De aangescherpte gebruiksnormen voor fosfaat in de Meststoffenwet (wetsvoorstel 31.945) zijn dinsdag 24 november aanvaard door de Eerste Kamer. De senaat keurde daarmee de afspraken goed die met de Europese Commissie voor de periode 2010 tot 2013 zijn vastgelegd in het vierde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Wel wordt het mogelijk om zowel de gebruiksnormen voor stikstof als voor fosfaat in Nederland te differentiëren naar gewasopbrengst. Bedrijven die meer dierlijke meststoffen gebruiken dan volgens de Nitraatrichtlijn is toegestaan moeten de kosten die zijn verbonden aan een verplichte monitoring van hun uitstoot zelf bekostigen.
Aan het slot van het debat zei minister Verburg van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit: “Ik heb het een boeiend debat gevonden”.
Alleen de enige vertegenwoordiger van de Partij voor de Dieren had de minister niet weten te overtuigen: senator Koffeman liet aantekenen dat zijn fractie tegen de aangescherpte fosfaatnormen is. Naar zijn mening moet het mestprobleem in Nederland veel scherper worden aangepakt: door de productie van vlees sterk te verlagen.
Senator Smaling van de SP-fractie wil een onderzoek naar de mogelijkheid om de aantallen dieren in de pluimvee- en veehouderij te verminderen. De SP-senator wees op toename van het mestprobleem door het opheffen van de melkquotering.
De senatoren Schaap (VVD) en Benedictus (CDA) kantten zich tegen de suggestie om het aantal dieren op het land te binden aan quota. Ook minister Verburg ziet niets in deze variant. Zij wees erop dat de agrarische ondernemers precies weten waar zij zich uit milieuoogpunt aan hebben te houden. “De milieuruimte wordt niet anders na het wegvallen van de melkquotering”, aldus de minister.
Senator Benedictus van de CDA-fractie hield met zijn bijdrage aan het debat tevens zijn maidenspeech. In zijn felicitatietoespraak na afloop memoreerde Senaatsvoorzitter Van der Linden dat het in mei aangetreden Kamerlid vijftien jaar heeft gewerkt als dierenarts en vijf jaar directeur was van het Gezondheidscentrum voor Dieren Noord-Nederland. “Door deze ervaring kent u de praktijk op de boerenerven, de zorgen van de agrarische beroepsbevolking, en de afstand tussen beleid en de situatie te velde”, aldus Voorzitter Van der Linden.
In zijn bijdrage pleitte Benedictus voor ‘maatwerk op bedrijfsniveau’. Volgens de CDA-senator gaat de regering met de generieke benadering met algemene gebruiksnormen voorbij aan bijzonderheden die zich op bedrijfsniveau voordoen of die juist een afwijking kunnen rechtvaardigen. Naar zijn mening is de mestwetgeving te star. “Nieuwe ontwikkelingen die juist bij het oplossen van de milieuproblematiek een rol spelen, kunnen niet snel genoeg worden vertaald in regelgeving”, zei senator Benedictus. Minister Verburg reageerde niet onwelwillend en bleek gevoelig voor een voorstel van Benedictus om het meten van de kwaliteit van het oppervlaktewater verder te verfijnen. Dit zou de handhaving van de regels ten goede komen. Volgens Benedictus is het huidige meetnetwerk niet in staat om precies aan te geven in welke mate afzonderlijke sectoren verantwoordelijk zijn voor de aangetoonde verontreiniging.
Senator Schaap pleitte namens de VVD-fractie tegen een rigide controle aan de hand van bestaande regels. Liever wil de VVD-senator het nakomen van regels plaatsen in het perspectief van het welbegrepen eigenbelang of tenminste de betrokkenheid van de agrariër. Bovendien is het ook in het bedrijfsbelang van agrariërs om de voorschriften zo goed mogelijk na te leven, aldus Schaap.
PvdA-senator Eigeman kreeg instemming van de minister voor zijn pleidooi om niet alleen de producent, maar ook de consument te betrekken in voorlichting over de aanpak van mestoverschotten. Volgens de minister is er al een tendens waar te nemen bij de vleesconsumptie: deze neemt gestaag af, aldus Verburg.
Deel dit item: