Senaat wenst meer regie bij interventies in buitenland



De Eerste Kamer heeft aangedrongen op meer samenhang en regie bij interventies tijdens conflicten in het buitenland waarin de ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie een rol spelen, zoals in Afghanistan. Dit bleek dinsdag 3 juni 2008 tijdens een beleidsdebat met de drie ministers Verhagen (Buitenlandse Zaken), Koenders (Ontwikkelingssamenwerking) en Van Middelkoop (Defensie). Minister Verhagen zegde toe dat dit één van de aspecten is die aan de orde komen bij de adviesaanvraag aan de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV)PDF-document over de toekomstige rol van de NAVO. Overigens zei hij in antwoord op een vraag van senator De Vries (PvdA) dat hij als minister van Buitenlandse Zaken een coördinerende rol heeft.

Drie D-benadering

De senaat debatteerde met de ministers in het kader van de behandeling van de begrotingen (31.200 V en 31.200 X) van hun departement. Een eerder beleidsdebat handelde over de krijgsmacht en een tweede over Europa. Dinsdag 3 juni 2008 ging het beleidsdebat over de drie D-benadering (diplomacy, defence, development). Volgende week volgt nog een debat over Mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking.

Politieke bereidheid

Minister Verhagen kwam in aanvaring met senator De Vries over de vraag of er contact kan zijn met vertegenwoordigers van terroristische organisaties als Hamas of Hezbollah. De Vries wees erop dat het niet tot vrede in Noord-Ierland was gekomen als de Engelse regering geen contact had gezocht met de IRA.

Minister Verhagen zei dat er alleen contact was geweest met de politieke tak van de IRA en niet met de organisatie zelf. Hij hield staande dat het beleid van de Nederlandse regering is om niet met organisaties in contact te treden die bijvoorbeeld uit zijn op de vernietiging van de staat Israël of die hun doelen met geweld willen bereiken. De PvdA-senator hield uiteindelijk de minister een citaat voor van zijn VVD-collega Van Kappen. Deze had in een ander verband gezegd: Er moet politieke bereidheid zijn om in fragiele staten te onderhandelen met krijgsheren en schurken die de orde van de dag bepalen. De spreekwoordelijke diplomatieke behoedzaamheid kan verstandig zijn, maar ook leiden tot angstvalligheid en risicomijdend gedrag. Op de vraag van senator De Vries of de minister het met deze opvatting eens kan zijn, antwoordde Verhagen: Ja, maar ik wil er wel op wijzen dat er onderscheid is tussen schurken en terroristische organisaties. De Vries rondde het incident daarop af met de opmerking, dat de minister ook altijd onderscheid pleegt te maken tussen zijn vrienden en zijn kameraden. Ook mevrouw Böhler van GroenLinks vond dat er met Hamas gepraat moet worden, omdat deze partij nu eenmaal een deel van de Palestijnse bevolking vertegenwoordigt.

Bijdrage ontwikkelingssamenwerking

Over een ander onderwerp bleken ook verschillen van opvatting. Zo lieten de senatoren Van Kappen en Russell van VVD en CDA weten dat zij een grote bijdrage van de minister van Ontwikkelingssamenwerking verwachten aan de militaire ondersteuning van wederopbouwmissies. Hier haalde Russell het voorbeeld aan van het C-17 initiatief van de NAVO voor het vervoer van troepen van bijvoorbeeld de Afrikaanse Unie. Defensie en Buitenlandse Zaken hebben hiervoor 500 vlieguren ingekocht en Russell vond dat ook Ontwikkelingssamenwerking een bijdrage kan leveren. Minister Koenders zei dat hij daartoe alleen bereid is als het transport voor humanitaire doelen wordt ingezet. De minister kreeg steun van de SP-fractie die waarschuwde voor vervuiling van ontwikkelingsgelden.

