Senaat steunt dienstenrichtlijn interne markt EU



De Europese dienstenrichtlijn uit 2006 inzake diensten op de interne markt (31.579) kreeg dinsdag 10 november de instemming van de Eerste Kamer. De fractie van de SP liet aantekenen tegen de Dienstenwet te zijn, waarmee deze Richtlijn in de Nederlandse wetgeving wordt geïmplementeerd. De drie belangrijkste componenten van de dienstenrichtlijn zijn administratieve vereenvoudiging, verbetering van de kwaliteit van diensten en samenwerking tussen bevoegde instanties, zoals gemeenten.

CDA-senator Terpstra wees er in het debat op dat de interne markt de basis is van de Europese Unie maar dat de regelgeving zich tot nu vooral concentreerde op de sectoren landbouw en industrie. Voor Nederland betekent dit dat 75% van de economie en werkgelegenheid niet onder het vrij verkeer van goederen en diensten valt. VVD-woordvoerder Kneppers-Heijnert wees erop dat de Nederlandse Eurocommissaris Bolkestein al in 2004 heeft voorgesteld ook de diensten onder de vrije markt te brengen. Onderzoek van de Europese Commissie wees eerder uit dat diensten driekwart van de economie uitmaken maar dat deze sector slechts voor 20% valt onder de regulering volgens de interne markt als gevolg van allerlei nationale voorschriften (zoals vergunningstelsels).

Terpstra herinnerde aan de grote weerstand tegen de Bolkestein-richtlijn. Tot grote ergernis van de nieuwe lidstaten van de EU kwam als gevolg daarvan het land van oorsprongprincipe te vervallen. Zo mogen Poolse loodgieters niet voor Poolse arbeidsvoorwaarden in Frankrijk werken. Ook bereikten de tegenstanders (waaronder de vakbeweging) dat bijna alle beter betaalde sectoren van de richtlijn werden uitgesloten, zoals notarissen en advocaten. Voor Nederland is op deze manier ongeveer de helft van de dienstensector vrijgesteld van de EU-richtlijn. Klagen over hoge beloningen in die vrijgestelde sectoren noemde Terpstra dan ook ‘merkwaardig’. De CDA-senator zei: “Het beperken van concurrentie is meestal niet het meest geschikte middel om de beloningen te matigen”. Minister Van der Hoeven van Economische Zaken beaamde dit.

Als positieve punten zag Terpstra het ene loket voor buitenlandse dienstverleners dat ook toegankelijk is voor Nederlandse ondernemers en de invoering van de Lex Silentio Positivo (LSP), wat inhoudt dat als de overheid zich niet aan vastgestelde termijnen houdt, de vergunning geacht wordt te zijn verleend. Terpstra vond wel dat uitbreiding van de interne markt tot grote delen van de dienstensector moet geschieden op basis van een ‘gelijk speelveld’.

Senator Van Driel van de PvdA-fractie had kritiek op het feit dat minister Van der Hoeven van Economische Zaken vooruitlopend op behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer alvast een algemene maatregel van bestuur had voorgehangen ‘in de stellige verwachting dat wij de wet zullen goedkeuren’. De PvdA-fractie vindt dat het niet op tijd behandeld worden van de wet geheel aan de minister zelf is toe te schrijven en vindt het voorhangen van de AMvB als de wet nog niet is goedgekeurd ‘regelrecht onheus jegens de Eerste Kamer’. Ook kritiseerde de PvdA-senator het dat de uitvoering van de nieuwe wet niet aan de Kamers van Koophandel wordt overgelaten, maar dat er een apart emailadres moest worden geopend en weer een aparte website in de lucht is. “Waarom moeilijk als het makkelijk kan?”, vroeg Van Driel. Volgens hem is in onder meer Italië, Frankrijk, België en Luxemburg het ‘point of single contact’ wel bij de Kamers van Koophandel ondergebracht. Dus waarom in Nederland niet? Van Driel wees erop dat de Kamers van Koophandel het voorportaal voor ondernemers zijn in tal van zaken. “Hun bekendheid, bereikbaarheid en laagdrempeligheid zijn buitengewoon groot”. Minister Van der Hoeven hield de PvdA-Senator voor dat de informatievoorziening via de speciale website goed werkt en als aanvulling op het werk van de Kamers van Koophandel moet worden gezien.

