Verslag van de vergadering van 30 september 2025 (2025/2026 nr. 02)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 15.37 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Van Wijk i (BBB):
Voorzitter, dank u wel. Ik zeg u toe dat ik, omdat ik de zoveelste spreker ben, niet op alle punten origineel ben. Maar goed, ik ga wel met verve het betoog houden.
Voorzitter. Allereerst dank aan de staatssecretaris voor de beantwoording van de vele vragen in de eerste termijnen. Het is een belangrijke wet. De jeugd heeft de toekomst, maar wij als maatschappij zijn er wel voor verantwoordelijk dat de jeugd deze toekomst ook aankan. De Koning noemde in de troonrede twee weken geleden de jeugdzorg: de overheid werkt samen aan het uitvoeren van de Hervormingsagenda Jeugd. Dat is ook een teken van het benadrukken van het belang van deze wet. Doel van dit wetsvoorstel, zoals eerder al is gememoreerd, is het verbeteren van de beschikbaarheid van jeugdzorg voor de meest kwetsbare kinderen. Wachtlijsten in de specialistische jeugdzorg moeten worden verkort. Maar is dit het echte probleem dat opgelost moet worden? Wij willen de probleemstelling nader analyseren.
In de beantwoording van een van onze vragen stelde de staatssecretaris dat in deze wet de verwachting is dat samenwerking tussen gemeenten en aanbieders een essentiële bijdrage kan leveren aan het effectief terugdringen van wachttijden. Het is dus de verwachting dat gemeenten en zorgaanbieders beter gaan samenwerken. Gemeenten werken al sinds 2015 samen met betrekking tot de uitvoering van jeugdzorg. Wat maakt nu dat door deze wet de verwachting is dat deze samenwerking wel leidt tot het effectief terugdringen van wachttijden? Wat gaat anders? Wat gaat beter? Is deze verwachting gestoeld op de papieren regiovisie, waarin ingegaan moet worden op de aanpak van wachttijden en op maximaal aanvaardbare wachttijden, waardoor wellicht wel het goede gesprek gevoerd gaat worden? De BBB vraagt de staatssecretaris hoe concreet de verwachting is waarvoor deze wet is opgesteld.
In dit verband lezen wij het volgende in antwoord op vragen van de fractie van GroenLinks-PvdA. Collega Janssen memoreerde hier ook al aan. "Personeelstekorten zijn helaas de realiteit en voor delen van de jeugdzorg, waaronder specialistische jeugdzorg, blijft het lastig personeel te vinden. Dat kan een negatieve invloed hebben op wachttijden in de jeugdzorg." Dat is krapte op de arbeidsmarkt als een van de grootste oorzaken van wachttijden. Maar deze krapte blijft. Misschien wordt die nog wel nijpender. Wat is dan de toegevoegde waarde van deze complexe wet? Wij lezen in de beantwoording ook: "Zo wordt met het wetsvoorstel getracht de regeldruk te verlagen". Hoe dan, vraagt de fractie van BBB zich af. Is dat met de NZa, die extra taken krijgt, de gemeenschappelijke regelingen, die het leven van de gemeente niet eenvoudiger maken, de toezichthouders of de regionale beleidsvisies? Een van de kritische kanttekeningen van BBB is juist deze verzwaarde regeldruk. Graag een uitleg van de staatssecretaris over hoe dit wetsvoorstel de wachtlijsten specifiek verhelpt en verkort en hoe dit wetsvoorstel bijdraagt aan het verminderen van de regeldruk.
Wat is het probleem dat opgelost moet worden? Zijn dat de wachtlijsten? Of is dat, wat ik eerder heb gehoord, het feit dat inmiddels 1 op de 7 kinderen een beroep doet op jeugdzorg, terwijl 1 op de 20 of 25 kinderen gangbaar zou zijn? Waarom is de vraag naar jeugdzorg zo dramatisch toegenomen?
In juni 2023 heeft de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving, de RVS, het rapport Kinderen uit de knel uitgebracht. De raad gaat in dit advies in op de vraag hoe hulp vanuit andere invalshoeken dan jeugdhulp kan bijdragen aan het gezond en veilig opgroeien van een nieuwe generatie, ook als kinderen nog niet kampen met problemen die om de inzet van jeugdhulp vragen. De raad concludeert dat als het lukt om het alledaagse leven van gezinnen te versterken, we helpen voorkomen dat kinderen in de knel komen en zelf problemen ontwikkelen. Onze vraag aan de staatssecretaris is: hoe gaat de staatssecretaris de aanbevelingen uit dit advies opvolgen? BBB pleit ervoor dat de aanbevelingen uit het rapport Kinderen uit de knel op alle onderdelen van de Jeugdwet primair worden omarmd. Wij weten ook wel dat er al heel lang wordt gewerkt aan de onderhavige wet. Dat gebeurt al zeven of acht jaar, ook als onderdeel van een breder programma. Maar als het lange traject van het tot stand komen van een wet ertoe leidt dat actuele aanbevelingen lastig of niet te implementeren zijn, dan zijn we niet goed bezig. BBB vraagt een toezegging van de staatssecretaris om het genoemde rapport voor dit beleid te omarmen en te implementeren en het als voortschrijdend inzicht mee te nemen in de reeds op stapel staande wetgeving. Graag een reactie.
Voorzitter. Wij vragen de staatssecretaris om een reflectie op de noodkreten uit het werkveld die ook wij de afgelopen periode tijdens werkbezoeken mochten optekenen. Dit is een werkveld waarvoor BBB het grootste respect heeft. Lonen blijven ver achter en de werkdruk is hoog. Er is geen negen-tot-vijfmentaliteit, en dat allemaal uit liefde voor het vak, liefde voor de patiënt en de intrinsieke motivatie om door zorg het leven van menigeen te verlichten. Er zijn dus noodkreten vanuit het werkveld. Een bekende noodkreet betreft "van controle naar vertrouwen". Dit is geen holle zin of managementtalk, maar dit is een noodkreet vanaf de werkvloer: iets minder administratieve ballast graag en meer vertrouwen. Deze zin komt misschien wel terug in iedere beleidsnota, maar de praktijk blijft weerbarstig. Dat is ook nu weer het geval in het onderhavige wetsvoorstel. BBB vraagt om een inhoudelijke reactie van de staatssecretaris hierop.
Aan het volgende is hier ook al eerder gememoreerd. Hoe kan een soepele overgang van de 18-jarigen naar bijvoorbeeld de 21-jarigen nog beter bewerkstelligd worden? Ik kom hier later op terug, maar dit betreft ook domeinoverstijgende financiering, bijvoorbeeld trajectfinanciering in plaats van financiering per individu.
Voorzitter. Ik wil graag even specifiek ingaan op de gemeenten. De gemeenten zijn en blijven een belangrijke spil in de uitvoering van de jeugdzorg. BBB tekent een aantal financiële zorgen op. Zoals de deskundigencommissie en de VNG adviseerden, dient de rijksoverheid bij de Voorjaarsnota middelen beschikbaar te stellen volgens het door de commissie aanbevolen financieel kader. BBB vraagt zich af of dat structurele middelen zijn. Zo niet, is de staatssecretaris dan bereid om uiterste inspanningen te verrichten om de gemeenten financieel structureel te ondersteunen, om het financieel kader van de gemeenten gedekt te kunnen houden?
In 2026 komen een aantal dingen samen, zoals de nieuwe jeugdwet. Maar ook vanuit het toekomstperspectief kind- en jeugdbescherming en de hervormingsagenda worden er flink wat aanpassingen gevraagd van de gemeenten. Dit is veel, zeker als je kijkt naar wat gevraagd wordt van de sociale teams, de lokale teams van de gemeenten. Het geeft heel veel druk in de organisatie.
Enerzijds wordt er in het wetsvoorstel gesproken van het versterken van de sociale teams. Anderzijds wordt ook vanuit de veiligheidsketens aan de jeugdteams gevraagd om steeds meer zelf op te pakken. Invoering van de wet in combinatie met andere trajecten gaat tot heel veel extra druk leiden, aangezien in alle dossiers het jeugdteam de spil is waar het om moet draaien. Op deze manier krijgen gemeenten heel weinig ruimte om te manoeuvreren, zeker in de huidige arbeidsmarkt.
Voorzitter. Kan en wil de staatssecretaris toezeggen dat de ingang van deze wet wordt gezien in combinatie met de andere voorgenomen trajecten van de Hervormingsagenda Jeugd, en dat op die manier geen onmogelijkheid wordt gecreëerd in de uitvoering? BBB benadrukt dat de uitvoerbaarheid van deze wet voor de gemeenten lastig is en in de toekomst niet nog lastiger mag worden. Uitgangspunt moet zijn dat wordt gedaan wat voor het kind noodzakelijk is, maar dat de uitvoer hier ook alle tijd en ruimte voor krijgt.
Het toezicht. Middels de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen, de WBTR, is onder andere specifiek geregeld waaraan toezichthouders moeten voldoen, ook bij verenigingen en stichtingen. In de onderhavige wet, de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg, is minutieus ingeregeld, en ook nog eens middels amenderingen meer genuanceerd, hoe het interne toezicht van de jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling vorm moet krijgen. Waarom is voor het interne toezicht niet aangesloten bij de WBTR? Bij de Wet op de jeugdzorg is er sprake van andere aantallen toezichthouders en is expliciet opgenomen wie geen toezichthouder mag zijn en wie wel. Bij andere zorginstellingen gelden andere wettelijke regels. Waarom? Waar zijn we eigenlijk bang voor? Waarom zo veel wantrouwen? Ja, de WBTR wijst op diverse bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Het is een soort kapstok, maar wel een goede kapstok. BBB vindt het een gemiste kans dat bij deze wet geen aansluiting is gezocht bij de WBTR.
Voorzitter. Al eerder is hier gememoreerd: regionaal versus lokaal. Wij zien al dat binnen de regionale gemeenschappelijke regelingen meerdere zorgtakken worden ondergebracht, bijvoorbeeld de inkoop van de Wmo. Op zich is daar niets mis mee, maar wordt hierdoor niet het risico gelopen dat er een beweging plaatsvindt van lokaal naar regionaal, van de gemeente naar de gemeenschappelijke regeling? De nadelen van de gemeenschappelijke regelingen, zoals we die gehoord hebben, onderschrijven wij als BBB. Dit terwijl bewezen is dat lokaal de gemeenten het beste primaire aanspreekpunt zijn. De zeer belangrijke driehoek van huisarts, wijkverpleegkundige en apotheek levert de primaire, lokale zorg. Het gaat om preventief en eerstelijns contact. Deelt de staatssecretaris onze mening en onze zorgen? Graag een reflectie.
Voorzitter. Onderhavige wet is een schakel in een transitie, een schakel die derhalve ook gezien moet worden met die andere schakels. Het werkveld slaakt nu al noodkreten: graag minder complexiteit, meer vertrouwen, meer preventie aan de voorkant. BBB uit ook haar zorgen. Wij zien graag uit naar de beantwoording van onze zorgen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Van der Linden van de fractie van de VVD.