E110029
  ruit icoon
Laatste revisie: 01-05-2017

E110029 - Voorstel voor een richtlijn over het recht op een advocaat en communicatie in strafrechtelijke procedures



Dit voorstel beoogt de introductie van gemeenschappelijke minimumnormen in strafprocedures betreffende de rechten van verdachten in de gehele Europese Unie op toegang tot een advocaat en op communicatie na arrestatie met bijvoorbeeld een familielid, werkgever of consulaire autoriteit. Het voorstel maakt deel uit van een routekaart voor de versterking van de rechten van verdachten in strafprocedures. De gemeenschappelijke minimumnormen moeten bijdragen aan het vergroten van wederzijds vertrouwen tussen lidstaten en daarmee aan het vergemakkelijken van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.

Nationaal

Op 15 januari 2013 heeft de minister van V&J een brief gestuurd aan de Tweede Kamer met een reactie op de brief van de Commissie Meijers van 28 november 2012 (zie paragraaf reacties derden).

Europees

Richtlijn 2013/48/EUPDF-document werd op 22 oktober 2013 ondertekend door de Raad en het Europees Parlement en werd op 6 november 2013 gepubliceerd in Pb EU L249. De richtlijn diende voor 27 november 2016 geïmplementeerd te zijn.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2011)326PDF-document, d.d. 8 juni 2011

rechtsgrondslag

Artikel 82(2) van het Verdrag betreffende de werking van de EU

commissies Eerste Kamer

beleidsterrein


Implementatie

Richtlijn 2013/48/EUPDF-document werd op 22 oktober 2013 ondertekend door de Raad en het Europees Parlement en werd op 6 november 2013 gepubliceerd in Pb EU L249. De richtlijn diende voor 27 november 2016 geïmplementeerd te zijn.

Implementatie is geschied middels het wetsvoorstel Recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures dat op 19 februari 2015 werd ingediend bij de Tweede Kamer (34.157) en een Besluit inrichting en orde politieverhoor.

Bron: Kwartaaloverzicht omzetting EG-Richtlijnen, stand per 1 april 2017 .


Behandeling Eerste Kamer

De minister van V&J heeft op 4 juni 2012 een brief gestuurd aan de Kamer met een raadsdocument over een algemene oriëntatie over het richtlijnvoorstel recht op een advocaat (nummer 10467/12). De commissie I&A/JBZ heeft de brief en het raadsdocument op 5 juni 2012 voor kennisgeving aangenomen. Het raadsdocument (10467/12PDF-document) is, op verzoek van de commissie, ook in het Nederlands toegevoegd aan dit dossier.

Op 6 maart 2012 hebben de commissies I&A/JBZ en V&J de reactie van de Europese Commissie van 28 februari 2012 op de brief van de commissies d.d. 4 oktober 2011 voor kennisgeving aangenomen.

De Europese Commissie heeft op 28 februari 2012 gereageerd op de brief met vragen van de leden van de fracties van de VVD en het CDA d.d. 4 oktober 2011 over het voorstel voor een richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding.

Op 9 februari 2012 heeft de Europese Commissie gereageerd op de rappelbrief van 18 januari 2012. De Commissie geeft aan dat de reactie op de brief over het richtlijnvoorstel inzake het recht op een advocaat in strafrechtelijke procedures en communicatie bij aanhouding d.d. 7 oktober 2011 binnen enkele weken aan de Eerste Kamer wordt gestuurd.

Op 18 januari 2012 is een rappelbrief verstuurd aan de EC, omdat de antwoordtermijn van drie maanden die de EC hanteert in het kader van de politieke dialoog met nationale parlementen is verstreken.

De minister voor Immigratie en Asiel heeft op 6 december 2011 gereageerd op de brief van de commissie I&A/JBZ d.d. 25 oktober 2011. Hij geeft aan dat de Eerste Kamer voor de aangewezen geprioriteerde dossiers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanvullende documenten toe krijgt gestuurd, namelijk de onderhandelingsdocumenten die openbaar zijn en als B-punt ter politieke besluitvorming voorliggen in de Raad.

De commissie voor I&A/JBZ heeft de brief van de minister van Veiligheid en Justitie d.d. 31 oktober 2011 voor kennisgeving aangenomen op 8 november 2011. De commissie wacht de reactie van de Europese Commissie op haar brief van 4 oktober 2011 af.

De minister en staatssecretaris van Veiligheid en Justitie hebben op 31 oktober 2011 een reactie gestuurd op de vragen van 27 september 2011. Deze worden besproken in de commissievergadering van 8 november 2011 .

Op 25 oktober 2011 heeft de commissie voor I&A/JBZ naar aanleiding van de bespreking van de geannoteerde agenda van de JBZ-Raad 27 en 28 oktober 2011 een brief gestuurd aan de ministers voor Immigratie en Asiel en van Veiligheid en Justitie over het betrekken van vragen en opmerkingen van de commissie over de richtlijn over het recht op toegang tot een raadsman in Raadsdiscussies. De commissie constateerde dat de inbreng van de Eerste Kamer niet doorklinkt in de geannoteerde agenda.

De leden van de fracties van de VVD en het CDA hebben in een brief van 4 oktober 2011 vragen gesteld aan de Europese Commissie over het voorstel voor een richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en betreffende het recht op communicatie bij aanhouding. Deze leden vragen zich onder meer af wat de Commissie heeft bewogen om substantieel af te wijken van en aanzienlijk verder te gaan dan de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg met betrekking tot het recht op toegang tot een raadsman in strafrechtelijke procedures.

Op 27 september 2011 zijn brieven aan de regering en aan de Europese Commissie met lichte wijzigingen vastgesteld. Diezelfde dag is de brief aan de regering verstuurd met vragen van de leden van de fracties van de PvdA, D66, SP en GroenLinks.

Tevens verzochten de commissies de staf een Raadsdocument over de bespreking van het voorstel op de JBZ-Raad van 22 en 23 september 2011 aan het dossier op de Europapoort toe te voegen (zie voor het document onder de kop Raad ).

De leden van de PvdA-, D66- en SP-fracties leveren uiterlijk 22 september 2011 inbreng voor schriftelijke vragen aan de regering. De leden van de GroenLinks-fractie sluiten zich bij de inbreng van de PvdA en D66 aan. De leden van de VVD- en CDA-fracties steunen het standpunt van het kabinet en leveren mogelijk inbreng voor een brief aan de Europese Commissie.

De commissies voor Immigratie en Asiel/JBZ-Raad (I&A/JBZ) en Veiligheid en Justitie (V&J) hebben op 28 juni 2011 besloten om het voorstel gezamenlijk in behandeling te nemen. Inbreng voor schriftelijk overleg met de Nederlandse regering en/of Europese instellingen kan worden geleverd op 13 september 2011 .

De commissies voor Veiligheid en Justitie en Immigratie en Asiel/JBZ-Raad bespreken op 28 juni 2011 de procedure.


Behandeling Tweede Kamer

Op 15 januari 2013 heeft de minister van V&J een brief gestuurd aan de Tweede Kamer met een reactie op de brief van de Commissie Meijers van 28 november 2012 (zie paragraaf reacties derden).

Op 26 juli 2012 heeft de staatssecretaris van V&J een brief gestuurd aan de Tweede Kamer met een reactie op de opmerkingen die de Commissie Meijers en Amnesty International hebben gemaakt over het richtlijnvoorstel recht op een advocaat.

Op 23 juli 2012 is een schriftelijk overleg vastgesteld tussen de commissies I&A en V&J waarbij onder meer het richtlijnvoorstel recht op een advocaat aan bod is gekomen.

Op 6 juni 2012 vond er een algemeen overleg plaats over de JBZ-Raad van 7 en 8 juni 2012. Er is onder meer gesproken over het voorstel betreffende het recht op een advocaat. De minister van V&j heeft toegezegd een schriftelijke reactie te geven op de brieven van de Commissie Meijers en Amnesty International over het voorstel.

De commissie voor Veiligheid en Justitie sprak op 16 november 2011 in een algemeen overleg over het Europees strafrecht. Onder andere het BNC-fiche over het richtlijnvoorstel betreffende het recht op toegang tot een advocaat stond op de agenda van het overleg.

Op 4 november 2011 heeft de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een brief gestuurd aan de Tweede Kamer naar aanleiding van een toezegging die hij heeft gedaan tijdens het algemeen overleg van 26 oktober 2011 over de JBZ-Raad van 28 oktober 2011. De staatssecretaris had toegezegd om de gezamenlijke notitie van België, Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk waarin kritische kanttekeningen worden geplaatst bij dit voorstel te sturen (zie voor de notitie Raad ) en de beantwoording van de vragen die de Eerste Kamer heeft gesteld over dit voorstel (zie voor de brief met antwoorden aan de Eerste Kamer Eerste Kamer) .

Op 26 oktober 2011 hebben de commissies voor V&J, Europese Zaken, BZK en I&A een algemeen overleg (AO) gevoerd met de minister voor Immigratie en Asiel en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie over onder andere het voorstel voor het recht op een advocaat in strafprocedures bij aanhouding. Het verslag van dit AO is vastgesteld op 29 november 2011.

Op 28 juni 2011 hebben de ministers van Veiligheid en Justitie (V&J), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en voor Immigratie en Asiel (I&A) en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een brief gestuurd aan de Tweede Kamer inzake de implementatie van het actieplan ter uitvoering van het Stockholmprogramma. In deze brief geven de bewindslieden een overzicht van de resultaten in 2010 met waar relevant een uitloop naar 2011. De bewindslieden gaan onder meer in op de maatregelen die voortvloeien uit de routekaart inzake procedurele rechten van verdachten, zoals het recht op bijstand in strafprocedures.

De Tweede Kamer heeft het richtlijnvoorstel inzake het recht op een advocaat niet als prioritair dossier geselecteerd uit het Wetgevings- en Werkprogramma van de Europese Commissie.


Standpunt Nederlandse regering

Uit het BNC-fiche blijkt dat het kabinet in zijn algemeenheid positief staat tegenover een Europese maatregel betreffende het recht op toegang tot een raadsman en het recht op communicatie bij aanhouding. In zijn concrete uitwerking gaat dit voorstel echter veel verder dan uit de rechtspraak van het EHRM voortvloeit (zie voor een meer gedetailleerde toelichting paragraaf 4b van het fiche inzake de beoordeling van de proportionaliteit van het voorstel). Naar de mening van het kabinet heeft het huidige voorstel grote gevolgen voor de regelgeving en de praktijk van opsporing, vervolging en berechting, ligt de nadruk eenzijdig op een sterke uitbreiding van de rechten van de verdachte en zal implementatie van het voorstel tot aanzienlijke kosten leiden. Het kabinet is daarom van oordeel dat het wenselijk is het voorstel terug te brengen tot datgene wat uit de rechtspraak van het EHRM voortvloeit.

