T01413

Toezegging Bestuderen en evt. aanpassen definitie 'deeltijd', alsmede meenemen duale trajecten en collegegeldvrij besturen in discussie (32.618)



De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Duthler (VVD), Essers (CDA), Ganzevoort (GroenLinks), De Graaf (D66), Koole (PvdA), Kuiper (ChristenUnie), Nagel (50Plus) en Smaling (SP), toe om naar aanleiding van een brede discussie, te bezien of de definitie van het begrip 'deeltijd' in de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek moet worden aangepast. De staatssecretaris zegt toe voor het einde van 2011 feitelijk vast te stellen of er moet worden overgegaan tot aanpassing van de definitie en wat daarvan de effecten zullen zijn op verschillende wetten. Ook zegt de staatssecretaris toe om bij die brede discussie en/of bestudering de groep wo-studenten die duale trajecten volgt mee te nemen, evenals het collegegeldvrij besturen. De staatssecretaris zegt bovendien toe de Kamer over de uitkomsten van de brede discussie te informeren.


Kerngegevens

Nummer T01413
Status voldaan
Datum toezegging 5 juli 2011
Deadline 1 april 2012
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Kamerleden mr. dr. A.W. Duthler (Fractie-Duthler)
Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Prof.dr. R.R. Ganzevoort (GroenLinks)
Mr. Th.C. de Graaf (D66)
Prof.dr. R.A. Koole (PvdA)
prof. dr. R. Kuiper (ChristenUnie)
J.G. Nagel (50PLUS)
prof. dr. ir. E.M.A. Smaling (SP)
Commissie commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Deeltijd
langstudeerders
Kamerstukken Wet verhoging collegegeld langstudeerders (32.618)


Uit de stukken

Handelingen I 2010-2011, 33, blz. 16

De heer Koole (PvdA): "De staatssecretaris houdt geen rekening met de speciale positie van deeltijdstudenten. Ook dit punt is van groot belang voor mijn fractie en ook hier overwegen wij een motie in te dienen. (...)Waarom hanteert de regering niet een speciale regeling voor deeltijdstudenten die ruimte laat voor opleidingen die langer duren dan voltijdsopleidingen, juist in het belang van lifelong learning ?"

Handelingen I 2010-2011, 33, blz. 17

Mevrouw Duthler (VVD): "Hoewel het duidelijk zal zijn dat de leden van de VVD-fractie sympathiek tegenover dit wetsvoorstel staan, hebben zij nog wel enkele vragen. Zij hebben eerder, in het voorlopig verslag, vragen gesteld over de deeltijders en de studenten die een technische opleiding volgen. Zij hebben daarop van de staatssecretaris niet echt een bevredigend antwoord gekregen. De staatssecretaris schrijft in de memorie van antwoord dat in het wo deeltijdstudenten er weliswaar langer over doen, maar dat deze groep relatief klein is. De keuze in het wetsvoorstel is mede gemaakt om te voorkomen dat via de route van de deeltijdstudie de langstudeerdersmaatregel wordt ontdoken. Zegt de staatssecretaris nu eigenlijk dat, omdat het maar een kleine groep betreft, er geen rekening mee wordt gehouden? Is de staatssecretaris bereid om voor deze groep in het wo wel de uitloop naar rato te differentiëren, alsmede voor de groep die daarna de trajecten volgt? (...) De Tweede Kamerleden Van der Ham en Lucas hebben de staatssecretaris vragen gesteld over de mogelijkheden voor en consequenties van het zich laten uitschrijven van de universiteit als studenten een jaar fulltime een bestuursfunctie op zich nemen, het zogenaamde "collegegeldvrij besturen 3.0". Welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris voor het collegegeldvrij besturen? Hoe ver is hij met de beantwoording van de hierover gestelde vragen?"

Handelingen I 2010-2011, 33, blz. 20

De heer Thom de Graaf (D66): "In het bijzonder overtuigt de argumentatie van de staatssecretaris met betrekking tot de deeltijdstudenten niet. De staatssecretaris ontkent niet dat deeltijders in het wetenschappelijk onderwijs vaker langer over hun studie moeten doen omdat zij geen vrijstellingen kunnen krijgen, maar ziet geen mogelijkheid om voor hen een apart regime te maken, omdat anders trage voltijders van deze ontsnappingsroute gebruik zouden kunnen maken door zich als deeltijder in te schrijven. Dat alleen al is natuurlijk een uitzonderlijk slecht argument om deeltijdstudenten te benadelen. Het betekent vooral dat de uitgedachte wettelijke regeling in zichzelf onvolkomen is. In dit verband vraag ik de staatssecretaris ten eerste waarom hij niet heeft gekozen voor een aparte regeling voor deeltijders die al als zodanig ingeschreven stonden."

Handelingen I 2010-2011, 33, blz. 22

De heer Essers (CDA): "De staatssecretaris heeft toegezegd de positie van de deeltijders nader te evalueren en te monitoren. Dit kan ook gevolgen hebben voor de definitie van een langstudeerder. Mijn fractie is zeer benieuwd naar de uitkomsten van deze evaluatie – wij hopen dat deze spoedig beschikbaar is – vooral vanwege het rechtszekerheidsaspect dat hiermee gemoeid is. Wij hebben goed nota genomen van het streven van de staatssecretaris om de evaluatie nog vóór het eind van dit jaar af te ronden. Is dit streven nog steeds haalbaar?"

Handelingen I 2010-2011, 33, blz. 24

De heer Ganzevoort (GroenLinks): "In de nadere memorie van antwoord noemt de staatssecretaris nog een andere oplossing: "De regering gaat onderzoeken of een andere regeling van het deeltijdonderwijs in de WHW zinvol is." Dat lijkt mij een goede zaak, maar het doet een beetje denken aan het spreekwoord over het kalf en de put. Deeltijdstudenten die naast hun baan en gezin halftijds studeren en daarbij relatief gezien net zo veel punten halen als hun voltijdscollega's worden weggezet als trage studenten die onvoldoende prioriteit geven aan hun studie. Om die reden moeten ze niet alleen zonder enige vorm van studiefinanciering het wettelijk collegegeld betalen, maar ook een boete van € 3000, die ook nog eens niet fiscaal aftrekbaar is. Ik weet dat dit geen boete heet, maar dat is het natuurlijk wel. En als het dan deze hardwerkende deeltijders onmogelijk is gemaakt om hun studie te vervolgen, dan gaat het kabinet onderzoeken of er iets kan worden gedaan als stimulans voor een leven lang leren. Dat is nobel, maar wel te laat als eerst dit problematische voorstel in deze vorm wordt aangenomen. Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij bereid is om op korte termijn voor de deeltijdstudenten een adequate en rechtvaardige oplossing te creëren."

Handelingen I 2010-2011, 33, blz. 28

De heer Smaling (SP): "Bij elkaar opgeteld betekent dit naar de mening van mijn fractie het einde van de deeltijdstudent en het einde van concepten als een leven lang leren. Je lot wordt definitief bepaald door je aanvankelijke, vroege studiekeuze. Mijn fractie doet een klemmend beroep op de regering om een oplossing te vinden voor dit probleem en het niet over de schutting te gooien naar de hoger onderwijs instellingen zelf. De combinatie van de Wet versterking besturing hoger onderwijs en de langstudeerderswet is echt te veel van het goede, zeker voor dit type studenten. De regering gaat wel uitvoerig in op deze problematiek in de nadere memorie van antwoord, maar naar de inschatting van mijn fractie onderschat zij toch het effect, omdat niet alle vier hierboven genoemde negatieve prikkels helder op het netvlies staan. Graag zien wij een voorstel van de staatssecretaris om de pijn voor deze doelgroep te verzachten, indachtig ook de adviezen van de SER op dit punt. Volgens ons kan dit bijvoorbeeld door een AMvB toe te zeggen."

Handelingen I 2010-2011, 33, blz. 29

De heer Kuiper (ChristenUnie): "Verscheidene woordvoerders hebben al gesproken over de deeltijdstudenten en de manier waarop zij worden getroffen door deze maatregel. Deeltijdstudenten zijn over het algemeen gemotiveerde studenten die in de avonduren nog bezig zijn met het behalen van een diploma. Zij willen dat in hun eigen tempo en op eigen wijze doen. Het lijkt erop dat ook zij nu worden aangepakt, omdat er anders een vluchtroute zou ontstaan voor voltijders die verhoging van hun collegegeld proberen te ontlopen. Ik proef in zijn antwoorden dat ook de staatssecretaris verlegen is met dit element. Er wordt gemorreld aan definities van deeltijdstudenten, maar eigenlijk is dat geen oplossing voor de consequentie dat ook deeltijders nu worden aangepakt. Zij ontvangen ook al geen studiefinanciering. Zij worden nu alleen maar aangepakt om een vluchtroute af te stoppen. Onze fractie heeft hier moeite mee."

De heer Nagel (50PLUS): "Hierbij gaat het om deeltijdstudenten die even snel moeten afstuderen als voltijdstudenten. Dat is onnodig, omdat het blokkeren van een vluchtroutevrij eenvoudig is. De heer Koole heeft daar ook uitvoerig over gesproken. Er moet dan ook worden gevreesd voor een behoorlijke afname van het aantal deeltijdstudenten. Wij zouden dat een enorme verarming vinden. Wij vragen nadrukkelijk aan de staatssecretaris of hij dit gevaar ziet. Gaat het hem ter harte? Hoe gaat hij het vervolgens te lijf?"

Handelingen I 2010-2011, 33, blz. 45-46

Staatssecretaris Zijlstra: "Wij willen in een bredere discussie gaan bekijken of de definitie van deeltijd in de WHW aangepast moet worden. Dit heb ik ook aan de overkant, zoals het hier wordt genoemd, aangegeven. Er spelen immers meer dingen. Van de deeltijdstudies vindt 85% plaats in het private domein. Waarom moet 15% bekostigd worden? Is daarvoor een specifieke reden? En als die er is, moet het dan die 15% zijn, of meer of minder? Hoe zit het met de definitie? Willen we de brede definitie alleen maar hebben om maatwerk van instellingen mogelijk te maken? Dat is immers het positieve effect. Door een brede definitie kunnen instellingen heel gericht deeltijdstudies vormgeven. Als je de deeltijddefinitie echter wilt aanpassen om bijvoorbeeld in het kader van langstudeerders tot maatwerk te komen op dit specifieke gebied, heb je dus een probleem in het vormgeven van de deeltijdopleiding zelf. Als wij de deeltijdopleiding heel nauw definiëren in de wet, hebben instellingen weer geen bewegingsvrijheid. Die brede discussie, los van het voorliggende wetsvoorstel, willen we gaan voeren. Dat heb ik aangekondigd. Wij willen voor het eind van dit jaar feitelijk vaststellen of we over moeten gaan tot een aanpassing van de definitie. Als het antwoord daarop "ja" is, zullen we zo snel mogelijk de exercitie houden met vragen als: hoe en wat heeft het voor implicaties op het publieke en private domein, et cetera?"

Handelingen I 2010-2011, nr. 33, blz. 46

De heer Kuiper (ChristenUnie): "Mijn fractie heeft er grote moeite mee dat deeltijders ook erg worden belast met de verhoging van het collegegeld, terwijl zij tot een heel andere categorie behoren, en in eigen tempo en gemotiveerd studeren. De enige reden waarom zij nu worden betrokken bij deze maatregel is dat er geen vluchtroute mag ontstaan. Het gaat dus om een bepaald effect dat niet mag optreden. Daar hebben zij part noch deel aan, maar omdat dit effect niet mag optreden, worden ook zij onderworpen aan deze maatregel. Dat weegt bij ons heel zwaar. De staatssecretaris zegt dat 85% in de private sector zit en dat 15% door de WHW wordt geraakt. Ik ben benieuwd naar de aantallen. De voorbereidingstijd voor dit wetsvoorstel was kort, dus ik hoop dat mij vergeven wordt dat ik deze vraag stel. De staatssecretaris wil de definitie veranderen. Wij hebben een jaar uitlooptijd. De wet gaat, als hij vandaag wordt aangenomen, in op 1 september, maar de boete treedt pas een jaar later in werking. Kan de staatssecretaris nu niet zeggen dat hij dit jaar gaat gebruiken om daar iets aan te doen? Kunnende deeltijders niet nu al worden ontzien? Er wordt aan de definitie gesleuteld, maar ik wil meer weten. Wat gaat er precies gebeuren en kan dat ertoe leiden dat deze groep niet getroffen wordt door deze onevenredige belasting?"

Staatssecretaris Zijlstra: "Ik heb niet gezegd dat ik aan de definitie ga sleutelen. Rond het begrip "deeltijd" is er een veel breder spectrum aan onduidelijkheden, omdat artikel 7.7 van de WHW buitengewoon algemeen is. In het licht van de verdeling tussen privaat en publiek vind ik het nodig om die evaluatie maken. Wat moet deeltijd qua maatwerk mogelijk maken? Hoe zit het geheel in elkaar?"

De heer Essers (CDA): "Een debat is bestemd om nader tot elkaar te komen. Ik begrijp dat de staatssecretaris zegt dat het begrip "deeltijd" heel diffuus is gedefinieerd in de WHW en dat daar dus nadere invulling aan gegeven moet worden. Dat geldt zeker voor een wetsvoorstel dat betrekking heeft op langstudeerders. Ik begrijp ook dat een weglekroute dreigt als je hier niets aan doet en dat instellingen moeten worden aangespoord om mensen niet nodeloos aan het werk te houden. Ziet de staatssecretaris, net als wij, dat er met name in het wetenschappelijk onderwijs mensen zijn die een reële deeltijdopleiding volgen waarvoor zeven jaarnominaal staat en voor wie het disproportioneel uitpakt als je ze na zes jaar als langstudeerder aanmerkt, terwijl ze gewoon het nominale circuit volgen? Ziet de staatssecretaris dat er binnen het wetsvoorstel disproportionele gevolgen zijn voor sommige deeltijders?"

Staatssecretaris Zijlstra: "Heeft een studie een nominale studieduur van zeven jaar, dan treedt dat probleem niet op. Ik neem aan dat de heer Essers doelt op de casussen in Tilburg en Nijmegen. Dat betreft de vormgeving van een studie. Als een instelling een deeltijdstudie zo inricht dat die feitelijk leidt tot langstuderen, dan moet de instelling heel goed bekijken of dat wel een goede vormgeving is. Dat heb ik net ook in mijn antwoord gezegd. Ik zeg de heer Essers na dat wij wel degelijk zien dat een ruime definitie van "deeltijd" in de wet ook dit soort zaken met zich brengt. Niet alleen om deze reden, maar om allerlei redenen willen wij daarnaar kijken. Stellen wij aan het eind van dit jaar vast dat wij de definitie moeten wijzigen, dan zullen wij tegen deze Kamer en de Tweede Kamer ook zeggen dat wij een andere definitie gaan hanteren en aangeven wat dat impliceert voor allerlei wetgeving, waaronder de nu voorliggende wet."

Handelingen I 2010-2011, nr. 33, blz. 48

Staatssecretaris Zijlstra: "Wij zijn bezig met de uitwerking van de motie-Van der Ham/Lucas over het collegegeldvrij studeren. Ook hier geldt dat wij proberen om precedentwerking te voorkomen. Als je met regels komt, moeten ze generiek gelden. Dat is een moeilijke component in dezen."

Handelingen I 2010-2011, nr. 33, blz. 49

Staatssecretaris Zijlstra: "Ik ben ingegaan op de vraag van de heer Essers over de deeltijders in Nijmegen. De evaluatie met betrekking tot deeltijdstudenten was een belangrijk punt van de discussie in deze Kamer. Laat ik daarom nogmaals helder zeggen dat wij voor het einde van het jaar een besluit nemen over de vraag of wij een en ander gaan aanpassen. Dat betekent overigens nog wel dat het enige tijd duurt voordat het aangepast is, want het betreft een wetswijziging. Dan kunnen wij een inschatting maken van de implicaties voor diverse wetten."

Handelingen I 2010-2011, nr. 33, blz. 56

Mevrouw Duthler (VVD): "Het punt van de deeltijders was voor de VVD-fractie belangrijk. De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij een brede discussie zal starten over de vraag of de definitie van deeltijder zal moeten worden aangepast, en zo ja, wat de effecten daarvan zullen zijn op verschillende wetten, waaronder de langstudeerdersregeling. Ik vraag de staatssecretaris om te bevestigen dat wij dat zo goed hebben begrepen.

Ik heb de staatssecretaris wel horen spreken over de kleine groep wo-studenten maar niet over de groep studenten die duale trajecten volgt. Ik neem aan dat de staatssecretaris deze groep ook betrekt in zijn brede discussie. Ik neem ook aan dat hij de uitkomsten van die brede discussie met deze Kamer zal delen. Graag ook een bevestiging hiervan. Een ander punt was het collegegeldvrij besturen. De staatssecretaris was daar nog wat vaag over. Ik kan mij voorstellen dat hij hierop nog aan het studeren is maar de VVD-fractie stelt het op prijs als hij de beantwoording van die vragen met deze Kamer deelt."

