rechterlijke macht. Ondertussen worden steeds meer huurwoningen versneld verkocht. Dit leidt tot minder aanbod, hogere huren en meer starters die niet kunnen kopen. Kortom: penny wise, pound foolish.

Deze wet is ook praktisch, qua uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, een groot risico; verschillende andere sprekers gingen daar al op in. De Belastingdienst zelf luidt de noodklok: vijf rode vlaggen. Vijf! Zoals collega Stoffer in de Tweede Kamer al treffend zei, ik citeer: "Bij vijf rode vlaggen leg je in de Formule 1 de race stil." Volgens mij is dat het geval bij zelfs één rode vlag. Als Limburger voeg ik daaraan nog toe: zelfs Max Verstappen zou op de rem trappen.

Op 5 juni en 27 juni geeft de staatssecretaris aan, ik citeer: "Dat betekent niet dat bij één of meerdere rode vlaggen een voorstel onuitvoerbaar is. De rode vlaggen geven wel aan dat er een of meer risico's zijn die voor de Belastingdienst niet of in beperkte mate beheersbaar zijn."

De heer Crone i (GroenLinks-PvdA):

Volgens mij is er na een rode vlag een safety car.

De heer Heijnen (BBB):

Sorry?

De heer Crone (GroenLinks-PvdA):

Een safety car. Dan wordt de race niet stilgelegd, maar ga je daarna weer een nieuwe start maken.

De heer Heijnen (BBB):

Ik laat mij in dezen graag leiden door de heer Crone, voorzitter.

De voorzitter:

De staatssecretaris gaat hier straks antwoord op geven. Vervolgt u uw betoog.

De heer Heijnen (BBB):

De staatssecretaris erkent dus de grote risico's van deze wet en geeft aan, zo lezen wij zijn antwoord, dat pas na invoering echt duidelijk wordt of de wet wel uitvoerbaar is. Dat stelt ons niet echt gerust. Daarom heb ik drie vragen aan de staatssecretaris. Wanneer weten we of deze wet uitvoerbaar is? Is dat volgend jaar, in 2027 of pas in 2028? Wat gebeurt er als de wet toch onuitvoerbaar is, bijvoorbeeld tegelijk met de invoering van het nieuwe box 3-stelsel en de vele procedures die gevoerd gaan worden? Tot slot: is dit geen extra reden om nu alles op alles te zetten om dat nieuwe stelsel naar 2028 of eerder te halen en deze wet los te laten? Professor Heithuis was in de Tweede Kamer heel helder. Hij zei: doe het niet.

Voorzitter. Dan het amendement-Vermeer. Dat zit niet in de wet, maar wat ons betreft is dat een gemiste kans.

Mevrouw Moonen i (D66):

Ik heb net geluisterd naar het betoog van de heer Heijnen. De volgende vraag komt bij mij op. We weten dat het oude stelsel ook in strijd is met de rechten van de mens. We weten dat de Belastingdienst het gewenste stelsel niet kan laten ingaan. Wat zou dan uw voorstel zijn? We kunnen allemaal kritisch zijn over wat er nu voorligt, maar heeft u zelf een beter alternatief? Gaat u dat nog toelichten?

De heer Heijnen (BBB):

Zeker, ik heb een beter alternatief, dat ik zo meteen ga toelichten. Daar kom ik op terug.

Mevrouw Moonen (D66):

Goed zo. Dat wachten we af.

De voorzitter:

Dank u voor deze bijdrage. Vervolgt u uw betoog.

De heer Heijnen (BBB):

Het amendement-Vermeer biedt huurders de mogelijkheid tot een eenmalige overheveling van woningen van box 3 naar de eigen bv — de pretbox, zoals de heer Crone zei — in box 2 tegen 2% overdrachtsbelasting. De bezwaren hiertegen van de staatssecretaris overtuigen ons niet. Van boxhoppen is geen sprake; dit is een eenmalige, onomkeerbare overstap. Staatssteun is niet aan de orde. Aan minstens twee van de vier cumulatieve EU-criteria wordt niet voldaan. Ook de uitvoerbaarheid is wat ons betreft geen probleem. Hier hoeft niets te worden geautomatiseerd of aangepast binnen de systemen van de Belastingdienst. Er hoeft geen apart bakje te worden aangemaakt voor een ander tarief in de overdrachtsbelasting. Het bestaande 2%-bakje bestaat en werkt al. De notaris legt de overdracht vast, past het bestaande tarief toe, draagt de belasting af en is hoofdelijk aansprakelijk. Er is dus geen sprake van extra uitvoeringslasten, alleen van het tijdelijk openstellen van een bestaande route.

Ik heb de volgende vragen aan de staatssecretaris. Waarom moet de Belastingdienst onderscheid maken tussen de verkrijging van een eigen woning en verkrijging van een woning door de eigen bv en de achterliggende systemen? Dit is de enige reden waarom er sprake zou zijn van een structuurwijziging. Begrijpen we dat goed? Een aanpassing van het aangifteformulier zal toch niet zo'n groot probleem zijn, nemen we aan.

Dan de vermeende budgettaire derving van 2 miljard in dit amendement. Volgens ons klopt de gedachtegang daarbij niet. Er worden appels met peren vergeleken. Zo werkt het niet in de praktijk. Er wordt namelijk gerekend alsof verhuurders blijven verhuren in box 3, terwijl er juist zonder faciliteit veel woningen worden verkocht. Dat gebeurt nu al. Om in cijfervoorbeeld van de staatssecretaris te blijven: dit betreft minimaal 250.000 woningen, oftewel de verhuurde woningen van bijna 80.000 huishoudens met drie of meer woningen in box 3. Deze woningen worden dan ook deels verkocht aan starters — dit is al genoemd — tegen 0% overdrachtsbelasting. De Staat ontvangt door deze verkoop ook geen box 3-heffing meer, net zoals bij de faciliteit. Tevens zal deze verkoop leiden tot meer hypotheken, en dus tot meer hypotheekrenteaftrek en lagere belastinginkomsten in box 1. Het amendement, dat helaas niet is aangenomen, leidt juist tot meer belastingopbrengsten dan het wetsvoorstel: meer overdrachtsbelasting, extra vennootschapsbelasting en meer box 1-belasting.

Alles overziende, vinden wij de negatieve appreciatie van het amendement echt een gemiste kans. We bieden de staatssecretaris graag een herkansing aan — een kans voor open doel — in de vorm van een toezegging die wij graag van hem zouden willen ontvangen. Wij vragen de staatssecretaris om, in lijn met het amendement-Vermeer, in het Belastingplan 2026 een regeling op te nemen die het voor particuliere vastgoedbeleggers mogelijk maakt om op tijdelijke, eenmalige basis verhuurde woningen over te hevelen, met als doel: het herstel van vertrouwen in ons belastingstelsel, het voorkomen van een stortvloed aan procedures en het voorkomen van verdere uitponding van huurwoningen. Dit zou het grootste deel van de ongewenste gevolgen van het eigenlijke box 3-stelsel verminderen. Mocht de staatssecretaris niet voor de geboden herkansing gaan, dan is dat weer een gemiste kans. In dat geval zal ik in mijn tweede termijn een motie van soortgelijke strekking indienen.

Voorzitter. Een tweetal specifieke pijnpunten van de wet. Op de eerste plaats de bijtelling voor de tweede woning, de vakantiewoning. Vanaf volgend jaar geldt voor deze woningen een bijtelling, ook als die niet worden verhuurd. Vanaf 2028 komt er weer een andere regeling. Had het nu echt niet anders gekund voor deze twee jaren, vraag ik de staatssecretaris. Ik neem toch aan dat het budgettaire belang relatief klein zal zijn, terwijl de irritatiegraad van een dergelijke heffing heel groot is. Graag een toezegging van de staatssecretaris dat hier nog eens goed naar wordt gekeken en dat deze bijtelling, indien mogelijk, geschrapt wordt in het Belastingplan 2026.

Het tweede punt betreft een verduidelijking ten opzichte van de vrije verdeling van box 3-vermogen tussen fiscale partners. Naar wij begrijpen gaat de Belastingdienst ervan uit dat voor het tegenbewijs dezelfde verdeling als in de aangifte moet worden aangehouden. De rechtbank Den Haag is daar niet zo zeker van en heeft in een vergelijkbare kwestie vragen gesteld aan de Hoge Raad. Wij zouden graag van de staatssecretaris de toezegging ontvangen dat belastingplichtigen, als dat voordeliger is, voor het leveren van tegenbewijs kunnen afwijken van de verdeling in de aangifte.

Voorzitter. Wat betekent het als deze wet niet wordt aangenomen? Een aantal vorige sprekers ging daar ook al op in.

De heer Schalk i (SGP):

Ik heb vooral een toelichtende vraag: op welke wijze zouden al deze toezeggingen gestalte moeten krijgen? Het klinkt namelijk bijna alsof daar nieuwe wetsvoorstellen voor nodig zouden zijn.

