T01451

Toezegging Monitoren effecten van de plannen van het kabinet op de heffing voor verschillende loterijen en eventueel aanpassen van de heffing (32.264)



De staatssecretaris van Veiligheid & Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden De Boer en Broekers-Knol, toe de effecten te monitoren van de plannen van het kabinet op de bestemmingsheffing voor verschillende loterijen. Tevens zegt de staatssecretaris toe te komen met een tussentijdse aanpassing als dit noodzakelijk zou zijn.


Kerngegevens

Nummer T01451
Status voldaan
Datum toezegging 20 december 2011
Deadline 1 juli 2014
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden Mr.drs. M.M. de Boer (GroenLinks)
mr. A. Broekers-Knol (VVD)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen heffing
kansspelen
Kamerstukken Instelling van de kansspelautoriteit (32.264)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 14 - blz. 17-18

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): " Tot slot ga ik in op de financiële aspecten van het kansspelbeleid. In de memorie van antwoord schrijft de staatssecretaris dat de kosten van de kansspelautoriteit worden geschat op 6,4 mln. Wij ontvingen een brief, gedateerd 29 november jongstleden, van de brancheorganisatie VAN Speelautomaten. In deze brief stelt de organisatie dat de bestemmingsheffing van de branche thans jaarlijks ongeveer 2,5 mln. bedraagt en dat daarmee de branche jaarlijks een aanzienlijk deel van de bestemmingsheffing opbrengt waarmee de kansspelautoriteit gefinancierd zal worden. Tegelijkertijd vreest de branche dat de opbrengsten om verschillende redenen weleens terug zouden kunnen lopen, hetgeen vervolgens betekent dat de financiering van de kansspelautoriteit in gevaar komt. Verwacht de staatssecretaris een eventuele terugval van het bedrag aan bestemmingsheffing van de kant van de brancheorganisatie VAN Speelautomaten te kunnen compenseren doordat met de komst van een nieuwe Wet op de kansspelen het stelsel opener wordt en zich dus meer aanbieders zullen kunnen melden die vervolgens ook betalen? Of voorziet de staatssecretaris dat al naargelang de behoefte aan dekking van de kosten van de kansspelautoriteit het tarief van de heffing naar boven wordt bijgesteld?"

Mevrouw De Boer (GroenLinks): " Ik plaats een korte opmerking in aansluiting op de bijdrage van mevrouw Broekers-Knol. Ik ben benieuwd naar het antwoord van de staatssecretaris op haar laatste vraag. In de schriftelijke voorbereiding had ik vragen gesteld over dezelfde kwestie: wat als de heffingen niet genoeg blijken te zijn? Ik had het juist zo begrepen: als er meer geld nodig is, betekent dit dat de heffingen omhooggaan. Ik kan me daar alleszins in vinden, anders dan mevrouw Broekers-Knol, naar ik begrijp. Ik denk dus dat het belangrijk is om hierover duidelijkheid te krijgen.

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): "De zaak is niet zozeer dat wij tegen de verhoging van de bestemmingsheffing zijn. Het kan echter niet zo zijn dat men bij de kansspelautoriteit voortdurend denkt dat men meer mensen nodig heeft en dat daardoor de bestemmingsheffing almaar omhooggaat. Het komt erop aan dat het een effectieve organisatie is, die er met techniek en infrastructuur heel goed voor zorgt dat zij de zaakjes op orde heeft. De bestemmingsheffing kun je niet aldoor laten rijzen. Daarover gaat onze opmerking."

Mevrouw De Boer (GroenLinks): "De vraag is dus meer waar de rem op het ongebreideld groeien zit?"

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): "Ja, en voor ons is het vooral belangrijk dat men de boel intelligent organiseert en niet alleen denkt: met meer poppen gaan wij het beter doen. Dat is namelijk niet altijd het antwoord op de vraag."

Mevrouw De Boer (GroenLinks): "Daar kan ik me geheel bij aansluiten, maar het lijkt me ook goed als de staatssecretaris daarover nog wat helderheid geeft.

Ik kom op het punt van de goededoelenloterijen. Ook in de schriftelijke vragen heb ik daarvoor al aandacht gevraagd. In de eerdere behandeling in de Tweede Kamer is dit volgens mij nauwelijks aan de orde geweest. Daarom wil ik dit punt hier toch even noemen. Ik zie het namelijk als een onbedoeld neveneffect van deze wet.

