Impressie van het debat over goed onderwijs en minimum leerresultaten



De Eerste Kamer gaf dinsdag 2 februari haar fiat aan de invoering van bekostigingsvoorschriften voor het primair en voortgezet onderwijs (31.828). Door een wetswijziging wordt de financiering van scholen voortaan gekoppeld aan het leveren van minimum leerresultaten. Het betreft een wettelijke beschrijving van minimumresultaten die onderwijsinstellingen moeten realiseren op het terrein van Nederlandse taal, rekenen en wiskunde.

Het is een novum dat dergelijke meetbare criteria in een onderwijswet worden opgenomen. Om die reden sprak woordvoerder Ten Horn van de SP-fractie van een ‘historische gebeurtenis’. Haar collega Linthorst van de PvdA-fractie prees de staatssecretarissen Dijksma en Van Bijsterveldt van Onderwijs die met verve het wetsvoorstel verdedigden. Linthorst voorspelt echter dat de voorgestelde maatregelen niet voldoende zijn om de kwaliteit van het onderwijs in het bijzonder in de grote steden op peil te houden. Volgens de PvdA-senator zijn er ontwikkelingen gaande waarbij mondige, goed opgeleide ouders kiezen voor de betere scholen met als gevolg dat andere leerlingen bij zwakkeren scholen terecht komen. Naar haar oordeel zouden besturen van scholen een bepaalde wijk verantwoordelijkheid moeten nemen voor de kwaliteit van het gehele onderwijs in de wijk. Dat moet volgens de PvdA-senator resulteren in gemengde scholen en niet in een leerlingenpopulatie die vaak ‘witter’ is dan de samenstelling van de bevolking in de wijk of juist ‘zwarter’ dan de wijk.

De beide staatssecretarissen gingen echter niet in op dit segregatiedebat, zoals aangezwengeld door PvdA-senator Linthorst. “Vandaag niet”, zei staatssecretaris Dijksma (PvdA). “En morgen ook niet”, zo vulde haar CDA-collega Van Bijsterveldt aan. Ook een suggestie van PvdA en SP om bij zwak presterende scholen eerst een bewindvoerder aan te stellen alvorens uiteindelijk over te gaan tot sluiting (bij een openbare school) of beëindiging van de bekosting (bij een bijzondere school) vond geen genade in de ogen van de staatssecretarissen. Zo’n bewindvoerder namens de regering zou zowel om praktische redenen als om redenen die vastliggen in de onderwijswetgeving niet goed uitvoerbaar zijn.

CDA-woordvoerder Dölle en senator De Boer (ChristenUnie) betoonden zich in het debat warme pleitbezorgers van de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Nederlandse Grondwet. Zij stipuleerden dat de in het wetsvoorstel bepaalde drie te meten resultaten (rekenen/wiskunde en taal) een limitatieve opsomming betreffen en dat de lijst dus niet voor uitbreiding vatbaar is. Senator Dölle wilde bevestiging horen dat de overheid geen eisen kan stellen aan bijvoorbeeld de leden van schoolbesturen. Senator De Boer betoogde mede namens de SGP-fractie dat het wetsvoorstel niet mag leiden tot een van overheidswege opgelegde omschrijving van andere leerstof, ook niet op het gebied van burgerschapsvorming.


Deel dit item: