Verslag van de vergadering van 28 oktober 2025 (2025/2026 nr. 05)
Status: ongecorrigeerd
Aanvang: 11.02 uur
Een verslag met de status "ongecorrigeerd" is niet voor citaten en er kan geen recht aan ontleend worden.
Mevrouw Van Langen-Visbeek i (BBB):
Dank u wel, voorzitter. Leden van de Eerste Kamer, initiatiefnemers en staatssecretaris. We staan vandaag voor een fundamentele keuze: kiezen we voor de reiziger op het platteland of buigen we voor de commerciële bedrijven en Haags rekenmeesterschap? De BBB is opgericht vanuit de overtuiging dat het platteland en de regio's te lang zijn vergeten. We zien hoe dorpen leeglopen, niet omdat mensen niet willen blijven, maar omdat er geen woningen bij komen en de voorzieningen verdwijnen. Daar hoort ook de bus bij.
Over één ding zijn we het vandaag behoorlijk eens geworden: vervoersarmoede is geen theoretisch Haags concept; het is keiharde realiteit voor honderdduizenden Nederlanders. Ziekenhuizen, scholen, supermarkten en werk zijn in onze plattelandsregio's veel slechter bereikbaar dan tien jaar geleden. Dit is de bittere conclusie van het Planbureau voor de Leefomgeving. Wie zijn de dupe? Dat zijn de praktisch opgeleiden, de oudere plattelanders en de bewoners aan de randen van de stad. Voor hen is het openbaar vervoer geen luxe, maar een basisvoorziening, een noodzaak om deel te nemen aan de samenleving. Dat geldt zeker voor mensen zonder auto of rijbewijs.
Uit onderzoek van het Nibud blijkt dat zeker 30% van de Nederlanders fors in de buidel moet tasten om naar werk, hobby, sport of zorg te gaan. Huishoudens met een modaal inkomen of minder, vooral buiten de steden, hebben vaak niet genoeg inkomen om hun gemiddelde vervoersbehoefte te dekken, zelfs met reiskostenvergoedingen. Dit treft juist de gezinnen die verder moeten reizen naar werk en voorzieningen.
Dit probleem van vervoersarmoede wordt direct veroorzaakt door het jarenlang uitkleden van het openbaar vervoer. In de afgelopen jaren zijn maar liefst 1.500 bushaltes verdwenen. De focus ligt op winst en efficiency, met als basis de vraag: is het wel efficiënt om een halflege bus te laten rijden? Maar voor sommige mensen betekent geen bus geen baan of geen bus geen werknemers. Oudere mensen kunnen niet meer zelfstandig naar de bibliotheek en jongeren kunnen na een late dienst niet meer naar huis of moeten een bioscoopbezoekje meteen afkappen om nog thuis te kunnen komen. De leefbaarheid van het platteland gaat snel achteruit als we niet ingrijpen, want juist buslijnen met frequent rijdende bussen zijn belangrijk voor een leefbaar platteland.
De oorzaak is duidelijk: de markt faalt in de dunbevolkte regio's en de concentratie op de vervoersmarkt neemt alleen maar toe. De markt voor regionaal ov is een oligopolie met slechts een handvol aanbieders geworden. Zij dicteren waar, wanneer en voor wie de bus rijdt. Bussen zouden moeten rijden voor de reiziger, en niet voor de winst van de aandeelhouders.
Laten we stoppen met dit abstracte verhaal en naar de praktijk kijken. De situatie in West-Friesland, in het lange lintdorp Andijk, niet geheel toevallig waar ik woon, is een sprekend voorbeeld van deze maatschappelijke onwenselijkheid. De bus stopt niet meer in het centrum, maar op de Hoekweg. Wat betekent dit voor onze inwoners? Mensen moeten kilometers lopen om de dichtstbijzijnde bushalte te bereiken. Voor ouderen, die voornamelijk in het centrum van Andijk wonen, is de afstand 3 kilometer. In deze tijd van het jaar is dat niet bepaald aantrekkelijk. Vindt de overheid dit acceptabel? Ja, want een afstand van 800 meter tot de bushalte is in België een verplichting, maar in Nederland slechts een richtlijn. Wij van de BBB vinden dat dit anders moet. Ik vraag aan de staatssecretaris: wilt u onderzoeken wat de consequenties zijn als we in Nederland ook een afstandsverplichting gaan invoeren? Wat voor afstandsverplichting is dan haalbaar en uitvoerbaar? Kunt u hierop terugkomen?