Indringende vragen

Bij het debat over de drie D's stelden zes senatoren een reeks indringende vragen over de aanpak en houding van Nederland bij de conflicten waar Nederland militair bij is betrokken. Senator Van Kappen zei namens de VVD-fractie dat het in deze kwestie gaat om het leveren van een bijdrage aan de internationale rechtsorde. In de handhaving daarvan speelt de Veiligheidsraad van de VN een cruciale rol. Omdat de vijf permanente leden van de raad geen gelijkgestemde landen zijn gaat aan een beslissing vaak een moeizaam onderhandelingsproces vooraf. Te vaak leidt dit proces tot een moeizaam en onduidelijk mandaat en bij gevolg tot halfslachtige en falende interventies, oordeelde Van Kappen. De VVD-senator vroeg naar de lijn van Nederland in dit zich voortslepende internationale politieke steekspel.

Wederopbouw

Van Kappen wees er op dat de bij de wederopbouw betrokken militairen weliswaar het initiatief hebben, maar dat zij niet zijn toegerust om civiele taken blijvend uit te voeren. Militairen kunnen wel een schooltje bouwen, maar geen onderwijssysteem opzetten. Minister Van Middelkoop was het geheel met de VVD-senator eens.

Regie in civiel domein

Om complexe wederopbouwtaken tot een goed einde te brengen is het noodzakelijk om een breed politiek, diplomatiek, economisch en militair instrumentarium in te zetten, zei Van Kappen. De VVD-senator wees erop dat voor de samenhang in de aanpak regie nodig is en daar ontbreekt het volgens hem aan. Het gebrek aan regie is in de praktijk echt een probleem op alle niveaus, zowel nationaal, internationaal als in het veld, aldus Van Kappen. Volgens de VVD-senator komt dit doordat de politiek wel directe zeggenschap heeft over de militaire component, maar niet over de veelheid aan wederopbouwtaken in het civiele domein. Hij wees o.a. op de Non Gouvernementele Organisaties (NGO's) die geen verantwoording verschuldigd zijn aan de politiek en die worden gefinancierd door middel van vrijwillige contributies. Het ontbreken van regie kan ertoe leiden dat de situatie van de bevolking in een conflictgebied niet verbetert en dat de agressie van de bevolking zich dan richt tegen de militairen ter plaatse. Zonder Afghanistan te noemen zei Van Kappen: De grootste fout die onder deze omstandigheden door militairen kan worden gemaakt is dat de ontstane situatie volledig wordt benaderd vanuit het oogpunt van zelfbescherming en dat men de totale bevolking gaat behandelen als de vijand. Als je mensen gaat behandelen als vijand, gaan ze zich ook gedragen als vijand. Als dat gebeurt, verlies je de missie. Volgens Van Kappen is het in zo'n situatie nodig dat zowel militairen als civiele hulpverleners meer risico nemen door contact met de bevolking te blijven onderhouden. Naar zijn oordeel zullen NAVO, EU en VN strategisch moeten samenwerking om de effectiviteit van stabilisatieoperaties in fragiele en falende staten te verbeteren.

Wederopbouw Uruzgan onderbelicht

Senator Russell van het CDA zette het debat in het teken van de Nederlandse missie in Uruzgan. Hij verwelkomde de aanpak van minister Koenders die in zijn Beleidsbrief aankondigde zich nadrukkelijk te richten op fragiele staten. Fragiele staten kunnen niet alleen een probleem vormen voor de lokale bevolking, maar ook een broeinest van grensoverschrijdende criminaliteit, drugshandel, vluchtelingenstromen en terrorisme zijn, zei Russell. Volgens de CDA-senator blijft de wederopbouw in Uruzgan in de beeldvorming tot nu toe onderbelicht. Hij vroeg wat de regering gaat doen om de beeldvorming te beïnvloeden. Volgens Russel is bij de wederopbouw in conflictgebieden meer nodig dan veiligheid alleen. Het gaat ook om de opbouw van bestuur, rechtsstaat en het stimuleren van de lokale economie. Hij vroeg om niet alleen de departementen van Defensie en Buitenlandse Zaken hierbij in te zetten, maar ook capaciteit en deskundigheid van andere ministeries, zoals Economische Zaken, Binnenlandse Zaken, Justitie en Financiën in te schakelen. Russell zag een grote rol weggelegd voor de Europese Unie bij het uitzetten van civiele missies. Net als zijn VVD-collega zette Russell vraagtekens bij de bezuinigingen die het kabinet Defensie oplegt. Met een gelijkblijvend budget en steeds hoger oplopende kosten zal Defensie haar ambitieniveau in de toekomst niet meer waar kunnen maken, voorspelde Russell. In dit verband wees hij erop dat bij Defensie het middenkader zoveel mogelijk behouden dient te blijven. Het kost wel tien jaar om een ervaren sergeant-majoor op te leiden.

