Minister De Hoop Scheffer geeft aan dat de Kamer op de hoogte zal worden gesteld van de resultaten van de activiteiten die Nederland, samen met Noorwegen, heeft ontplooid om te kijken hoe je de vergaderingen van het comité van ministers aantrekkelijker kunt maken voor ministers om te komen.
Nummer | T00337 |
---|---|
Oorspronkelijke nummer | tz_ESO_2004_7 |
Status | afgevoerd |
Datum toezegging | 4 november 2003 |
Deadline | 1 januari 2004 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Buitenlandse Zaken |
Commissie | commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Kamerstukken | Begrotingsstaat Buitenlandse Zaken 2004 (29.200 V) |
Handelingen EK 2003-2004, 5-261
[…]
Minister De Hoop Scheffer:
Ik ben het ermee eens dat het acquis dat de Raad van Europa in decennia heeft opgebouwd, eigenlijk niet te vergelijken is met welk acquis dan ook. Dit betekent dat deze organisatie van belang blijft, maar dit wil niet zeggen dat alles goed gaat. En laat ik maar eens beginnen met de hand in eigen boezem te steken door het Comité van ministers onder de loep te nemen. De politieke aandacht die de Raad van Europa in en van het Comité van ministers krijgt, is onvoldoende. Ik vertrek morgenochtend om negen uur naar Chişinău, de hoofdstad van Moldavië, waar de Raad van Europa op ministerieel niveau bijeen zal komen. Daar zijn veel te weinig ministers bij, de ministeriële vergaderingen dreigen te degraderen tot vergaderingen van ambassadeurs. Dit is niet goed. Dat is dan ook de reden dat Nederland, samen met Noorwegen, een initiatief heeft ontplooid om te kijken hoe je de vergaderingen van het comité van ministers aantrekkelijker kunt maken voor ministers om te komen. Het is op dit moment namelijk een posterioriteit en het zou een prioriteit moeten zijn.
Ik zeg het nu even heel scherp: er worden van tevoren opgestelde verklaringen voorgelezen; men trekt zijn jas aan en gaat naar huis. Dat is niet goed en de Raad van Europa onwaardig. Je moet als bewindslieden tot méér bereid zijn en daar zetten Noorwegen en Nederland op in. Ik heb dat ook gedaan bij de OVSE, waar eenzelfde probleem dreigt als bij de Raad van Europa. Je zult bijvoorbeeld ministeriële vergaderingen veel meer thematisch moeten inrichten en ministers dwingen aandacht te besteden aan bepaalde thema’s. Uw Kamer zal ongetwijfeld op de hoogte worden gesteld van de resultaten van de activiteiten die Nederland en Noorwegen op dit belangrijke punt samen ondernemen. Wat dat betreft moet gezegd worden dat de Parlementaire Assemblee een belangrijke rol speelt en dat de activiteiten van parlementariërs van mij een hoger cijfer krijgen dan de activiteiten van mijn collegaministers, hoe triest ik het ook vind dat hier te moeten melden. Het gaat derhalve om kerntaken.
[…]
-
4 november 2003
toezegging gedaan