29.514

Modernisering noodwetgeving Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken



Dit gezamenlijke wetsvoorstel van de ministeries van Verkeer en Waterstaat en van Economische Zaken dient ter modernisering van de noodwetgeving op het gebied van crisismanagement. Kern is flexibiliteit. De noodwetgeving op de terreinen van Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken is naar huidige inzichten verouderd en vertoont hiaten: te weinig wordt rekening gehouden met het onvoorziene karakter van crises.

De desbetreffende noodwetten worden aangepast aan de huidige inzichten van crisismanagement teneinde crises meer adequaat te kunnen aanpakken. Besloten is tot een gezamenlijke aanpak met name omdat het bij het merendeel van de noodbevoegdheden op het terrein van Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken gaat om ingrepen in het normale economische verkeer.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 4 november 2004 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 30 november 2004 als hamerstuk afgedaan.


Kerngegevens

ingediend

13 april 2004

titel

Modernisering noodwetgeving Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken

schriftelijke voorbereiding

ondertekening

  • minister van Economische Zaken

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip


Hoofdlijnen

  • er wordt een gedoseerde prestatieplicht in de Distributiewet ingevoerd waardoor het mogelijk wordt een specifieke prestatieplicht op te leggen aan een enkele 'partij', toegespitst op de concrete situatie;
  • 'slapende organisaties' worden opgeheven; dit zijn papieren organisaties die pas geactiveerd worden bij grootschalige crises;
  • de opbouw van de besluitvormingsstructuur in crisissituaties bij uitvoering van de militaire taak wordt op een meer doorzichtige wijze vormgegeven (zonder lacunes). Het betreft hier de relatie tussen de vakminister en de Minister van Defensie;
  • de regeling inzake 'rijksheren' wordt gemoderniseerd. Het betreft hier autoriteiten (zoals de rijkshoofdinspecteurs voor het verkeer) die de bevoegdheden van het rijksniveau uitoefenen voor het geval de verbinding is verbroken tussen een minister en een gebied (het isolatiecriterium). De regeling op grond van het isolatiecriterium is toegesneden op het ergste geval. Het isolatiecriterium wordt daarom vervangen door het procedurele criterium van mandaatverlening. Hiermee is de flexibiliteit gediend;
  • de systematiek voor de vergoeding van kosten die de uitoefening van buitengewone bevoegdheden met zich mee kan brengen voor degene die een publieke plicht krijgt opgelegd, wordt gelijkgetrokken in de diverse wetten. In beginsel gelden de normale tarieven en voorwaarden. In geval van buitengewone kosten kan op ad hoc-basis een naar billijkheid te bepalen vergoeding worden toegekend waarbij rekening kan worden gehouden met de concrete omstandigheden.


Documenten