T01469

Toezegging Geen regeringsinzet voor codificatie margin of appreciation in EVRM (32.735)



De minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen/opmerkingen van de leden Schrijver (PvdA), Franken (CDA), Kox (SP) en Kuiper (ChristenUnie) toe dat de regering zal bepleiten dat het beginsel van de margin of appreciation hoewel vermeld in de Brighton Verklaring, niet wordt gecodificeerd in de Conventie. 


Kerngegevens


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 5

De heer Schrijver (PvdA):

(...) Maar nee, de meer en meer zich naar binnen kerende Nederlandse regering vindt het nodig om te klagen en te zuchten over onvoldoende eigen beoordelingsvrijheid. Daarom wil zij de margin of appreciation in algemene zin oprekken en daarmee de onafhankelijkheid van de rechter kortwieken, in een kennelijke poging de Staat vaker gelijk en de klager vaker ongelijk te geven. Ik vraag hier de regering of de geruchten juist zijn dat ook de Nederlandse regering deze rechterlijke doctrine politiek wil verankeren via een verdragswijziging. En ik voeg er bij wijze van voorbeeld de vraag aan toe wat zij daarmee beoogt. Welke beleidsdiscretie voor overheden wil Nederland dan bereiken bij bijvoorbeeld de persvrijheid of bij het verbod op marteling in artikel 3?

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 12        

De heer Franken (CDA):

(...) De conclusie uit het voorgaande is dat er geen steekhoudend inhoudelijk argument ter tafel is gekomen om, gelet op de actuele jurisprudentie van het Hof, meer ruimte te bepleiten voor de margin of appreciation van verdragspartijen bij de invulling van de normen van het EVRM. Ik heb een motie in petto om deze stellingname te markeren.

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 22-23

De heer Kuiper (ChristenUnie):

(...) Dit betekent ook iets voor de margin of appreciation. Wat ons betreft is codificatie daarvan onwenselijk. Deze margin heeft immers het karakter van een open norm in de handen van rechters. Collega Franken heeft al iets gezegd over het functioneren ervan. Het is een kwestie van prudentie die moet worden overgelaten aan het inzicht van rechters zelf. Het Hof wijst op blinde vlekken in de bescherming van wezenlijke grondrechten, maar de staten gaan zelf over de vormgeving van de wettelijke bescherming. Het Hof erkent dat ook. Is de regering het op dit punt met ons eens? Is zij het dus ook met ons eens dat codificatie niet nodig is maar dat het gaat om een open norm die een rechter nodig heeft om tot een eigen beoordeling te kunnen komen? Is dit ook de heersende opvatting in het Comité van Ministers? Ik vraag het kabinet om een toelichting. Ik voeg hieraan het verzoek toe om een toelichting op de duiding en betekenis van het subsidiariteitsbeginsel waarover in de verdragen van Interlaken en Izmir wordt gesproken.

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 37

Minister Opstelten: Gun ons de tijd om te onderhandelen en onze positie te bepalen, gehoord het debat. Ik wil wel duidelijk maken waar Nederland zich tijdens de onderhandelingen voor inzet. Die inzet staat beschreven in de brief van drie oktober. Mevrouw Broekers vroeg ook naar mijn verwachting omtrent de uitkomsten, maar dat vind ik lastig. Zoals bij elke internationale onderhandelingsronde zullen sommige punten worden binnengehaald, terwijl andere punten niet worden gedeeld door de gesprekspartners. Vooralsnog is de balans gunstig voor de Nederlandse inbreng in de onderhandelingen. Ik teken er wel bij aan dat vooralsnog op veel punten verschil van inzicht bestaat tussen de diverse staten. De Nederlandse inzet blijft wat die was. Ik hoef die niet te herhalen, maar ik vind het wel goed dat het subsidiariteitsbeginsel erin staat, evenals de margin of appreciation en de regulering van voorlopige maatregelen.

De heer Kuiper (ChristenUnie): De minister vindt het goed dat de margin of appreciation erin staat. Mijn positie is dat codificatie van dat principe, die doctrine van het Hof, eigenlijk niet gewenst is. Ziet de minister de opname in de verklaring dan als een weg naar codificatie of niet?

Minister Opstelten: Nee, ik zie het niet als een weg naar codificatie. Ik zie het gewoon als een bevestiging van de positie van het Hof als het gaat om dit beginsel. De heer Kuiper sprak in dit kader over een open norm. Dat sprak mij aan. Het gaat om de invulling ervan. Ik hanteer nog een keer de term van een doctrine die door het Hof zelf is geformuleerd. Dat schrijven wij vervolgens op een verstandige manier op. Dat lijkt mij alleen maar goed. Je mag je ijkpunten van je bestaan, waarlangs je werkt en waarover iedereen het eens is, toch wel in een verklaring opnemen? Tevens is echter aangegeven dat moet worden onderzocht hoe er uitvoering aankan worden gegeven. Dit is niet meer dan het gewoon noemen. Daarover kan geen misverstand bestaan.

