E220021
Laatste revisie: 10-10-2024

E220021 - Voorstel voor een Verordening tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen



Dit voorstel van de Europese Commissie moet een duidelijk en geharmoniseerd rechtskader bieden voor de preventie en bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in commissie Eerste Kamer.

nationaal

Op 12 september 2023 besprak de commissie de brief van de regering en van de Europese Commissie. Zij besloot de brieven ter kennisgeving aan te nemen.

Europees

Tijdens de JBZ-Raad van 10 en 11 oktober 2024 (32.317, OU) staat het voorstel geagendeerd voor een gedeeltelijke algemene oriëntatie. Volgens de geannoteerde agenda zal het kabinet zich onthouden van het innemen van een stelling.


Kerngegevens

volledige titel

Voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van regels ter voorkoming en bestrijding van seksueel misbruik van kinderen

document Europese Commissie

COM(2022)209PDF-document, d.d. 11 mei 2022

rechtsgrondslag

artikel 114 VWEU

commissies Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwant dossier


Behandeling Eerste Kamer

Op 12 september 2023 besprak de commissie de brief van de regering en van de Europese Commissie. Zij besloot de brieven ter kennisgeving aan te nemen.

Op 25 juli 2023 stuurde de Europese Commissie een antwoord (EK, F) op de brief met vragen van 12 mei 2023.

Op 4 juli 2023 besloot commissie de bespreking van het antwoord van de minister aan te houden en opnieuw te agenderen wanneer de Europese Commissie een reactie heeft gegeven op de nadere vragen van 12 mei 2023.

Op 15 juni 2023 stuurde de minister van Justitie en Veiligheid een antwoord op de brief van 12 mei 2023. Op 19 juni 2023 werd het verslag van een nader schriftelijk overleg (EK, E) vastgesteld.

Op 12 mei 2023 zijn brieven met nadere vragen verzonden aan de Europese Commissie (EK, D) in het kader van de politieke dialoog, en aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Op 11 april 2023 leverde de fractie van GroenLinks, mede namens de fractie van de SP, inbreng voor nader schriftelijk overleg met de regering en/of de Europese Commissie.

Op 28 maart 2023 besloot de commissie op 11 april 2023 inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg met de regering en/of de Europese Commissie.

Op 14 maart 2023 besloot de commissie de beantwoordingen van de regering en de Europese Commissie in de volgende commissievergadering te bespreken.

Op 2 maart 2023 stuurde de Europese Commissie een antwoord (EK, C) op de brief met vragen van 15 november 2022.

Op 17 januari 2023 besprak de commissie het antwoord van de minister. Zij besloot een oordeel over deze brief aan te houden tot ook het antwoord van de Europese Commissie beschikbaar is.

Op 16 december 2022 stuurde de minister van Justitie en Veiligheid een antwoord op de brief van 9 november 2022. Op 3 januari 2023 werd het verslag van een schriftelijk overleg (EK, B) vastgesteld.

Op 15 november 2022 is een brief met vragen in het kader van de politieke dialoog (EK, A) verstuurd aan de Europese Commissie.

Op 9 november is de brief met vragen verstuurd aan de minister van J&V.

Op 18 oktober 2022 leverden de fracties van GroenLinks, PvdA en SP gezamenlijk inbreng voor schriftelijk overleg.

Op 13 september 2022 besloot de commissie nog geen inbreng te leveren voor schriftelijk overleg in verband met de technische briefing in de Tweede Kamer over het voorstel op 15 september 2022. Het agendapunt wordt aangehouden tot 4 oktober 2022. Vanwege uitstel van de technische briefing werd de inbrengdatum verplaatst naar 18 oktober 2022.

Op 28 juni 2022 besloot de commissie gelegenheid te geven voor het leveren van inbreng voor schriftelijk overleg met de regering en/of de Europese Commissie op 13 september 2022.

Op 17 juni 2022 ontving de Kamer het BNC-fiche over het voorstel.

Op 24 juni 2022 besloot de commissie het voorstel in behandeling te nemen en na ontvangst van het BNC-fiche een datum te bepalen voor het leveren van inbreng voor schriftelijk overleg.


