Dit voorstel van rijkswet scherpt in de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) de regels met betrekking tot het afstand doen van de nationaliteit van het land van herkomst aan. Een persoon die het Nederlanderschap krijgt, moet in principe afstand doen van de oorspronkelijke nationaliteit. Deze afstandsverplichting gaat ook gelden voor een aantal migranten van de tweede generatie.
Daarnaast worden de regels met betrekking tot het verlies van de nationaliteit aangevuld. Het wordt mogelijk om het Nederlanderschap te ontnemen bij veroordeling voor een misdrijf dat tegen de staat of zijn instituties is gericht en een ernstig gewelddadig of vijandelijk element bevat. Hieronder vallen ook misdrijven tegen de menselijkheid en het zonder toestemming van de koning werven van personen voor vreemde krijgsdienst of gewapende strijd. Bij naturalisatie op de Nederlandse Antillen en Aruba wordt nu ook kennis van het Nederlands verplicht. De regels voor verkrijging van het Nederlanderschap door kinderen die voor 1 januari 1985 als kind van een Nederlandse moeder en een niet Nederlandse vader zijn geboren, worden aangepast.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 26 januari 2010 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, PvdA, GroenLinks, D66, PvdD, ChristenUnie, SGP en CDA stemden voor.
De Eerste Kamer heeft het voorstel (EK 31.813 (R1873), A) op 15 juni 2010 zonder stemming aangenomen. De fractie van de VVD is daarbij aantekening verleend.
ingediend
16 december 2008titel
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap met betrekking tot meervoudige nationaliteit en andere nationaliteitsrechtelijke kwestiesschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
14