Net als zijn collega Van den Berg (SGP, ChristenUnie) wees Van Driel erop dat een aantal gemeenten moeite heeft om de implementatie van de nieuwe Richtlijn voor het einde van het jaar rond te krijgen, ook al omdat er van de Algemene wet bestuursrecht afwijkende beslistermijnen gelden. Minister Hirsch Ballin van Justitie wees erop dat in bepaalde gevallen een overgangstermijn geldt tot 1 januari 2012.

Grote moeite heeft de PvdA-fractie met de Lex Silentio Positivo die de fractie ziet als een ‘kop’ bovenop de Europese Richtlijn. Als gemeenten nalatig zijn bij het afgeven van een vergunning zullen zij niet gestraft worden met een boete, maar met een stilzwijgende goedkeuring die een derde partij kan schaden. “Zekerheid voor de een is onzekerheid voor de ander”, oordeelde Van Driel. Hij pleitte voor een apart debat over der LSP, maar liet zich uiteindelijk geruststellen met een verzekering van de ministers dat zorgvuldig met de invoering zal worden omgegaan.

Van Driel wees erop dat lang niet alle EU-landen op koers liggen bij de implementatie. “Onze onrust zit in het feit dat we weer het beste jongetje van de klas willen zijn”, zei de PvdA-senator. Ook zei hij dat liberalisering van de interne Europese markt niet alleen maar voordelen heeft opgeleverd, en verwees hierbij naar de energiesector.

Senator Van den Berg zei namens de fracties van SGP en ChristenUnie dat de reeds bestaande Europese regelgeving op het terrein van coördinatie sociale zekerheid en detachering van werknemers intact blijven. “Daar verandert de EU Dienstenrichtlijn niets aan”, zei Van den Berg. Hij kreeg de bevestiging van minister Van der Hoeven dat invoering van de Dienstenwet tot een jaarlijkse besparing van kosten bij het bedrijfsleven van 65 miljoen euro kan leiden.

Zorgen uitte de senator van de SGP over onduidelijkheden inzake de toepassing van de Lex Silentio Positivo. Hoe zit het met de overgangstermijn van twee jaar? De onduidelijkheid zou zijn ontstaan door een amendement Vos-Van Dijk dat in de Tweede Kamer is aangenomen. Ook senator Kneppers-Heijnert (VVD) meent dat het amendement de Dienstenwet gecompliceerder heeft gemaakt. Zij stelt dat de rechtszekerheid in het geding is en beschreef in het debat met de ministers Van der Hoeven van economische zaken en Hirsch Ballin van justitie een groot aantal juridische vraagpunten. In het bijzonder vroeg de VVD aandacht voor de Winkeltijdenwet. Wat zou er gebeuren als een Duitse bakker vlak over de Nederlandse grens een winkel op zondag opent en een beroep doet op de Dienstenrichtlijn, vroeg de VVD-woordvoerder. De minister van Economische Zaken stelt dat ook dat geval de Nederlandse wetgeving van kracht is, maar zij wil dit aspect nader onderzoeken.

SP-senator Elzinga, die ook sprak ook namens de Partij voor de Dieren, herinnerde aan de grote weerstand destijds tegen de Bolkestein-richtlijn. Volgens Elzinga is vrijhandel geen garantie voor betere leefomstandigheden van werknemers. De SP-senator behoorde destijds zelf tot de demonstranten tegen de richtlijn. Hij is nog steeds bevreesd dat werknemers te weinig bescherming krijgen tegen uitbuiting. Volgens Elzinga behoren in de EU sociale doelstellingen net zo belangrijk te zijn als andere doelen. Zo moet het recht op collectieve onderhandelingen overeind blijven. In grote lijnen was minister Van der Hoeven het met de SP-senator eens.

Namens GroenLinks wees Senator Laurier erop dat aanneming van de Dienstenwet slechts een eerste stap is op weg naar een in Europees verband gereguleerde markt voor diensten. Er moeten nog veel meer wetten worden aangepast. Ook de bescherming van de consument moet nog worden geregeld. Hij pleit voor een soort van keurmerk of certificering van diensten in Europa. De minister van Economische Zaken antwoordde dat er op dit gebied al het een en ander bestaat en dat van een mondige consument ook mag worden verwacht dat hij zelf kwaliteit eist.  


Deel dit item: