De minister van BZK zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Goot (OPNL) , toe eens een toelichting te geven op hoe artikel 108, lid 3 Gemeentewet gelezen kan en moet worden.
Nummer | T04067 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 8 april 2025 |
Deadline | 1 januari 2026 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
Kamerleden | drs. A.Sj. van der Goot (OPNL) |
Commissie | commissie voor Binnenlandse Zaken (BIZA) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Gemeentewet |
Kamerstukken | Begrotingsstaat gemeentefonds 2025 (36.600 B) |
Handelingen I 2024/2025, nr. 25, item 11, p. 64 |
De heer Van der Goot (OPNL):
Nog even terugkomend op artikel 108, lid 3. Het is beknopt en onduidelijk. In de wetenschap is men het niet helemaal met elkaar eens. Maar er zit wel iets van "verzekerd" in, en ga zo maar door. Dus dat "adequaat" of "volledig" bedenken we met elkaar. Ik zou toch graag van u, zeg ik via de voorzitter, in de loop van de tijd nog eens een toelichting ontvangen op hoe we artikel 108, lid 3 kunnen en moeten lezen, niet met het oog op de schriftgeleerden maar juist met het oog op het creëren van rust, reinheid en regelmaat, zodat het voor alle partijen veel helderder wordt wat er bedoeld wordt. Want nu wordt toch vanuit de positie van het Rijk als machtspersoon bepaald wat adequaat en redelijk is, en min of meer volledig. Kunt u dat toezeggen, vraag ik via de voorzitter.
Minister Uitermark:
Dan is de precieze vraag of ik hierop wat verder wil elaboreren in een brief, ergens dit jaar. Dat kan ik toezeggen. Ik zal kijken waar ik dat handig bij kan meepakken, want we brengen natuurlijk nog een overzicht uit en we zetten nog wat andere acties op touw, dus dat zal ik er dan bij betrekken.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2024/2025, nr. 25, item 11
-
8 april 2025
toezegging gedaan