Hoe zit de wet in elkaar? In het voorgestelde artikel 33e wordt bepaald dat de heffing die de kansspelaanbieders betalen, wordt vastgesteld op basis van de nominale waarde van de verkochte deelnamebewijzen. Nu zijn de goededoelenloterijen op grond van artikel 3 van de Wet op de kansspelen verplicht om 50% van hun opbrengst af te dragen aan goede doelen. Dat betekent dat de heffing ten behoeve van de kansspelautoriteit ook wordt berekend over het deel van de opbrengst van de verkoop van loten dat die loterijen moeten afdragen aan de goede doelen. Mijn oordeel is nog steeds, al betwist de staatssecretaris dit in zijn antwoord, dat de goededoelenloterijen hierdoor relatief zwaarder worden getroffen door de heffing. Zij kunnen deze namelijk niet uitsmeren over de vrij besteedbare 100% maar slechts over een vrij besteedbare 50%."

Mevrouw Broekers-Knol (VVD): "De verplichte afdracht voor de goede doelen is 50%, dat ben ik met u eens. Ik heb mede deze vraag gesteld in het voorlopig verslag. Het blijft echter een kansspel, of er nu een afdracht van 50% aan de goede doelen is of niet. Wij hebben het hierbij over een bestemmingsheffing waaruit de kansspelautoriteit betaald zou moeten worden. Ik kon me dus wel enigszins vinden in het antwoord van de staatssecretaris in de memorie van antwoord. Het blijft namelijk een kansspel. Het is alleen een bijzonder kansspel met 50% afdracht voor de goede doelen. Dit zou betekenen dat de overheid, de Staat, meebetaalt aan de goededoelenloterijen, namelijk doordat de bestemmingsheffing over de 50% verplichte afdracht niet zou worden meegerekend."

Mevrouw De Boer (GroenLinks): "Nee, dit betekent niet dat de overheid eraan meebetaalt, maar dat de andere aanbieders relatief iets meer gaan betalen dan de goededoelenloterijen, omdat je de weging anders maakt.

Naar ons oordeel is er wetstechnisch geen enkel bezwaar om de heffing te berekenen op basis van de nominale waarde van de verkochte deelnemingsbewijzen minus de verplichte afdracht. Op dit moment is in het wetsvoorstel de afdracht geregeld volgens een aantal principes. De kosten worden opgebracht door de vergunninghouders – daarmee zijn wij het eens – en de aanbieders van risicovolle kansspelen betalen meer dan die van minder risicovolle kansspelen. Daarnaast is er gekozen voor omzet als goed hanteerbaar en objectief criterium voor het bepalen van de heffing. Tot zover kunnen wij ons helemaal in het voorstel vinden. Wat ons betreft is er echter geen enkel wetstechnisch bezwaar om een ander objectief en goed hanteerbaar criterium te kiezen, namelijk de waarde van de deelnemingsbewijzen na aftrek van de verplichte afdracht. Graag hoor ik hierop nog eens de reactie van de staatssecretaris. Ook hoor ik graag welke mogelijkheden hij ziet om dit te regelen. Zou dat in een officiële wetswijziging moeten of zou het eventueel bij nadere regeling op een later moment kunnen plaatsvinden, gesteld dat wij zoiets zouden regelen?"

Handelingen I 2011-2012, nr. 14 - blz. 72-73

Staatssecretaris Teeven: " Dan is er door de leden een groot aantal opmerkingen gemaakt over de kansspelheffing. Mevrouw Beuving, mevrouw De Boer, mevrouw Van Bijsterveld en de heer De Graaf hebben daarover gesproken. Ze waren er eigenlijk allemaal bevreesd voor dat de goededoelenloterij, laat ik het zo maar samenvatten, zou worden benadeeld. De vraag kwam op of de goededoelenloterijen niet onevenredig veel aan kansspelheffing betalen, vergeleken met de meer risicovolle kansspelen. Die vraag zou je je kunnen stellen. Ze hebben ook de vraag gesteld of de heffingsgrondslag niet zodanig aangepast zou moeten worden dat de afdracht aan het goede doel niet meetelt bij de berekening van de hoogte van de heffing. Ik meen uit de bijdrage van de leden op te maken dat wellicht onduidelijkheid bestaat over de afdracht aan goede doelen en over de vraag of die niet in het geding komt als gevolg van de heffing. Dat is namelijk niet het geval. De kansspelheffing gaat niet ten koste van de afdracht aan goede doelen. De goededoelenloterijen zijn verplicht, ten minste 50% van de inleg af te dragen aan goede doelen en die afdrachtsverplichting blijft ongewijzigd.

De kansspelheffing is, net als bij alle andere aanbieders, onderdeel van de kosten en kan dus naar ons oordeel worden voldaan uit de overige onkosten van de loterijen. Er ligt wel een andere vraag voor: moeten we de goededoelenloterijen – dat lag in het verlengde van de vraag van de leden – niet wat meer ontzien bij de heffing? Met de aard van de goededoelenloterijen is rekening gehouden, door in de heffing een differentiatie in het tarief aan te brengen. Aanbieders van risicovollere spelen worden nu al in het voorstel dat in de wet zit, relatief zwaarder belast dan de aanbieders van minder risicovolle spelen zoals loterijen. De leden hebben ongetwijfeld gezien dat het ongeveer om een factor twee gaat.

Ook voor aanbieders van kansspelen met minder maatschappelijk nadelige gevolgen zijn de taken van de Ksa wel van groot belang. Ik wijs daarop. Ook deze aanbieders hebben baat bij de handhaving van de wet en bij de bestrijding van het illegale aanbod. De loterijen zijn dus ook gebaat bij een goed toezicht op de hele sector."

Mevrouw De Boer (GroenLinks): "Ik wil even een paar misverstanden uit de wereld helpen. Naar mijn oordeel is het onderscheid tussen risicovolle en minder risicovolle kansspelen een ander dan dat tussen die voor goede doelen en die niet voor goede doelen. Die zullen elkaar voor een deel overlappen, maar het zijn andere criteria. Ik hoor daar graag een reactie van de staatssecretaris op.

Ik heb in mijn bijdrage niet gesteld dat ik bang ben dat die heffing van die 50% afdracht aan de goede doelen af moet. Ik denk dat de onevenredige benadeling zit in het feit dat de goededoelenloterijen die heffing moeten betalen uit die overige 50%, het deel dat bestemd is voor de overhead en het prijzengeld. Andere loterijen en kansspelen moeten hun winst, overhead en prijzengeld halen uit 100% van de opbrengst van de verkochte deelnemingsbewijzen. Ik ben dus niet bang dat het ten koste gaat van de bijdrage aan de goede doelen. Het moet echter komen uit een budget, dat uit de verkochte deelnamebewijzen komt, dat de helft bedraagt van het budget van de commerciële kansspelen."

Staatssecretaris Teeven: "Bij de beantwoording van de vraag van mevrouw De Boer moet je wel even kijken wat de totale omzet is van de loterijen. Het is van belang om een beetje een beeld te krijgen van de invloed van die heffing op de loterijen en de goededoelenloterijen. De totale omzet van loterijen was in 2010 ongeveer 2 mld. De omzet van Holland Casino en de speelautomatenbranche was ongeveer 1 mld. Dat is overigens de branche die nu al zwaarder wordt getroffen door die heffing. Daar zit die factor twee al in. De loterijen hebben dus twee derde van de totale kansspelomzet in Nederland en betalen maar de helft van de kansspelheffing. Daar komt nog bij dat van het deel van de kansspelheffing dat door de loterijen wordt opgebracht, maar voor ongeveer 35% ten laste komt van de goededoelenloterijen. Het overgrote deel komt ten laste van de Staatsloterij.

Ik heb wel begrip voor de zorg van mevrouw De Boer. Gezien deze cijfers, heb ik echter toch niet de indruk dat de goededoelenloterijen onevenredig veel betalen. Ook gezien het eigen vermogen van de loterijen en de kosten die op andere terreinen worden gemaakt, denk ik dat de bijdrage en de verdeling waarvoor wij in deze wet hebben gekozen, rekening houdend met die factor twee, eigenlijk wel redelijk zijn."

Mevrouw De Boer (GroenLinks): "Ik begrijp dat de staatssecretaris er niet voor kiest. Ik heb hem echter ook gevraagd of het qua wetssystematiek mogelijk is om het wel op de manier te doen die ik heb voorgesteld. In de wet wordt al een onderscheid gemaakt tussen goededoelenloterijen en niet-goededoelenloterijen. Is de staatssecretaris het met mij eens dat het criterium dat ik heb voorgesteld, dus het berekenen van de heffing na de afdracht bij goededoelenloterijen, ook objectief vaststelbaar en handhaafbaar is? "

Staatssecretaris Teeven: "Dat zou je zo kunnen doen. Mevrouw De Boer vroeg of daar wijziging van de wet voor nodig is. Het antwoord daarop is volmondig ja. Als je dat wilt realiseren, moet je de wet wijzigen. Ik heb goed geluisterd naar de argumenten. Ik heb daar de totale omzetcijfers, de verdeling en de keuzes die wij nu hebben gemaakt, tegenover gezet. Ik zie dus op dit moment geen reden om dat anders te doen.

Er is ten aanzien van de kansspelheffing nog een aantal kleine onzekerheden. Zo zal de versterking van de handhaving en invoering van een centraal register voor toegangsverboden gevolgen hebben voor de kansspelautoriteit. Wat de budgettaire gevolgen daarvan zullen zijn, kunnen wij nog niet helemaal overzien. Met het reguleren van kansspelen via internet, zal ook de kansspelheffing, zowel de grondslag als de tarieven ervan, opnieuw moeten worden bezien.

Gelet op deze onzekerheden, zou ik op dit moment niet opnieuw willen sleutelen aan de kansspelheffing. Ik zou, zo nodig, bij het wetsvoorstel inzake kansspelen via internet opnieuw naar de situatie kunnen kijken. Dan zijn wij wat verder in de ontwikkeling. Dan kunnen wij bezien of deze alsnog moet worden aangepast. Op dit moment zie ik daartoe geen noodzaak."

Handelingen I 2011-2012, nr. 14 - blz. 76

Mevrouw De Boer (GroenLinks): "De staatssecretaris heeft aangegeven dat mijn voorstel om de heffing te berekenen ook objectief mogelijk en handhaafbaar is. Ik heb gehoord dat daar wetgeving voor nodig is, maar ik heb ook gehoord dat de staatssecretaris begon met een toezegging en die zou ik graag iets scherper willen krijgen. Ik had aangekondigd dat ik wellicht een motie zou indienen. Als deze toezegging scherper kan worden, zal ik daarvan afzien.

Ik heb de staatssecretaris horen zeggen dat hij mogelijk bij de wet over internetkansspelen opnieuw zou kunnen bekijken of er aanleiding is om de heffing op een andere manier te doen, rekening houdend met de afdracht aan goede doelen. Ik vraag de staatssecretaris heel expliciet of hij inzicht kan geven in de monitoring van die heffing voor de bedrijfsvoering, de hoogte van het prijzengeld en de eventuele winsten van de verschillende soorten kansspelen, en daarover iets zou kunnen zeggen bij de behandeling van de wet op de internetkansspelen. Kan hij daarbij dan aangeven of het voor hem aanleiding is om de manier van heffing te heroverwegen? Dat was mijn vraag. Ik hoop dat de staatssecretaris daar een duidelijk antwoord op kan geven."

Handelingen I 2011-2012, nr. 14 - blz. 78

Staatssecretaris Teeven: "Mevrouw De Boer kwam terug op de heffing. Ik ben daar eigenlijk al op ingegaan. De plannen van het kabinet zouden met zich mee kunnen brengen dat de totale omzet omhooggaat. Bij de omzet van de goededoelenloterijen zal dit al vrij snel het geval zijn, maar ook de omzet uit het onlinegokken zal omhooggaan. Mevrouw Broekers constateerde terecht dat er dan ook meer inkomsten zijn met betrekking tot de heffing. Ik wil even bezien wat de effecten daarvan zijn, maar ik ben zeer bereid om dit concreet te monitoren. Dit was namelijk de concrete vraag van mevrouw Broekers. Ik ben bovendien bereid om te komen tot een tussentijdse aanpassing als dit noodzakelijk zou zijn. Ik heb ook aangegeven waarom ik dat nu niet doe."

Mevrouw De Boer (GroenLinks): "Ik stel het even heel scherp. Heeft de monitoring ook betrekking op de effecten van de heffing voor de verschillende soorten loterijen?"

Staatssecretaris Teeven: "Jazeker, wij zullen bekijken wat de effecten zijn op de verschillende soorten loterijen. (...) Ik bekijk het dus wel over de volle breedte van de sector."


Brondocumenten


Historie