Dat houdt ook in dat het voorstel naar het oordeel van het kabinet geen bepalingen dient te bevatten betreffende het recht op toegang tot een raadsman in overleveringsprocedures. Artikel 6 EVRM is niet van toepassing in overleveringsprocedures. In dit opzicht gaat het voorstel voorbij gaat aan het karakter van de overleveringsprocedure. Die procedure is geen strafprocedure. In het kaderbesluit betreffende het Europees Aanhoudingsbevel (zie E090213) is bepaald dat de opgeëiste persoon recht heeft op bijstand door een raadsman in de lidstaat van tenuitvoerlegging, "in overeenstemming met het nationale recht van die lidstaat". Er is niet gebleken tijdens de diverse EU-evaluaties van de toepassing van het EAB door de lidstaten, dat deze bepaling niet zou voldoen en (daarom) zou moeten worden aangevuld met de rechten uit dit voorstel.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Dit voorstel beoogt de introductie van gemeenschappelijke minimumnormen in strafprocedures betreffende de rechten van verdachten in de gehele Europese Unie op toegang tot een advocaat en op communicatie na arrestatie met bijvoorbeeld een familielid, werkgever of consulaire autoriteit. Het voorstel maakt deel uit van een routekaart voor de versterking van de rechten van verdachten in strafprocedures. Eerder verschenen al voorstellen betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten (zie dossier E100011a) en betreffende het recht op informatie over procedurele rechten en de tenlastelegging (dossier E100043). Het recht op (gratis) rechtsbijstand voor minvermogenden, oorspronkelijk gekoppeld aan het recht op toegang tot een advocaat, wordt vanwege de specificiteit en complexiteit van het onderwerp in een apart voorstel geregeld. De gemeenschappelijke minimumnormen moeten bijdragen aan het vergroten van wederzijds vertrouwen tussen lidstaten en daarmee aan het vergemakkelijken van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning.

Lees meer: uitgebreide samenvatting


Behandeling Raad

JBZ-Raad 7 en 8 oktober 2013

Tijdens de Raad is het voorstel aangenomen. Het voorstel zal binnenkort worden gepubliceerd in het officiele publicatieblad van de Europese Unie.

JBZ-Raad 6 en 7 juni 2013 (agendapunt diversen)

Tijdens de Raad voor Justitie en Binnenlandse Zaken op 6 juni 2013 is de laatste stand van zaken besproken met betrekking tot het richtlijnvoorstel. Uit het debat bleek dat het Europees Parlement en de Raad op 28 mei 2013 een akkoord hebben bereikt. Dit akkoord zal spoedig officieel worden bekrachtigd door de Raad en het Europees Parlement.

JBZ-Raad 7 en 8 maart 2013 (agendapunt diversen)

Tijdens de Raad deelde het Voorzitterschap mede optimistisch te zijn dat met het EP een akkoord kan worden bereikt voor het einde van het Ierse Voorzitterschap. De Commissie voegde toe dat drie punten nog openstaan in de onderhandelingen: vertrouwelijkheid, derogaties en remedies.

Tijdens de JBZ-Raad van 6 en 7 december 2012 bleek dat het Europees Parlement heeft meer tijd nodig om tot een standpunt te komen. De onderhandelingen worden vervolgd onder Iers voorzitterschap.

Op 3 december 2012 is er een voortgangsrapport gepubliceerd van het voorzitterschap van de Raad over de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel recht op een advocaat.

JBZ- Raad 25 en 26 oktober 2012

Bij het agendapunt 'diversen' gaf het voorzitterschap aan te streven naar een compromis dit jaar over het richtlijnvoorstel recht op een advocaat.

JBZ-Raad 7 en 8 juni 2012 (agendapunt II.1)

De Raad heeft een algemene oriëntatie bereikt over dit voorstel. Het Deense voorzitterschap benadrukte dat de onderhandelingen die tot de voorliggende tekst hebben geleid moeilijk waren. Gezien de grote verschillen in rechtsstelsels van de lidstaten is een goed evenwicht in de tekst van groot belang. Het voorzitterschap onderstreepte dat dit akkoord het beginpunt van onderhandelingen met het Europees Parlement vormt en dat niet moet worden vergeten dat het gaat om minimumharmonisatie. Lidstaten kunnen nationaal verder gaan als zij dat willen, aldus het voorzitterschap.

Een cruciaal punt tijdens de onderhandelingen was de vraag tot welke verplichting van de zijde van de staat het recht op toegang tot een raadsman leidt. Daarbij is in het voorstel een onderscheid aangebracht tussen verdachten die van hun vrijheid zijn beroofd (aangehouden) en verdachten die niet van hun vrijheid zijn beroofd. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, is - onder verwijzing naar de jurisprudentie van het EHRM (o.a. Salduz) - van oordeel dat, wanneer de verdachte van zijn vrijheid is beroofd en zich derhalve in een kwetsbare positie bevindt, er een zekere zorgplicht op de overheid rust om ervoor te zorgen dat wanneer de verdachte dat wenst, hij ook daadwerkelijk in de gelegenheid is om zich door een raadsman te laten adviseren en bijstaan. Dit zou ook in de tekst van de richtlijn tot uitdrukking moeten komen.

Ter voorbereiding van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper) heeft het voorzitterschap op 11 april 2012 een raadsdocument met de voorlopige ontwerprichtlijn betreffende het recht op een advocaat en communicatie gepubliceerd.

Statewatch heeft een document van 20 december 2011 gepubliceerd met enige aanpassingen in de tekst van het voorstel voor een richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat en communicatie na arrestatie. Het Deens Voorzitterschap heeft dit verstuurd aan de werkgroep materieel strafrecht.

JBZ-raad 13 en 14 december 2011 (agendapunt 3, onderdeel II Veiligheid en Jusititie, Grondrechten en Burgerschap)

Tijdens de JBZ-Raad van 13 en 14 december 2011 heeft het voorzitterschap aan de hand van een voortgangsverslag de Raad ingelicht over de stand van zaken van de onderhandelingen over dit voorstel. In het voortgangsverslag van 6 december 2011 wordt onder meer de volledige tekst van de richtlijn weergegeven vanuit het oogpunt van het voorzitterschap. Het relecteert niet de positie van iedere delegatie.

Het voorzitterschap stelde vast dat in ieder geval nog geen overeenstemming bestaat over een aantal elementen. Het voorzitterschap noemde daarbij het moment waarop toegang moet worden verleend aan een raadsman en de mogelijke uitzondering op het recht tot toegang tot een raadsman bij lichte strafbare feiten. Omdat het voorzitterschap geen ruimte voor discussie bood, was er geen mogelijkheid om Nederlandse opmerkingen en aandachtspunten in te brengen.

JBZ-Raad 27 en 28 oktober 2011 (agendapunt 11)

Het voorzitterschap heeft de Raad geïnformeerd over de stand van zaken van dit richtlijnvoorstel.

Er moet volgens het voorzitterschap een instrument komen dat voldoende flexibel is, opdat bestaande tradities en systemen kunnen blijven bestaan. Er was geen ruimte voor discussie met de Lidstaten. Het onderwerp wordt op de JBZ-raad in december opnieuw geagendeerd.

Een notitie van het Voorzitterschap vormt de basis voor toekomstige discussies over dit voorstel met daarbij de nadruk op de reikwijdte van het voorstel, de omstandigheden waarbinnen het recht op toegang tot een advocaat moet worden toegekend en de kwestie van rechtsmiddelen (de Commissie stelt voor dat verklaringen of bewijs, verkregen in strijd met het recht op toegang tot een advocaat, niet gebruikt mogen worden in enige fase van de procedure als bewijs tegen de betrokken persoon. Hierbij geldt wel een zekere beoordelingsruimte voor die gevallen waarin het gebruik van dergelijk bewijs de rechten van de verdediging niet schaadt)

Het kabinet staat, zoals bekend, in het algemeen positief tegenover de uit de routekaart inzake procedurele rechten voortvloeiende maatregelen, maar plaatst bij het voorstel zoals dat thans voorligt kritische kanttekeningen die onder andere verband houden met de uitvaarbaarheid van de voorgestelde regeling en de kosten die daarmee gepaard gaan. Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, België en Ierland delen een aantal van die bezwaren. Samen met die lidstaten is een gezamenlijke koers ingezet. Tijdens de Raad van 22 en 23 september jl. is het voorstel gepresenteerd en vond een eerste gedachtewisseling plaats. Op het niveau van de raadswerkgroep zijn de onderhandelingen gaande. Voor de komende Raad is een inhoudelijk debat voorzien dat, naar het zich laat aanzien, betrekking zal hebben op de reikwijdte van de voorgestelde richtlijn.

De Raad heeft op 14 oktober 2011 een document gepubliceerd van het voorzitterschap (gericht aan het Comité van Permanente Vertegenwoordigers, Coreper) met informatie over de discussies die hebben plaatsgevonden over dit richtlijnvoorstel in Raadswerkgroepen.

Op 22 september 2011 heeft de Raad een notitie gepubliceerd van België, Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. In de notitie geven deze lidstaten aan ernstige bedenkingen te hebben over de aanpak van de Europese Commissie bij de voorbereiding van dit voorstel. Het voorstel, zoals nu gepubliceerd, zou aanzienlijke problemen opleveren voor hun onderzoeks, vervolgings- en justitiële autoriteiten. Ook geven zij aan dat elke richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat rekening zou moeten houden met de indirecte kosten en de gevolgen voor de rechtsbijstandsystemen van lidstaten.

JBZ-Raad 22 en 23 september 2011 (agendapunt 10)

Nederland gaf aan positief tegenover dit voorstel te staan, maar het voorliggende voorstel te ruim te vinden en op een aantal punten niet acceptabel. Er moet eerst een evenwichtige balans tussen toegang tot een raadsman en de rechtshandhaving worden aangebracht, met aandacht voor de respectievelijke, van elkaar verschillende stelsels van de lidstaten. Het voorstel gaat nu verder dan de EHRM jurisprudentie, maar dat wordt onvoldoende erkend. Andere lidstaten namen een zelfde standpunt in als Nederland. Alle lidstaten steunen het beginsel van de richtlijn.

De Commissie gaf aan dat het voorstel het begin van de discussie beoogt te zijn. Veel punten zullen moeten worden verduidelijkt. Het voorstel beoogt niet dat de opsporing in strafzaken wordt belemmerd.

Ui de geannoteere agenda blijkt dat de verschillende uitbreidingen ten opzichte van de rechtspraak van het EHRM volgend Nederland grote gevolgen hebben voor de regelgeving en praktijk van opsporing, vervolging en berechting. Daarmee houdt het voorstel geen rekening. Voorts ligt in het voorstel eenzijdig de nadruk op een sterke uitbreiding van de rechten van de verdachte en wordt er, anders dan in nationale wetgeving gebeurt, aan voorbij gegaan dat de rechten van de verdachte in een evenwichtige verhouding dienen te staan tot het belang van de voortgang van het opsporingsonderzoek en het belang van de waarheidsvinding. Een zeer belangrijk punt is dat implementatie van dit voorstel in zijn volle omvang tot aanzienlijke kosten zal leiden, vooral wat betreft de gefinancierde rechtsbijstand. Uitgangspunt van de Nederlandse wetgeving is immers dat minvermogende verdachten op kosten van de Staat een raadsman toegevoegd kunnen krijgen. Echter, de Commissie heeft de gevolgen van het voorstel voor de gefinancierde rechtsbijstand niet bezien.

Nederland staat met deze kritische kanttekeningen niet alleen: ook onder andere het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en België hebben vergelijkbare bezwaren tegen het voorstel. Op dit moment vindt met deze landen overleg plaats over een gezamenlijke koers in de onderhandelingen. Voorts vindt over de aanzienlijke kosten die voor Nederland uit het voorstel voortvloeien, overleg plaats. Vanwege het plaatsvindende internationaal en nationaal overleg was de opstelling van het BNC-fiche over het voorstel nog niet afgerond bij het versturen van de geannoteerde agenda op 9 oktober 2011.