De heer Kuiper (ChristenUnie): Om dit een open norm te laten zijn, is het van belang dat dit beginsel in handen blijft van rechters. Het is een zaak van prudentie. Politici zouden zich er eigenlijk buiten moeten houden. Het gaat er dus om hoe dit vervolgens wordt gehanteerd. Het kan in een verklaring staan, maar het kan ook op een vergadering terechtkomen waar vervolgens een politiek oordeel wordt gegeven. Het is dus een route met risico's. Is de minister zich daarvan bewust?

Minister Opstelten: Jazeker. De heer Kuiper ziet aan mij en hoort van mij dat wij onze staatsrechtelijke grenzen kennen. Wij kennen die niet alleen, zo staan wij ook in dit debat. Daar gaat het om. De onafhankelijke positie van het EHRM in Straatsburg willen wij totaal niet aantasten. Wij willen die zelfs versterken. Er is echter sprake van een aantal principes waarlangs het Hof zelf wil werken. Daar mogen wij het met het Hof over hebben. De heer Franken heeft erover gesproken aan de hand van zijn drie punten. Hij analyseert daarin scherp wat er is gebeurd. Daar is dit een onderdeel van. Dat erken ik.

De heer Kox (SP): Ik word steeds blijer van de minister, maar dat is gebruikelijk.

Minister Opstelten: Ik weet niet of dat nu de bedoeling is.

De heer Kox (SP): Nee, maar het is toch mooi meegenomen. De minister stelt in antwoord op collega Kuiper dat het niet de weg naar codificatie is. Men wil dit in de verklaring opnemen, want dan wordt nog eens gezegd dat wij daaraan hechten. Ik doel dus op de subsidiariteit en de margin of appreciation. In de draft waar wij niet meer naar verwijzen, omdat die achterhaald is, stond nog wel dat dit principe gecodificeerd zou moeten worden, dat het een inclusion in de convention zou moeten betekenen en dat dit binneneen jaar zou moeten gebeuren. Daar is nu dus van afgestapt. In de verklaring staat gewoon dat wij aan die twee zaken hechten, maar wij gaan er de conventie niet vooraanpassen. Zo begrijp ik de minister goed?

Minister Opstelten: Dat is inderdaad de kern van onze positie. De margin of appreciation moet als een belangrijk ijkpunt voor het functioneren van het Hof duidelijk in de declaration worden opgenomen.

De heer Kox (SP): Maar niet gecodificeerd in de conventie?

Minister Opstelten: Ik zie het als een open norm. Dat heb ik ook tegen de heer Kuiper gezegd. Ik hanteer dit als uitgangspunt. Anders gaan wij de jurisprudentie beoordelen, codificeren en toch op de stoel zitten van degene die de doctrine zelfmoet formuleren.

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 44

De heer Kox (SP): Ik tel mijn zegeningen; als het niet klopt, hoor ik het wel vanachter de regeringstafel. (...) 6: Er komt weliswaar een vermelding in de verklaring van Brighton over het belang van een margin of appreciation en subsidiariteit, maar we gaan het niet codificeren in de Conventie, want dat is veel te complex en niet nodig, en het zou een verkeerd signaal kunnen zijn.

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 44

Minister Opstelten: Vooruitlopend op mijn appreciatie van de motie – daar kom ik aan het slot van mijn beantwoording aan toe –herhaal ik dat het kabinet ook pleit voor een stevige verankering van het beginsel, de doctrine, dat het Hof zelf heeft geformuleerd, namelijk het beginsel van de subsidiariteit en de margin of appreciation. Ik bepleit continue stevige waakzaamheid van het Hof op dit punt, zoals de heer Schrijver ook heeft gezegd. Ik ben de heer Kox er erkentelijk voor dat hij in twaalf punten nog een keer precies heeft aangegeven wat onze bijdrage is geweest. Dat is iets om te onthouden voor later. Dank. (p. 48)

Handelingen I 2011-2012, nr. 22 - blz. 49        

Minister Opstelten: Dan kom ik tot slot bij de motie. Ik herhaal dat ik het u niet kwalijk neem dat er een motie wordt ingediend, maar ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt dat wij zeggen: na dit debat, waarvan wij ook het gevoel hebben dat je duidelijk bent ten opzichte van elkaar, zou dat op zichzelf voldoende moeten zijn. Maar ik vind het respectabel van de Kamer, ook met de motivering waarom u dat doet. U zou ons namelijk moeten vertrouwen dat wij gewoon doen wat wij zeggen. Zo kent u ons ook. Dat kan nooit de reden van de motie zijn. Toch kunnen wij leven met deze motie. Laat ik dat ook zeggen, want het zou jammer zijn om bij zo'n onderwerp het woord "overbodig" te hanteren. Dat doe ik dus niet, voor alle duidelijkheid, maar u neemt het mij niet kwalijk dat ik dit zeg. Ik wil toch nog eens even over de margin of appreciation zeggen dat wij het koesteren dat die door de rechter zelf is gecodificeerd – of beter: geformuleerd, want anders wordt het gevaarlijk voor de discussie – en dat wij vinden dat die ook duidelijk moet worden geborgd. Er mag geen enkel misverstand over bestaan dat wij daarover ook voortdurend het woord zullen voeren met iedereen, zoals de heer Kox ook zei, die wij tegenkomen in dit verband. Daarmee willen wij deze motie graag ondersteunen.


Brondocumenten


Historie