De minister van Justitie zegt toe dat de Kamer niet zal worden overvallen door een plotselinge verandering van de aanwijzing inzake het vervolgingsbeleid en mogelijke knelpunten met betrekking tot de aanwijzing ter kennis van de Kamer te brengen.
Nummer | T00472 |
---|---|
Oorspronkelijke nummer | tz_JUST_2006_18 |
Status | afgevoerd |
Datum toezegging | 17 oktober 2006 |
Deadline | 1 januari 2009 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Justitie |
Commissie | commissie voor Justitie (Just.) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | lagere regelgeving |
Kamerstukken | Melding voorvallen in de burgerluchtvaart (29.977) |
De minister van Justitie heeft deze toezegging tijdens het debat van 3 juli 2007 bevestigd. "Bij gelegenheid van de behandeling van het Wetsvoorstel wijziging van de Wet luchtvaart ter implementatie van richtlijn 2003/42 heb ik verder toegezegd dat als het College van procureurs-generaal de wens heeft om wijziging te brengen in de aanwijzing waarover wij toen hebben gesproken, dit niet geschiedt dan na voorafgaand overleg met de minister van Justitie. Ik formuleer dit objectiverend, want het gaat niet om de persoon. Er zal dan overleg volgen met de Kamer. De bestaande aanwijzing is op 1 december 2006 in werking getreden. Op dit moment is niet gebleken dat de aanwijzing tekort schiet of dat wordt overwogen om dit anders te doen. Ik maak nog melding van informatie waarover het ministerie van verkeer en Waterstaat en het Openbaar Ministerie beschikken."
Handelingen Eerste Kamer 2006 – 2007, 3 – [95]
Blz. 110
Minister van Justitie, Hirsch Ballin: Een beperking van de toepassing van artikel 5.3 – waar wel om is gevraagd – kan met het oog op de door de Kamer aangegeven doelstelling beter worden gerealiseerd door een aanwijzing dan door een wijziging van artikel 5.3. […] Als het College van procureurs-generaal de wens heeft om wijziging te brengen in die aanwijzing, dan betekent dit afdoen aan hetgeen ik hier vanmiddag bevestig en toezeg aan de Kamer. Daarom wil ik graag de toezegging aan toevoegen dat dit niet geschiedt dan na voorafgaand overleg met de minister van Justitie. Dit zal dan ook voorwerp zijn van overleg met de Kamer. Als er aanleiding toe is, zal er een brief uitgaan waarin wordt verklaard welke omstandigheden zijn gebleken waardoor de aanwijzing tekortschiet en op welke wijze wordt overwogen om het anders te doen. Uiteraard bestaat de mogelijkheid dat de minister van Justitie daarover ter verantwoording wordt geroepen. Dat geldt in relatie tot beide Kamers. De Kamer zal dus niet worden geconfronteerd met een onverhoedse wijziging van de aanwijzing.
blz. 112
Holdijk (SGP): Ik heb gehoord hoe de minister van Justitie met eventuele wijziging van de aanwijzing aan het OM zou willen omgaan. Ik vind die toezegging vrij ver gaan, zo
ver zelfs dat ik mij afvraag of dit een gangbare procedure zou moeten zijn bij aanwijzingen. Het lijkt mij niet dat bij elke wijziging van een aanwijzing overleg met de
minister en vervolgens overleg tussen minister en Kamer zou moeten plaatsvinden. Het is een vergaande toezegging.
blz. 113-114
Minister van Justitie, Hirsch Ballin: […] opmerking van de heer Holdijk. Hij wees er terecht op dat wij bij het bespreken van aanwijzingen de goede verhoudingen in het oog moeten houden. In de systematiek van aanwijzingen door het
College van procureurs-generaal aan het Openbaar Ministerie zou het onjuist zijn wanneer deze het voorwerp van gemeen overleg tussen de regering en Staten-Generaal zouden worden. Dat is niet de bedoeling noch de strekking van hetgeen ik zo-even naar voren heb gebracht. […]De tweede vraag die is gesteld, stoelt op de zorg die door de Kamer breed is uitgesproken, dat de aanwijzing die in dit stadium op tafel ligt, even gemakkelijk weer zal worden gewijzigd als deze nu ter kennis van de Kamer is
gebracht. Ik heb met de toezegging die ik in eerste termijn heb gedaan, duidelijk willen maken dat dit niet het geval zal zijn. Ik ben dankbaar dat de leden van de Kamer het belang van deze toezegging hebben erkend. Ik zal mijn toezegging uiteraard met het College van procureurs-generaal bespreken. Het moge duidelijk zijn dat de Kamer niet zal worden overvallen door een plotselinge verandering van de aanwijzing. Ik wil in dit
verband nog een stap verder gaan. Ik meen dat dit van belang is in relatie tot de behoefte aan wetswijziging. […]Alle sprekers hebben naar voren gebracht dat wij een
proces moeten ontwikkelen naar meer vertrouwen tussen de sector, het Openbaar Ministerie en de inspectie. Het is duidelijk dat de aanwijzing hierin een rol speelt. Het ligt
in de rede dat, wanneer zich iets voordoet dat het Openbaar Ministerie zou nopen tot de conclusie dat met de aanwijzing niet goed valt te werken en dat bijstelling gewenst is, de knelpunten in de overleggroep tussen de sector, OM en inspectie zullen worden besproken. Dit laat onverlet dat ik ervoor zal zorgen dat het ter kennis van de Kamer zal worden gebracht wanneer deze situatie zich zou voordoen. […]In combinatie met de instelling van een werkgroep en de waarborgen waarmee is omgeven dat de aanwijzingen niet even snel uit de lucht zullen gaan als zij er in zijn gekomen, voeg ik nog een ding aan de toezeggingen toe. Indien zich een situatie mocht voordoen waarin uit het gesprek in de overleggroep van de sector, het Openbaar Ministerie en de inspectie blijkt dat knelpunten ontstaan, zal de mogelijkheid om hiervoor bij wet een nadere voorziening te treffen in dit overleg aan de orde worden gesteld.
-
13 februari 2008
Voortgang:documenten:-
-31200 VI, D.
-
-
17 oktober 2006
toezegging gedaan