Terug naar Andijk. Er is destijds een petitie opgesteld. Die is meer dan 1.200 keer getekend, maar de provincie en de gemeente hebben nauwelijks gereageerd. Ondertussen zijn er aanpassingen gedaan aan de nieuwe, buiten het dorp gelegen bushalte, terwijl de oude, centrale halte al eerder voor veel geld was aangepast, maar er verlaten bij ligt. Dit is verspilling van overheidsgeld en zorgt er bovendien voor dat ouderen gedwongen zijn op zoek te gaan naar alternatieven. Dat is ook het geval als bussen alleen overdag en door de week rijden. Uiteindelijk heeft de BBB hier vragen over gesteld op provinciaal en landelijk niveau. En gelukkig, de bus gaat na een periode van vier jaar weer rijden. In Andijk wel, maar in vele dorpen rijdt alleen nog een achtpersoonsbusje, gerund door vrijwilligers. Op basis van noaberschap wordt de verbinding in stand gehouden. Wij vinden dat deze vrijwilligers meer waardering verdienen. Wil de staatssecretaris hierover in overleg gaan met de provincie? Graag een toezegging.
Het voorliggende initiatiefvoorstel, de Wet provinciale inbesteding vervoersconcessies, is een reactie op marktfalen, met name in de dunbevolkte gebieden. Dit wetsvoorstel biedt provincies de mogelijkheid om hun openbaar vervoer onderhands te gunnen aan een eigen vervoersbedrijf, oftewel in te besteden. Dit wetsvoorstel is slechts een stok achter de deur. Het is een doekje voor het bloeden. In Noord-Holland is ervoor gekozen dichtbevolkte en landelijke gebieden samen aan te besteden, bijvoorbeeld West-Friesland en de IJmond. Dat is ook een optie.
Provincies zijn nu nog verplicht om concessies openbaar aan te besteden, maar als er te weinig geschikte inschrijvingen zijn, of zelfs helemaal geen, zoals eerder in Zeeland gebeurde, kunnen provincies nu alleen noodconcessies uitschrijven. De Zeeuwse kwestie is hier een schoolvoorbeeld van: er meldde zich niemand, waardoor de provincie flink moest inleveren op het programma van eisen om de concessie uiteindelijk te kunnen gunnen. Met deze wet krijgt de provincie de mogelijkheid om in zo'n situatie te zeggen: dan doen we het zelf. Dit versterkt haar onderhandelingspositie.
Maar nu de praktijk. Hoewel de geest van de wet, de regie terug bij de lokale overheid, ons uit het hart is gegrepen, was er in de Tweede Kamer — terecht — grote terughoudendheid, gevoed door de harde realiteit van financiële schaarste en operationele risico's. De BBB-fractie in de Tweede Kamer was kritisch op dit wetsvoorstel, net als overigens andere fracties, omdat zij meent dat het, hoewel goedbedoeld, ook dweilen met de kraan open blijft. Een provinciaal ov-bedrijf oprichten, bussen kopen en personeel aannemen kost immers jarenlange voorbereiding, een enorme organisatiekracht en aanzienlijke financiële middelen. De initiatiefnemers zelf erkennen dat. Zij zeiden ook dat de oprichting van een provinciaal vervoersbedrijf in financieel en organisatorisch opzicht complex is, en waarschijnlijk zelfs duurder is dan aanbesteding in een goed functionerende markt. De bestaande marktpartijen werken op grote schaal en kunnen lenen tegen een lage rente, wat provinciale bedrijven missen. Dat neemt niet weg dat de BBB in de Eerste Kamer de provincies deze mogelijkheid niet wil onthouden. Wellicht kunnen ze samenwerken om de problemen het hoofd te bieden. Wellicht kan het Rijk een dergelijk initiatief ondersteunen; dat is een vraag aan de staatssecretaris. Kortom, wat kan er wel?
Onze grootste zorg is dat het Rijk tegelijkertijd de geldkraan steeds verder dichtdraait. Zo was de dagkaart voor jongeren op het platteland te duur en kregen ze een dalurenkaart. Lange reizen zijn echter zelfs met 40% korting te kostbaar. Ook het studentenreisproduct werd uitgekleed. Als het Rijk de financiële middelen blijft korten, wordt het voor de provincies steeds moeilijker om een aantrekkelijke concessie uit te schrijven. Sterker nog, verdere bezuinigingen leiden tot een verdere afname van inschrijvingen, waardoor provinciale overheden alsnog voor de kosten van de bezuiniging zullen moeten opdraaien als zij zelf het ov willen inbesteden. De BBB in de Tweede Kamer stelde dat voldoende financiële middelen een noodzakelijke voorwaarde zijn om het ov goed te organiseren — dat was een fundamentele eis — en stelde dat dit wetsvoorstel niet mag afleiden van de discussie over die broodnodige rijksbijdrage. Vraag: komen er extra middelen voor het verbeteren van het ov op het platteland? Worden de subsidiemogelijkheden, onder andere van de EU, voldoende benut?
