T01532

Toezegging Schriftelijk informeren over nareisbeleid (31.549)



De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Strik (GroenLinks), toe de Kamer schriftelijk te informeren over het gevoerde overleg met vluchtelingenorganisaties over het aangescherpte nareisbeleid. De minister betrekt hierbij ook het huidige criterium dat een gezinsband moet bestaan ten tijde van het vertrek uit het herkomstland.


Kerngegevens

Nummer T01532
Status voldaan
Datum toezegging 15 mei 2012
Deadline 1 januari 2013
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Gezinsherenigingsrichtlijn
nareisbeleid
nationale visa
Vreemdelingenwet
Kamerstukken Invoering visumplicht voor vreemdelingen (31.549)


Uit de stukken

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 9

Mevrouw Strik (GroenLinks): Graag vraag ik aandacht voor twee aspecten van het nareisbeleid die volgens mijn fractie eveneens strijdig zijn met de Gezinsherenigingsrichtlijn, namelijk de extra eis van de feitelijke gezinsband en de eis van samenwonen op het moment van vertrek uit het herkomstland. Als een kind tijdelijk elders is ondergebracht, mag het zich daarna niet meer met de ouders herenigen. Ook de wijze waarop dit wordt getoetst, wekt niet de indruk dat de belangen van het kind centraal staan. Kinderen, hoe klein ook, worden apart gehoord op de ambassade, met soms wel 60 tot 80 vragen. Inconsistenties, zoals in antwoorden op vragen naar de jurk van de moeder tijdens het trouwfeest, vormen voldoende reden voor een weigering, ook als men aan de hand van DNA-materiaal de gezinsband kan aantonen. Kan de regering aangeven op grond waarvan ze deze praktijk in overeenstemming acht met de richtlijn?

De voorwaarde dat de gezinsband moet hebben bestaan tijdens het vertrek uit het herkomstland pakt bizar uit voor echtgenoten. Ik denk bijvoorbeeld aan Somaliërs die elkaar pas hebben leren kennen na hun vlucht in een vluchtelingenkamp. De Gezinsherenigingsrichtlijn staat deze extra voorwaarde niet toe, maar draagt juist op om gezinsleden van vluchtelingen beter te behandelen dan anderen. In Nederland is precies het tegenovergestelde aan de hand. Graag krijg ik een reactie op deze twee specifieke punten.

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 21

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ik heb een aantal punten genoemd die verband houden met de Gezinsherenigingsrichtlijn. Ik heb daarop geen reactie gekregen. Ik weet dat de regering de richtlijn wil aanpassen, maar ik ga er voorlopig van uit dat wij het gewoon moeten doen met de richtlijn zoals die nu is. Tot nu toe zijn er weinig tekenen dat deze op korte termijn zal veranderen. Mijn verzoek aan de regering zou zijn: ga nu eens bezien op welke punten het huidige beleid en de toekomstige voornemens in lijn zijn te brengen met de richtlijn zoals wij die nu kennen. Het heeft voor niemand zin als wij het steeds maar weer laten uitdraaien op kostenveroordelingen en procedures, en wij steeds weer het lid op de neus krijgen. Ik vind dat niet getuigen van loyaliteit ten aanzien van het Unierecht. Ik denk daarbij aan wat ik heb aangegeven: de eis voor gezinsleden van asielstatushouders dat zij moeten hebben samengewoond. Er moet een feitelijke gezinsband zijn. Ook al kan een kind aan de hand van DNA aantonen dat het een kind is van de ouders die hier zijn, kan toch worden geweigerd dat het hier naartoe komt, omdat er geen sprake meer zou zijn van een feitelijke gezinsband. De richtlijn staat dat niet toe. Er staat nergens in de richtlijn dat die mogelijkheid er is. Een ander punt is dat Nederland eist dat echtgenoten moeten hebben samengewoond ten tijde van het vertrek van de vluchteling uit het herkomstland. Ik heb een voorbeeld gegeven van mensen die elkaar pas na hun vlucht hebben leren kennen in een vluchtelingenkamp. Het geeft geen pas om de echtgenoot niet de mogelijkheid te geven zich hier bij de vluchteling te voegen. Sterker nog, de minister heeft in zijn eerste position paper ten aanzien van de Commissie ervoor gepleit dat de richtlijn zo zou worden veranderd dat die eis mogelijk zou worden gemaakt. Daarmee gaf hij impliciet aan dat hij weet dat het nu niet mag. Ik begrijp dat de minister daar nu niet onmiddellijk op in kan gaan, maar ik zou heel graag de toezegging willen dat hij op deze punten schriftelijk nader zal ingaan. Dat geldt ook voor een ander punt, de afhaaltermijn die de minister verkort, en voor het punt dat onjuiste gegevens uit een vorige verblijfsprocedure niet mogen worden tegengeworpen in een gezinsherenigingsaanvraag. Ik zou heel graag willen dat de minister daar schriftelijk nader op ingaat.

Handelingen I 2011-2012, nr. 29, item 4 - blz. 28-29

Minister Leers: Mevrouw Strik heeft gevraagd om mijn reactie op de kritiek naar aanleiding van het nareisbeleid. Deze kritiek had te maken met DNA en het horen van kinderen. Ik heb strengere maatregelen genomen ten aanzien van het nareisbeleid met betrekking tot Somaliërs. Ons was gebleken dat daar in veel gevallen fraude ontstond. Wij hebben ons beleid aangescherpt. De kritiek is ontstaan dat dit aangescherpte beleid ertoe geleid heeft dat het nareizen bijna onmogelijk is gemaakt. Ik heb mij die kritiek aangetrokken. Ik heb meteen ook gezegd dat ik wilde uitzoeken in hoeverre deze kritiek klopt. Ik ben samen met de vluchtelingenorganisaties in Nederland in overleg getreden en ben met hen aan het bekijken hoe wij op een zo goed mogelijke wijze toch invulling kunnen geven aan onze wensen om fraude tegen te gaan, terwijl wij aan de kant niet het soort prohibitief moeten maken waardoor bijna niemand meer binnenkomt. Ik verwacht dat wij op korte termijn daarover overeenstemming bereiken. Ik zal de Kamer daarover schriftelijk informeren. Ik ga zelf binnenkort naar Kenia. Ik zal in Nairobi bekijken hoe het allemaal werkt. Ik heb de Tweede Kamer beloofd om verslag te doen van mijn ervaringen. Ik zal dit verslag ook doen toekomen aan de Eerste Kamer.

Mevrouw Strik (GroenLinks): Ik ben erg blij met die toezegging. Ik ben er ook heel blij mee dat de minister dit zich aantrekt en dat hij samen met VluchtelingenWerk op zoek gaat naar een oplossing. Als de minister schriftelijk overleg zal voeren over dit onderwerp, zal hij ook moeten kijken naar het criterium dat er een gezinsband moest bestaan ten tijde van vertrek uit het herkomstland, omdat daar wel heel bizarre situaties ontstaan met echtgenoten.

Minister Leers: Zeker. Dat betrek ik er ook bij.


Brondocumenten


Historie