T00497

Toezegging Verkennend onderzoek in de praktijk (30.164)



De minister van Justitie zegt toe aan de Kamer te rapporteren over de toepassing van het verkennend onderzoek in de praktijk, op basis van het verslag van het College van procureurs-generaal aan de minister van Justitie.


Kerngegevens

Nummer T00497
Oorspronkelijke nummer tz_JUST_2007_26
Status afgevoerd
Datum toezegging 3 juli 2007
Deadline 1 januari 2013
Voormalige Verantwoordelijke(n) Minister van Justitie
Huidige Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen opsporing
Wet politiegegevens
Kamerstukken Wet politiegegevens (30.327)
Verruiming mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven (30.164)


Uit de stukken

Brief van de minister van Justitie aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal (30164,  30327, G)

Bij gelegenheid van de behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten ter verruiming van de mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven (Kamerstukken 30 164) op 7 november 2006, heb ik uw Kamer naar aanleiding van de inbreng van het lid van uw Kamer de heer Van de Beeten toegezegd, te zullen ingaan op de vraag op welke wijze controle wordt uitgeoefend op de toepassing van de bijzondere opsporingsbevoegdheden, met name wanneer het gaat om het verzamelen van gegevens in het kader van een verkennend onderzoek. Ik zegde toe in een brief voorafgaand aan de behandeling van het wetsvoorstel politiegegevens (Kamerstukken 30 327) door Uw Kamer te zullen ingaan op de voorzieningen in dat wetsvoorstel die bijdragen aan het toezicht op de verwerking van politiegegevens en die in het strafvorderlijk kader een rol vervullen. [..] De achtergrond van de vraag is, zoals de heer Van de Beeten naar voren bracht, dat een verkennend onderzoek niet altijd zal leiden tot een opsporingsonderzoek en tot toetsing door de rechter in een strafzaak of de wijze waarop van de bevoegdheid gebruik is gemaakt heeft plaatsgevonden overeenkomstig de wettelijke voorschriften. [..] Alles afwegende meen ik dat er thans geen aanleiding is te voorzien in aanvullende maatregelen op het punt van toezicht en controle. Wel kan worden opgemerkt dat op dit moment een instrument ontbreekt dat een algemeen inzicht verschaft in de manier waarop van het verkennend onderzoek gebruik wordt gemaakt. In algemene termen zou hierover verantwoording kunnen worden afgelegd. Denkbaar is dat het College van procureurs-generaal verslag doet aan de Minister van Justitie van de toepassing van het verkennend onderzoek in de praktijk. [..] Met het openbaar ministerie zal ik bespreken dat een dergelijke verslaglegging met betrekking tot verkennend onderzoeken aan de Minister van Justitie zal worden gedaan, zodat op basis daarvan dan de Staten-Generaal kan worden gerapporteerd.

Handelingen Eerste Kamer 2006 – 2007, 36 – 1112

De minister van Justitie Hirsch Ballin: Zoals ik vermeldde in mijn brief van 25 januari ben ik bereid om de Kamer te rapporteren over de toepassing van het verkennend onderzoek.


Brondocumenten


Historie