Handelingen I 2010-2011, nr. 33, blz. 57

De heer Essers (CDA): "Ook wij danken de staatssecretaris voor de heldere beantwoording. Ik heb beloofd kort te zijn en ik zal proberen dat na te komen. De deeltijders vormen voor ons een belangrijk punt. Wij gaan akkoord met de toezegging van de staatssecretaris dat de koppeling met de langstudeerderswetgeving onderdeel van de brede studie zal zijn. Wij gaan bekijken of het begrip "deeltijders" als zodanig nader kan worden ingekaderd. Ik heb het voorbeeld gegeven van een erkende, geaccrediteerde zevenjarige opleiding. Is die zeven jaar terecht? Daarbij wordt bekeken of die zeven jaar is ingevoerd voordat de langstudeerderswetgeving van kracht is geworden. Tegen het einde van het jaar krijgen wij een evaluatie waarover wij eventueel een debat kunnen voeren."

De heer Ganzevoort (GroenLinks): "Het zou ook handig zijn als beter verschil werd gemaakt tussen een beroepsverdiepende deeltijdstudie en een volledige opleiding. Waarschijnlijk wordt hierop ingegaan in de studie van de staatssecretaris die later dit jaar zal verschijnen. Er zijn deeltijdstudies waar het werk dat daarnaast wordt gedaan, uitstekend bij past. Dan is dus geen lange studietijd nodig. Er zijn ook deeltijdopleidingen waarbij dat niet het geval is. Het zou handig zijn als dat in ieder geval aan de orde komt in de nadere bestudering.

Ik wil graag een motie indienen om een visie op de deeltijdstudie te bevorderen en om het zoeken naar een oplossing voor de in de Kamer breed gedeelde zorg over de disproportionele gevolgen voor een bepaalde groep deeltijdstudenten, te ondersteunen." [Motie 32618, I; met algemene stemmen aangenomen]

Handelingen I 2010-2011, nr. 33, blz. 58

Mevrouw Duthler (VVD):"Is de motie niet overbodig geworden, nu de staatssecretaris heeft aangegeven die brede discussie te willen voeren?"

De heer Ganzevoort (GroenLinks): "De motie is geformuleerd als een ondersteuning van beleid. U zegt dat deze daarmee overbodig is, maar de vraag die erin staat, sluit volstrekt aan bij wat ook van uw kant is onderstreept, namelijk dat niemand voor disproportionele gevolgen voor een bepaalde groep studenten is. Het is nog niet door de staatssecretaris toegezegd dat hij disproportionele gevolgen ook inderdaad zal zien te voorkomen. Het is misschien één stapje verder dan alleen maar bestuderen wat we deeltijd noemen. De vraag is niet om te voorkomen dat er gevolgen zijn, maar om te voorkomen dat er disproportionele gevolgen zijn."

Handelingen I 2010-2011, nr. 33, blz. 60

Staatssecretaris Zijlstra: "Ik kom op de motie van de heer Ganzevoort. Hij gaf helder aan dat deze motie is bedoeld als ondersteuning van beleid en zo beschouw ik haar ook. Ik durf hier rustig te zeggen dat geen enkel kabinet en geen enkele bewindspersoon van welke partij dan ook hier zal verdedigen dat beleid en wetgeving disproportionele gevolgen met zich mee zouden mogen brengen. Dat is wat iedereen altijd tracht te voorkomen. Ik ben het in die zin met die motie eens. Wij gaan een brede beschouwing houden over hoe het zit met deeltijd in de WHW. Dat is nu heel ruim. Dat heeft het voordeel dat instellingen de mogelijkheid hebben om maatwerk te leveren. Het nadeel is dat je in discussies als deze heel moeilijk tot een afgebakende groep kunt komen. Het is voor mij bijvoorbeeld geen wet van meden en perzen dat dit disproportionele gevolgen heeft. Laat dat helder zijn. Dat moet daar ook uit voortkomen. Als uit die overweging blijkt dat dit het geval is, heb ik er geen problemen mee dat de Kamer zegt dat ik met maatregelen moet komen. De enige opmerking die ik verder over de motie wil maken, is dat er een vanzelfsprekendheid in lijkt te zitten dat er per definitie sprake is van disproportionele gevolgen. Die zou ik niet voor mijn rekening willen nemen. Als wij de brede overweging hebben gemaakt en dat het geval zou blijken te zijn, zal ik daar zeker bij deze Kamer op terugkomen. Dat lijkt mij op zijn plaats. In die zin vind ik de motie ondersteuning van beleid.

Er is nog een aantal andere zaken aan de orde gekomen. Mevrouw Duthler vroeg om een bevestiging van de toezegging over de deeltijders. Zij had die goed begrepen. Ik betrek ook het duale traject erbij. Ik zal de conclusies delen met de Eerste Kamer. Dat zal ik ook doen wat betreft het collegegeldvrij studeren."


Brondocumenten


Historie