Op 2 augustus 2011 heeft de Raad een document gepubliceerd van het Voorzitterschap aan de Raadswerkgroep voor Substantive Criminal Law over het richtlijnvoorstel over het recht op een advocaat. Het Voorzitterschap doet de werkgroep in het document enige suggesties om als leidraad te dienen in verdere besprekingen. De suggesties hebben met name betrekking op artikelen 8 en 13 uit het voorstel.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 10 september 2013 heeft het Europees Parlement ingestemd met het voorstel. Het voorstel werd aangenomen met 661 stemmen voor, 29 tegen en 8 onthoudingen.

Op 19 juni 2013 heeft de commissie voor Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken (LIBE) ingestemd met het akkoord dat bereikt is met de Raad op 28 mei 2013. Het ontwerpverslag werd goedgekeurd met 49 stemmen voor, 2 tegen en 0 onthoudingen.

Op 10 juli 2012 heeft de LIBE commissie 82 amendementen aangenomen.

Op 7 februari 2012 heeft de commissie voor burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) het ontwerpverslag over het voorstel voor een richtlijn betreffende de toegang tot een advocaat en het recht op communicatie bij aanhouding gepubliceerd.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

De Commissie Meijers heeft op 28 november 2012 een notitie aan de Tweede Kamercommissie V&J gestuurd over de JBZ-Raad 6 en 7 december 2012. De Commissie Meijers is bezorgd over de uitsluiting van “minor offences” in het voorstel voor de richtlijn en hoopt dat de Kamerleden een aantal vragen en opmerkingen over deze uitsluiting onder de aandacht van de Nederlandse regering wilt brengen. Dit onderwerp staat niet op de agenda van de komende JBZ-Raad, maar de onderhandelingen tussen de Raad en het Europese Parlement over het voorstel voor deze richtlijn zijn op dit moment wel in volle gang.

Amnesty International, afdeling Nederland, heeft op 5 juni 2012 een brief gestuurd aan de minister voor Veiligheid en Justitie over de tijdens de JBZ-Raad van juni aan te nemen gezamenlijke positie (algemene oriëntatie) over het richtlijnvoorstel toegang tot een advocaat. Amnesty is bezorgd over het verloop van de onderhandelingen over dit voorstel in de Raad. In de brief worden 10 punten van zorg genoemd.

De Commissie Meijers heeft op 30 mei 2012 een notitie aan de Tweede Kamercommissie V&J gestuurd over het richtijnvoorstel recht op een advocaat en recht op communicatie bij aanhouding. Tijdens de JBZ-raad van 7 en 8 juni 2012 wordt er naar verwachting een algemene oriëntatie bereikt over dit voorstel. De Commissie heeft hier een aantal vragen over.

Op verzoek van het secretariaat van de commissie voor Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) van het Europees Parlement heeft het secretariaat van de Raad van Europa (RvE) op 9 november 2011 commentaar geleverd op het richtlijnvoorstel betreffende het recht op een advocaat.

De Council of Bars and Law Societies of Europe (CCBE) is verontrust over het recente standpunt van vijf lidstaten ten aanzien van de voorgestelde richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat. Dit blijkt uit een reactie van de CCBE die is gepubliceerd op 29 september 2011. De vijf lidstaten, Frankrijk, België, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Ierland, hebben in een notitie (zie onder Raad voor de notitie) aangegeven ernstige bedenkingen te hebben over de aanpak van de Commissie. In hun ogen creëert het voorstel van de Commissie aanzienlijke moeilijkheden voor effectieve rechtsvervolging.

De Commissie Meijers heeft op 9 september 2011 een brief met een notitie aan de leden van de Eerste Kamercommissies I&A/JBZ en V&J gestuurd over het richtlijnvoorstel inzake het recht op een advocaat en communicatie in strafrechtelijke procedures. In de notitie worden een twaalftal opmerkingen gemaakt ten aanzien van de rol van de advocaat in strafrechtelijke procedures.


Alle bronnen