Behandeling Tweede Kamer

Op 9 oktober 2024 diende het lid Van Houwelingen een motie (32.317, 892) in over het wijzigen van het kabinetsstandpunt in de JBZ Raad in het kader van het ontvangen van de geannoteerde agenda van de JBZ Raad van 10 en 11 oktober 2024 (32.317, OU). De motie is dezelfde dag verworpen tijdens de plenaire vergadering.

Op 29 maart 2024 stelde de commissie J&V vragen in het kader van het fiche betreffende het herzien van de richtlijn bestrijding van seksueel kindermisbruik en materiaal betreffende seksueel kindermisbruik. Op 31 mei 2024 stuurde de minister voor Rechtsbescherming een antwoord. Het verslag van een schriftelijk overleg (22112, 3950) is op 31 mei 2024 vastgesteld.

Op 9 mei 2023 nam de Tweede Kamer de motie aan van het lid Van Ginneken c.s. over zorgen dat het Europese voorstel geen encryptiebedreigende chatcontrol bevat (26.643, 1011). Op 8 mei 2023 stuurde de minister van Justitie en Veiligheid een reactie op de motie (26.643 / 34.843, 1022). De commissie Digitale Zaken besprak dit op 24 mei 2023 en besloot de brief te agenderen voor het commissiedebat Online veiligheid en cybersecurity op 29 juni 2023.

Op 5 december 2022 stelde de commissie J&V naar aanleiding van de JBZ-Raad vragen over het voorstel. Op 7 december 2022 stuurden de ministers van J&V en voor Rechtsbescherming een antwoord en op 9 december 2022 werd het verslag van een schriftelijk overleg vastgesteld (32.317, 799). De commissie besprak dit tijdens de procedurevergadering op 21 december 2022.

De commissie J&V besloot tijdens de procedurevergadering van 9 november 2022 om de antwoorden te agenderen voor het commissiedebat op 7 december 2022 over de JBZ-Raad van 8-9 december 2022. Het verslag schriftelijk overleg (32.317, 773) wordt ook geagendeerd voor het schriftelijk overleg op 5 december 2022 over deze JBZ-Raad.

Tijdens het schriftelijk overleg over de JBZ-Raad van 13 en 14 oktober 2022 stelden leden van de commissie J&V onder andere vragen over het verordeningsvoorstel. De brief met vragen is op 10 oktober 2022 verzonden en op 12 oktober 2022 stuurden de minsters van J&V en voor Rechtsbescherming een antwoord. De resterende vragen zijn op 27 oktober 2022 beantwoord. De verslagen van een schriftelijk overleg zijn op 14 oktober 2022 (32.317, 773) en op 28 oktober 2022 (32.3187, 786) vastgesteld.

Op 15 september 2022 zou in de commissie J&V een technische briefing plaatsvinden over het verordeningsvoorstel. Deze is verplaatst naar 4 oktober 2022.

De commissie J&V stelde op 4 juli 2022 in het schriftelijk overleg naar aanleiding van de JBZ-Raad van 11-12 juli 2022 vragen over het Verordeningsvoorstel. De ministers van J&V en voor Rechtsbescherming stuurden op 6 juli 2022 een antwoord en op 8 juli 2022 werd het verslag van een schriftelijk overleg vastgesteld (32.317, 770). Op 14 september 2022 besloot de commissie het verslag van een schriftelijk overleg te betrekken bij het commissiedebat op 12 oktober 2022 over de JBZ-Raad op 13-14 oktober 2022.


Standpunt Nederlandse regering

Op 17 juni 2022 ontving de Kamer het BNC-fiche (22.112, 3455) met daarin het standpunt van de het kabinet. Het kabinet is voorstander van een Europese aanpak tegen kindermisbruik (CSA), maar heeft wel enkele aandachtspunten bij het voorstel.

Het kabinet maakt zich zorgen over aspecten van het voorstel waarmee het recht op privéleven, het recht op gegevensbescherming, het communicatiegeheim van burgers en de veiligheid van het internet mogelijk worden geschaad. Het kabinet zet zich ervoor in dat de inperking van grondrechten alleen plaatsvindt wanneer deze strikt noodzakelijk proportioneel en omkleed met waarborgen is. Ook zal het kabinet ervoor waken dat er goede waarborgen bestaan om te voorkomen dat materiaal onterecht als CSA wordt aangemerkt.