Het is duidelijk: de Wet provinciale inbesteding vervoerconcessies is een middel om regie te herwinnen en marktfalen op te lossen, met een versterkte positie van de provincie, en kan de verschraling van het ov tegengaan. Maar het is geen oplossing voor alle problemen. Om de vervoersarmoede daadwerkelijk aan te pakken, is een breder, structureel beleidspakket nodig. De BBB vraagt daarom de regering en de Eerste Kamer om met de aanvaarding van deze wet ook de volgende aanvullende maatregelen op te pakken.
Ten eerste. Het Rijk moet de bezuinigingen op reisproducten voor de jeugd ongedaan maken. De onzekerheid over de financiering is een direct risico voor het ov-aanbod, zeker in de provincies. Er is publiek geld nodig om onrendabele buslijnen in het landelijke gebied in stand te houden. De huidige financiering is te kwetsbaar. Wij pleiten voor een degelijk, goed gefinancierd ov-systeem, dat onafhankelijk is van schommelende studentenaantallen. De maatschappelijk meest gewenste oplossing moet leidend zijn. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst.
Ten tweede. Vervoersarmoede gaat niet alleen over beschikbaarheid, maar ook over betaalbaarheid. We moeten kijken naar innovatieve oplossingen om de reiskosten voor de gewone Nederlander te drukken. Het Duitslandticket, waarmee je voor €49 per maand onbeperkt kunt reizen, heeft bewezen een enorm succes te zijn, met bijna een miljoen nieuwe reizigers. De BBB vraagt de regering om een proef met een NL-ticket, en dan geen dalurenproduct met 40% korting, waar het gros van de mensen op het platteland niets aan heeft, want vaak rijden de bussen daar alleen in de spits. Fijnmazig en betaalbaar ov is wat de mensen nodig hebben.
Ten derde. Het kan niet zo zijn dat ouderen in Andijk en andere dorpen als gevolg van uitgeklede concessies 3 kilometer naar de bushalte moeten lopen. We moeten in Nederland toewerken naar duidelijke, meetbare standaarden voor ov-bereikbaarheid. In het buitenland gaat dit soms beter. Elke Vlaming heeft recht op een bushalte op maximaal 800 meter van de voordeur. De BBB pleit ervoor om in Nederland minimumafspraken te maken voor de afstand tot openbaarvervoervoorzieningen om de leefbaarheid te garanderen. Ik vraag of de staatssecretaris bereid is hiermee aan de slag te gaan.
Ten slotte. De vrijwilligers die kleine dorpen nu op vrijwillige basis bereikbaar houden, verdienen meer waardering. We wachten uw reactie hierop af en overwegen het indienen van een motie.
Voorzitter. Het oprichten van een provinciaal vervoersbedrijf is een nieuw en complex terrein. We mogen de provincies niet het wiel opnieuw laten uitvinden. Daarom is het essentieel dat de regering, zoals verzocht in de aangenomen motie-Grinwis/Stoffer, de interesse in publieke vervoersbedrijven peilt en kennisuitwisseling organiseert en stimuleert tussen geïnteresseerde provincies. Deze expertise is nodig om te garanderen dat een provinciaal vervoerbedrijf een succes kan worden. Ook moet er ondersteuning komen vanuit het Rijk om de eventuele knelpunten op te lossen. Kunt u dit toezeggen?
Ook sluiten wij ons aan bij de vragen van de heer Van der Goot en de heer Rietkerk om periodiek geïnformeerd te worden en de voortgang op dit dossier te kunnen volgen.
De BBB stemt in met dit wetsvoorstel, omdat het de mogelijkheid biedt om de regie weer in handen te geven van de regio. Het geeft onze provincies, met veel BBB-bestuurders, bestuurders die dicht bij de inwoners staan, een instrument om de verschraling van het ov, symbool van de vervoersarmoede, tegen te gaan.
Bovendien legt dit voorstel niemand iets op. Het is een optie, een wettelijke mogelijkheid voor provincies om, als ze vanuit het lokale beeld zien dat de markt faalt, de regie naar zich toe te trekken. We vertrouwen erop dat de provinciale overheden in staat zijn om deze afweging zelf goed te maken. Ze moeten de keuze wel goed onderbouwen en een goede marktverkenning doen voordat ze tot inbesteding overgaan. Wij vinden het jammer dat er toch weer extra spelregels nodig zijn. De BBB steunt de vrijheid van de provincies om te kiezen voor de meest maatschappelijk gewenste oplossing.
Voorzitter. Laat één ding duidelijk zijn: deze wet is de start, niet de finish. Stop met bezuinigingen die het ov verschralen. Zonder financiële stabiliteit, zonder minimumafspraken en zonder expertise en samenwerking die nodig zijn, blijft dit prachtige initiatief een papieren tijger. Wij van de BBB kiezen voor gezond boerenverstand en concrete oplossingen. We kiezen voor de ouderen in Andijk en andere dorpen, voor de verpleegkundige die naar het werk moet en voor de jongere die in het dorp wil blijven wonen. Wij willen dat de regie teruggaat naar de regio en dat de bus weer rijdt. Elke regio telt immers. De BBB zal dit wetsvoorstel steunen, maar tegelijkertijd zal de strijd voor betaalbaar, betrouwbaar en beschikbaar openbaar vervoer door ons met vol vermogen worden voortgezet.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Van Langen-Visbeek. Ik zie dat er nog een interruptie is van de heer Hartog van Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Ik dank mevrouw Van Langen voor haar betoog. Ik had er heel erg naar uitgekeken, juist omdat de BBB in bijna alle provinciale besturen zit en twee jaar lang de problemen heeft kunnen aanpakken. Ik hoor nog steeds een klaagzang. Ik zou eigenlijk van u willen weten op welke wijze de probleemanalyse is verbeterd door de BBB-colleges die de laatste twee jaar hun werk hebben kunnen doen.
Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):
Ik kan een voorbeeld noemen uit de provincie Noord-Holland. Daar woon ik, dus daar weet ik het ook het meest van. We combineren daar een regio waar veel reacties op komen bij een aanbesteding met een vervoersregio waar het wat lastiger is; IJmond wordt dan bijvoorbeeld gecombineerd aanbesteed met West-Friesland. Die optie wordt dus al benut. Ik moet wel eerlijk zeggen dat de gedeputeerde van vervoer in dit geval van de partij PvdA-GroenLinks is, maar ze zijn het daar in de provincie over eens geworden. Dat is dus een mogelijkheid. Deze mogelijkheid is er nog niet, maar ik denk dat de BBB-bestuurders die dat nodig hebben — ik denk dan bijvoorbeeld aan Zeeland — dat gaan onderzoeken. Maar ik heb ook geschetst dat ze problemen tegenkomen. Ik weet niet of de provincies dat alleen op kunnen lossen. Die samenwerking is dus ook heel belangrijk. De medewerking van het Rijk en de inzet van Europese subsidies zijn ook heel belangrijk. Ik denk namelijk dat daar ook nog wel mogelijkheden liggen. Dat laatste zal u aanspreken, meneer Hartog.
De heer Hartog (Volt):
Dat spreekt mij natuurlijk aan, als het mogelijk zou zijn. Maar ik weet ook dat de Europese Unie heel weinig operationele subsidies verleent. Uw antwoord op mijn vraag is: samenwerking. Dat heeft de BBB tot stand gebracht in de colleges waar ze in hebben gezeten. Samenwerken kon al en dat is niet heel anders met deze wet. Zijn er nog andere dingen binnen het aanbestedingscircuit dat via de colleges in de laatste twee jaar is verbeterd? Ik vraag dit met name om ook te kunnen leren van de afgelopen twee jaar, sinds de analyses en de indiening van de wet. Ik wil kijken — dit zeg ik ook richting de heer Meijer — of er misschien toch al interne verbeteringen zijn geweest binnen het aanbestedingscircuit, waardoor inbesteding misschien wat minder noodzakelijk zou zijn. Dat is eigenlijk mijn vraag.
Mevrouw Van Langen-Visbeek (BBB):
Nou ja, dat gehele aanbesteden ... U weet ook hoe druk ik me maak om regeldruk. Ik ben nu zelf voor mijn werk bezig met een Europese aanbesteding voor een raadsinformatiesysteem. Het is echt gruwelijk complex. Dat maakt dit ook niet eenvoudiger. Ik denk dat daar ook wel naar gekeken wordt. Het lijkt me wat dat betreft belangrijk is dat de regie echt bij de regio komt te liggen. Ik probeer me daar ook op allerlei andere dossiers mee bezig te houden. Ik denk dat meer BBB-afdelingen dat doen. Het spreekt me ook echt aan in dit voorstel dat wij niet voor de regio bepalen of het wel of niet kan, maar dat we de mogelijkheid bieden, zodat de regio's of provincies zelf kunnen kiezen of ze daar gebruik van maken.
De voorzitter:
Dank u wel voor uw bijdrage. U sprak namens de BBB-fractie. We gaan nu luisteren naar de heer Walenkamp van de Fractie-Walenkamp.