Dit wetsvoorstel schaft de vervolguitkering in de Werkloosheidswet (WW) af voor werknemers die werkloos worden op of na 11 augustus 2003. Het is een van de maatregelen die het beroep op de WW moeten beperken.
Momenteel heeft de werknemer bij voortdurende werkloosheid recht op een vervolguitkering ter hoogte van maximaal 70% van het wettelijk minimumloon; de duur van de vervolguitkering is 2 jaar, voor werknemers van 57,5 jaar of ouder maximaal 3,5 jaar. De afschaffing van de vervolguitkering versterkt de prikkel tot werkhervatting en daarmee het activerende karakter van de WW.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 20 november 2003 aangenomen door de Tweede Kamer. D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en LPF stemden voor. De Eerste Kamerheeft het voorstel 16 december 2003 zonder stemming aangenomen. GroenLinks, SP en PvdA is daarbij aantekening verleend. Tijdens de behandeling is de Motie-Westerveld (PvdA) c.s. inzake de inwerkingtreding van de maatregel tot de afschaffing van de vervolguitkering (EK 29.268, D) ingediend. Deze motie is na stemming bij zitten en opstaan verworpen. CDA, VVD, D66 en OSF stemden tegen.
De wet is opgenomen in Staatsblad 546 van 30 december 2003.
De inwerkingtreding is opgenomen in Staatsblad 547 van 30 december 2003.
ingediend
21 oktober 2003titel
Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met afschaffing van de vervolguitkeringschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
De artikelen treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 16 van de Tijdelijke referendumwet.
5
-
16 december 2003
voortzetting behandeling en stemming (aangenomen, aantekening: GL, SP en PvdA) Handelingen EK 2003/2004, nr. 13, blz: 607-615 -
-
-
20 november 2003
stemming (aangenomen, voor: D66, VVD, ChristenUnie, SGP, CDA en LPF) Handelingen TK 2003/2004, nr. 27, blz: 1890 -
18 november 2003
behandeling Handelingen TK 2003/2004, nr. 25, blz: 1764-1770