Minister De Hoop Scheffer geeft aan dat hij aanwijzingen heeft dat het kaderverdrag minderheden snel kan worden geratificeerd en dat hij de collegae ook zal aanspreken op de onder hun verantwoordelijkheid vallende ratificatieverplichtingen
Nummer | T00329 |
---|---|
Oorspronkelijke nummer | tz_ESO_2004_11 |
Status | voldaan |
Datum toezegging | 4 november 2003 |
Deadline | 1 januari 2004 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Buitenlandse Zaken |
Kamerleden | drs. L.H.G. Platvoet (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Kamerstukken | Begrotingsstaat Buitenlandse Zaken 2004 (29.200 V) |
Handelingen EK 2003-2004, 5-263
[…]
(blz 253)
De heer Platvoet (GroenLinks): […]
Het gaat echter niet alleen om nieuwe lidstaten. Wij vinden dat het voorzitterland ook de taak heeft de strijd aan te binden met de onderratificatie van verdragen, bijvoorbeeld het verdrag over afschaffing van de doodstraf, het kaderverdrag nationale minderheden en de herziening van het Sociale Handvest met betrekking tot de klachtenprocedures ngo’s. Deze verdragen moeten ook nog door Nederland zelf worden ondertekend dan wel geratificeerd. Nederland kan alleen andere landen de les lezen als het zelf snel deze zaken regelt. Het is GroenLinks een doorn in het oog dat na een debat in één termijn in deze Kamer over de Kaderwet nationale minderheden deze kwestie zo lang blijft liggen. Wij hebben daarover schriftelijke vragen gesteld, waarop de regering heeft geantwoord dat er zo snel mogelijk besluitvorming zou plaatsvinden over de manier waarop dit debat zal worden voortgezet in de Eerste Kamer. Kan de minister daarover iets meedelen?
[…]
(blz 263)
Minister De Hoop Scheffer: […]
Ik kom vervolgens te spreken over het punt van het ratificeren. Allereerst wil ik iets zeggen over een kwestie waarover ik terecht door een aantal woordvoerders zeer kritisch ben toegesproken: het kaderverdrag minderheden. De heer Van Middelkoop eindigde zijn betoog met opmerkingen daarover. Misschien kwam dat door zijn persoonlijke geschiedenis. Ik wil nu niet ingaan op de verschillen van mening. Men kan spreken over nationale minderheden, culturele minderheden, Friezen en niet-Friezen. U weet, ik heb iets heel bijzonders met de Friezen, dus wat dat betreft hoeft men mij niet overtuigend toe te spreken. Binnenkort zal de ministerraad zich buigen over dit kaderverdrag. Ik heb goede hoop dat dat op korte termijn in de richting van beide Kamers kan komen, zodat het ook snelstens – gezien de voorgeschiedenis aarzel ik bij het uitspreken van dat woord – kan worden geratificeerd. Ik zal er in ieder geval mijn best voor doen en ik heb aanwijzingen dat het verdrag snel kan worden geratificeerd. Aan deze – hoe zal ik het formuleren? – hinderlijke vertraging komt dan een einde. Ik zal de collegae ook aanspreken op de onder hun verantwoordelijkheid vallende ratificatieverplichtingen. Ik ben het eens met de heer Platvoet en anderen dat je anderen lastig kunt aanspreken wanneer je zelf niet aan je verplichtingen voldoet.
[…]
-
23 december 2004
Voortgang:documenten:-
-Ratificatie in Stb. 2004, 681
-
-
4 november 2003
toezegging gedaan