Motto

SP-senator Vliegenthart had veel moeite met het gemak waarmee mensen goed klinkende motto's en oneliners zoals drie D-benadering (diplomacy, defence, development) gebruiken zonder dat men van elkaar precies weet wat er mee bedoeld wordt. Vliegenthart, die mede sprak namens zijn collega Koffeman van de Partij voor de Dieren, vond na bestudering van de regeringsdocumenten dat het nog tamelijk onduidelijk wat er met de drie D-benadering beoogd wordt. Door te kiezen voor een motto dat zo veilig en overtuigend klinkt, is niemand meer kritisch en wordt het denken onwillekeurig afgeremd, zo betoogde hij. Volgens Vliegenthart kunnen de verschillende doelstellingen die hiermee onder een noemer zijn gebracht tegenstrijdig zijn, waardoor het mandaat voor een interventie niet altijd even eenduidig is. Hij memoreerde in dit verband nog maar eens de uitspraak van minister Verhagen, die eerder in de senaat zei dat de inval in Irak gebaseerd is op een ondubbelzinnig volkenrechtelijk mandaat. Van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking weten wij dat hij die mening niet deelde toen hij parlementariër was, zo onderbouwde Vliegenthart zijn opvatting dat een ogenschijnlijk eenvoudig motto verschillend kan worden geïnterpreteerd. Verder hekelde hij de 'vervuiling' van de gelden voor Ontwikkelingssamenwerking door ze vooral voor militaire doelen in te zetten. Vliegenthart - en later ook senator Böhler - wilde van de regering weten bij welk uitgangspunt zij zich het meest thuis voelt, het Zweedse: humanitaire belangen voorop, of het Amerikaanse: eigen belang centraal? Minister Verhagen zei dat het gaat om een mix en niet om een zwart-wit-benadering.

Gevaren van globalisering

Senator Kuiper, die sprak namens ChristenUnie en SGP, vroeg zich af of de drie D-benadering eigenlijk wel zo'n nieuw concept is. Volgens Kuiper was er tijdens de regeerperiode van Paars I al sprake van een herijking van het buitenlands beleid, waarbij het streven was om tot een integratie te komen van buitenlandse politiek, ontwikkelingssamenwerking en economische belangen van Nederland in het buitenland. De CU-senator prees de consequente Nederlandse opstelling in de afgelopen decennia waarbij tot op de dag van vandaag, ondanks de accentuering van het eigenbelang, de armoedebestrijding het speerpunt is in het ontwikkelingsbeleid. Kuiper sprak zijn zorgen uit over de mogelijke gevolgen van globalisering. Globalisering ondermijnt samenlevingen, aangezien het dwars door de bestaande sociale en culturele verhouding breekt en ieder individu tot leverancier van goedkope arbeid of consument reduceert, veronderstelde senator Kuiper. Minister Koenders zei dat globalisering gevaren in zich bergt, maar ook kansen. Hij wees op China en India waar juist weer aandacht voor de eigen identiteit opkomt.

One size fits all

GroenLinks-senator Böhler citeerde uit het rapport From war to the rule of law, van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Zij wilde van de regering weten of die de analyse en conclusie van de WRR deelde dat een succesvolle peacekeeping vereist dat je ruim van tevoren een strategie bedenkt die verder reikt dan de militaire strategie alleen en ook dat ieder conflict anders is en dat een "one size fits all"-benadering niet tot succes zal leiden. Minister Verhagen bevestigde dat deze benadering inderdaad niet gevolgd wordt door de Nederlandse regering: "Dat maakt de drie D-aanpak complex, maar het geeft ook aan dat wij er gezamenlijk alleen door een geïntegreerde aanpak in kunnen slagen om ontwikkelingen ten goede te keren."


Deel dit item: