33.171

Implementatie richtlijn bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties



Dit wetsvoorstel implementeert EG-richtlijn (2011/7/EUPDF-document) ter bestrijding van betalingsachterstanden bij handelstransacties in Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek. Hierdoor krijgen schuldeisers uit het midden-en kleinbedrijf meer mogelijkheden om betalingssachterstand tegen te gaan.

Voor handelstransacties tussen ondernemingen geldt een maximale betaaltermijn van 60 dagen. De overheid moet voortaan haar facturen binnen 30 dagen betalen. De mogelijkheden om bij overeenkomsten af te wijken van de (hoogte van) wettelijke rente bij te late betalingen wordt voor overheden verder beperkt.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK 33.171, A) is op 5 juli 2012 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 11 december 2012 als hamerstuk afgedaan.


Kerngegevens

ingediend

9 februari 2012

titel

Wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek en enkele andere wetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2011/7/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 februari 2011 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties (PbEU L48/1)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Veiligheid en Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.


Hoofdlijnen

De belangrijkste, aanvullende instrumenten ter bestrijding van betalingsachterstand zijn:

  • a. 
    een minimumvergoeding van 40 euro voor invorderingskosten;
  • b. 
    een maximumbetaaltermijn voor overheidsinstanties van in beginsel 30 dagen;
  • c. 
    een maximumbetaaltermijn voor handelstransacties tussen ondernemingen van in beginsel 60 dagen;
  • d. 
    een maximum verificatieperiode van in beginsel 30 dagen;
  • e. 
    een verhoging van de wettelijke handelsrente met 1 procentpunt;
  • f. 
    het stellen van grenzen aan de contractsvrijheid met de introductie van een regeling van kennelijk onbillijke contractbepalingen en kennelijk onbillijke praktijken.

Documenten

21