Het kabinet is voorstander van de instelling van een EU Centrum ter voorkoming en bestrijding van kindermisbruik in Den Haag.

Over de bevoegdheid en subsidiariteit oordeelt het kabinet positief. Het kabinet kan zich vinden in de rechtsgrondslag 114 VWEU, omdat volgens het kabinet dit voorstel ook tot doel heeft de digitale interne markt te verbeteren. De doelstelling van het voorstel kan volgens het kabinet het best op EU-niveau worden bereikt, gezien het internet grensoverschrijdend is en materiaal op die manier kan worden verspreid. Ook zorgen EU-maatregelen voor harmonisatie tussen lidstaten, aldus het kabinet.

Het kabinet oordeelt positief over de proportionaliteit, maar plaatst hierbij een kanttekening. Een aandachtspunt van het kabinet is de gekozen systematiek van de toepassing en handhaving door een nationale coördinerende autoriteit en de toestemming die nodig is voor een detectie- of verwijderingsbevel van een judiciële of onafhankelijke administratieve autoriteit. Het kabinet plaatst een kanttekening bij het detectiebevel, dat volgens het kabinet niet meer in verhouding staat tot het te bereiken doel, omdat ook interpersoonlijke communicatiediensten verplicht zouden worden communicatie van hun gebruikers in te zien en te monitoren. Daarnaast mogen opsporingsdiensten volgens het kabinet niet worden overspoeld door een groot aantal meldingen van bekend materiaal van CSA.

Naar verwachting zijn de EU-lidstaten overwegend positief over het voorstel. Wel zullen lidstaten waarschijnlijk kritisch zijn op het voorstel voor wat betreft de inbreuk op het recht gegevensbescherming, het recht op privacy en de vertrouwelijkheid en beveiliging van elektronische communicatie. Het Europees Parlement zet zich actief in voor de bestrijding van CSA, maar zal ook kritisch zijn op de onderdelen van het voorstel die toezien op het monitoren en verwijderen van content.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Minstens een op de vijf kinderen wordt tijdens de kinderjaren het slachtoffer van seksueel geweld. De bescherming van kinderen, zowel offline als online, is een prioriteit van de Europese Unie (EU). De opsporing en melding van digitaal materiaal van seksueel misbruik van kinderen is noodzakelijk om de productie en verspreiding te voorkomen en is essentieel om de slachtoffers te identificeren en te helpen.

Naar aanleiding van verschillende oproepen van de Raad en het Europees Parlement heeft de Europese Commissie een voorstelPDF-document gepubliceerd dat een duidelijk en geharmoniseerd rechtskader voor de preventie en bestrijding van online seksueel misbruik van kinderen moet bieden. Het voorstel voert uniforme verplichtingen in voor het beoordelen en beperken van risico's, waar nodig aangevuld met een bevel tot opsporing, melding en verwijdering van materiaal van seksueel misbruik van kinderen. Deze verplichtingen gelden voor relevante aanbieders die hun diensten op de digitale markt in meer dan een lidstaat aanbieden.

In het voorstel is de oprichting van een EU-centrum opgenomen, dat bedoeld is om de uitvoering van de verordening te vergemakkelijken en te ondersteunen en aanbieders te helpen aan hun opsporingsverplichtingen te voldoen.

De voorgestelde verordening beperkt de inmenging in het recht op de bescherming van persoonsgegevens van gebruikers en hun recht op vertrouwelijke communicatie tot wat strikt noodzakelijk is om de doelstellingen te verwezenlijken, namelijk het voorkomen en bestrijden van online seksueel misbruik van kinderen.


Behandeling Raad

Tijdens de JBZ-Raad van 10 en 11 oktober 2024 (32.317, OU) staat het voorstel geagendeerd voor een gedeeltelijke algemene oriëntatie. Volgens de geannoteerde agenda zal het kabinet zich onthouden van het innemen van een stelling.

Tijdens de JBZ-Raad van 8 en 9 december 2022 (32.317, NQ) informeerde het Voorzitterschap de lidstaten over de voortgang in de onderhandelingen. Eurocommissaris Johansson van Binnenlandse Zaken onderstreepte het belang van snelle aanname van een Raadspositie omdat de tijdelijke wetgeving die ingrijpen mogelijk maakt in 2024 afloopt.

Tijdens de bijeenkomst van 11-12 juli 2022 vond in de Raad een discussie plaats over het voorstel (32.317, NG). De lidstaten ondersteunden het doel van het voorstel en de noodzaak voor Europese regels. Een aantal lidstaten is het voorstel nog aan het bestuderen en vindt dat verdere uitwerking nodig is. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, onderschreven het belang van een in te richten nationale autoriteit, maar riepen wel op tot flexibiliteit om dit in lijn met nationale praktijk vorm te geven. Er was brede steun voor het oprichten van een Europees centrum voor de bestrijding van seksueel kindermisbruik. Meerdere lidstaten onderschreven het belang van privacy waarborgen. Verschillende lidstaten riepen op tot een technologieneutraal voorstel, zodat de wetgeving niet afhankelijk is van de technologie van dit moment. Verder riep een aantal lidstaten op de relatie met andere nieuwe voorstellen te verduidelijken.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 14 november 2023 stemde de commissie Burgerlijke vrijheden, Justitie en Binnenlandse zaken (LIBE) in met een aantal amendementen en bevestigde het standpunt van de commissie. Het verslagPDF-document is gepubliceerd. Het is nog onduidelijk wanneer het rapport plenair in het Europees Parlement zal worden behandeld.

Op 3 juli 2023 publiceerde de commissie Interne markt en consumentenbescherming (IMCO) een opiniePDF-document over het voorstel.

Op 29 juni 2023 publiceerde de commissie Vrouwenrechten en gendergelijkheid (FEMM) een opiniePDF-document over het voorstel.

Op 15 juni 2023 publiceerde de commissie Begroting (BUDG) een opiniePDF-document over het voorstel.

Op 19 april 2023 bracht de commissie LIBE het ontwerpverslagPDF-document uit over het voorstel.

Op 29 maart 2023 publiceerde de commissie Cultuur en onderwijs (CULT) een opiniePDF-document over het voorstel.

De commissie Burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE) behandelt het voorstel. De commissies Vrouwenrechten en gendergelijkheid (FEMM), Cultuur en onderwijs (CULT), Interne markt en consumentenbescherming (IMCO) en Begroting (BUDG) zijn aangesteld als adviescommissies.

Dit voorstel is een van de wetgevingsprioriteiten van de EU-instellingen voor 2023-24. Op dit voorstel willen zij aanzienlijke vooruitgang boeken.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 28 maart 2023 deelde het parlement van Ierland (Oireachtas) zijn standpuntPDF-document over het voorstel. De Oireachtas steunt het doel van het voorstel, maar heeft wel een aantal opmerkingen. Het parlement ziet onder andere risico's op het gebied van privacy en valse meldingen door het systeem.

Op 3 november 2022 nam de commissie Europese Zaken van de Oostenrijkse Nationale Raad een standpuntPDF-document in over het voorstel waarin hij de regering verzoekt om passende en gecoördineerde EU-maatregelen tegen kindermisbruik te bevorderen en er in de onderhandelingen actief voor te pleiten dat de verordening in overeenstemming is met de grondrechten.

De deadline voor het indienen van een subsidiariteitsbezwaar is op 14 oktober 2022.

Op 31 augustus 2022 nam de Tsjechische Kamer van Afgevaardigden een resolutiePDF-document aan over het voorstel. Deze is in het kader van de politieke dialoog gedeeld met de Europese Commissie. De resolutie benadrukt het belang van een balans tussen het voorkomen van kindermisbruik en de bescherming van het recht op privacy.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

Op 28 juli 2022 brachten het Europees Comité voor gegevensbescherming (EDPB) en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming (EDPS) een gezamenlijk adviesPDF-document uit over het voorstel.


Alle bronnen