De heer Heijnen (BBB):

Dank aan de heer Schalk voor deze vraag. Er komt een Belastingplan aan. Daar kun je natuurlijk een aantal wijzigingen in opnemen. Dat zou mijn reactie zijn.

De heer Schalk (SGP):

Ja, maar u stelt zulke specifieke vragen over de situatie in de Wet tegenbewijsregeling box 3 dat er een soort tegengestelde beweging komt binnen het Belastingplan ten opzichte van de wet. Moeten we dat de staatssecretaris en onze medeburger aandoen?

De heer Heijnen (BBB):

Dat is een goede vraag. Het tweede punt betreft een verduidelijking. Volgens mij kan dat punt, de verdeling tussen partners, in de uitvoering opgelost worden. Het eerste punt zou een wetswijziging betekenen, vandaar dat ik in mijn vraag "indien mogelijk" zei.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Heijnen (BBB):

Voorzitter. Wat betekent het als deze wet niet wordt aangenomen? Een aantal sprekers had het daar ook al over. De staatssecretaris geeft als antwoord op onze vragen op 27 juni aan dat de wet zorgt voor duidelijkheid en rechtszekerheid. Daarnaast worden er nadere regels gegeven voor een aantal gedetailleerde vraagstukken waarover de Hoge Raad geen uitspraken heeft gedaan. De staatssecretaris geeft zelf echter al aan dat rechtsherstel sowieso moet plaatsvinden op basis van de uitspraak van de Hoge Raad, met of zonder wet. Ik stel de volgende vraag aan de staatssecretaris: is hij het met ons eens dat voor het toepassen van de verduidelijkingen over het genietingstijdstip, de schuldendrempel en de vrijstelling met een grens of drempel, eveneens geen wet nodig is? Is hij het ermee eens dat dat ook zonder wet geregeld kan worden?

Voorzitter. Als deze wet wordt aangenomen, zijn de gevolgen voor belastingplichtigen dus naar onze mening niet zo groot. De wet vormt immers een codificatie van de uitspraken van de Hoge Raad. De gedachte dat met deze wet nu alle mogelijke situaties die de Hoge Raad heeft opengelaten, wél zijn geregeld, is ook niet juist. Ook met dit wetsvoorstel worden allerlei zaken niet geregeld.

Voor de Belastingdienst verandert er mogelijk iets meer aan de uitvoerbaarheid, maar hier geldt: zonder de wet is de hersteloperatie niet wezenlijk slechter uitvoerbaar dan mét de wet. De Belastingdienst beschikt al over het formulier — mevrouw Moonen noemde het "Opgaaf werkelijk rendement" — waarmee belastingplichtigen hun werkelijk rendement op gestandaardiseerde wijze kunnen aangeven. Dit formulier maakt geautomatiseerde verwerking mogelijk. Ook zonder wet kan rechtsherstel dus individueel, juridisch zuiver en uitvoerbaar plaatsvinden.

Tot slot is een nieuwe wet ook juridisch niet nodig om rechtsherstel mogelijk te maken. We blijven in de kern echter pleiten voor rechtsherstel volgens het nieuwe box 3-regime dat vanaf 2028 geldt. Dat is volgens BBB rechtvaardig en ook logisch, vooruitlopend op het nieuw in te voeren stelsel.

Voorzitter. Mijn conclusie en afsluiting. Onze taak als Eerste Kamer is glashelder. Wij toetsen wetten op drie punten: rechtmatigheid, uitvoerbaarheid, handhaafbaarheid. Deze wet scoort op geen van de drie punten positief. Ze is juridisch kwetsbaar, slecht uitvoerbaar en moeilijk te handhaven.

Voorzitter, tot slot. In de Tweede Kamer is op 5 juni een breedgesteunde motie van het lid Inge van Dijk aangenomen, waarin wordt opgeroepen om de invoering van het werkelijkrendementstelsel te versnellen, desnoods door de tijdelijk vooringevulde aangifte los te laten. In deze motie wordt expliciet erkend, ook door de partijen die voor de wet hebben gestemd, dat dit wetsvoorstel niet eerlijk is en juridisch kwetsbaar blijft en dat het de schatkist op termijn juist schade berokkent. Begrijp ik uit zijn brief van 3 juli goed dat de staatssecretaris deze motie niet zal of kan uitvoeren, vraag ik hem via de voorzitter.

Voorzitter. Ik rond af. Ik dank u allen voor uw aandacht. Ik kijk uit naar de reactie van de staatssecretaris en ik wens mevrouw Van der Linden alvast heel veel succes met haar maidenspeech.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is het woord aan de heer Schalk, namens de SGP.