Dit wetsvoorstel wijzigt de Wet milieubeheer en de Wet verontreinging oppervlaktewateren waardoor het verband met EG-richtlijn 96/61/EG (PbEg L 257) inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging (IPPC-richtlijn) duidelijker wordt aangegeven. Het wetsvoorstel verruimt daarnaast de mogelijkheden om bij vergunningverlening rekening te houden met de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven voor milieuzorg en is erop gericht enkele belemmeringen voor het verlenen van vergunningen op hoofdlijnen en vergunningen op maat weg te nemen.
Met de huidige milieuwetgeving is de IPPC-richtlijn, die de lidstaten verplicht grote milieuvervuilende bedrijven te reguleren door middel van een integrale milieuvergunning, voldoende geïmplenteerd. De voorgenomen aanpassingen van de regels voor de milieuvergunningverlening dienen dan ook slechts ter verduidelijking en explicitering van onderdelen van de IPPC-richtlijn, onder meer door introductie van het begrip 'best beschikbare technieken' in de Wet milieubeheer.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 24 maart 2005 zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen door de Tweede Kamer.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 4 juli 2005 als hamerstuk afgedaan.
ingediend
9 augustus 2004titel
Wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (verduidelijking in verband met de EG-richtlijn inzake geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging; vergunning op hoofdzaken/vergunning op maat)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
3
-
-
-
24 maart 2005
stemming (hamerstuk) Handelingen TK 2004/2005, nr. 64, blz: 4117