In het debat van 11 december 2012 over de Wet aanpassing bestuursprocesrecht hadden diverse woordvoerders kritiek op onder meer het in het wetsvoorstel vastgelegde relativiteitsvereiste. Dit vereiste houdt in dat alleen mensen die door een besluit rechtstreeks in een belang worden geraakt, bezwaar kunnen aantekenen of in beroep kunnen gaan. Ook hadden senatoren veel vragen over het nieuwe artikel 6:22, waardoor vormfouten in overheidsbesluiten door de vingers kunnen worden gezien als de belanghebbende er geen nadeel van ondervindt. In het debat werd ook gesproken over de in het regeerakkoord vastgelegde samenvoeging van de hoogste bestuursrechters in Nederland: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB).
Namens de regering voerden minister Opstelten van Justitie en de regeringscommissaris voor algemene regels van bestuur Scheltema het woord. Minister Opstelten zegde toe voor de stemming van het wetsvoorstel op 18 december 2012 de Kamer per brief nader te informeren over de in het debat geuite vragen en bezwaren.
Vormfouten
Senator Lokin-Sassen (CDA) merkte op, mede namens de fracties van de SGP en de PVV, dat hoewel vereenvoudiging op zichzelf kan worden toegejuicht, het de vraag is of het voorstel dit bereikt. Bij het artikel 6:22 heeft zij principiële bezwaren tegen het feit dat een onrechtmatig genomen besluit in stand kan blijven wanneer belanghebbenden daar niet zelf door benadeeld worden. Bovendien beperkt dit de bevoegdheid van de rechter om in dergelijke gevallen de burger rechtsbescherming te bieden. Zij pleitte ervoor dat het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen de mogelijkheid houdt om een nieuw, rechtmatig besluit te nemen. Senator Beuving (PvdA) merkte op dat dit artikel een verkeerd signaal geeft aan de bestuurder; die loopt nu minder kans om door de rechter op de vingers te worden getikt bij een onrechtmatig besluit. Zij vroeg of het denkbaar is dat de rechter serieuze inhoudelijke gebreken passeert, zonder dat die hebben geleid tot benadeling van de betrokken burger. Regeringscommissaris Scheltema merkte hierover op dat het artikel is bedoeld om kleine vormfouten te kunnen negeren. Serieuze schendingen van het recht kunnen volgens Scheltema in principe niet onder artikel 6:22 vallen, aangezien daarbij altijd sprake zal zijn van een benadeling van de belanghebbende.
Relativiteitseis
Senator De Boer (GroenLinks) gaf aan sterk bezwaar te hebben tegen het in het wetsvoorstel opgenomen relativiteitseis. Zij achtte het een beperking van de rechtsbescherming van de burger dat burgers zich alleen met succes kunnen beroepen op een voorschrift dat tot doel heeft hun specifieke belang te beschermen. Bovendien kan volgens De Boer een onrechtmatig besluit in stand blijven wanneer er aan het relativiteitsvereiste niet is voldaan, hetgeen volgens haar zeer schadelijk is voor het bestuursrecht. Regeringscommissaris Scheltema gaf aan dat dit een punt is waarover vele bestuursrechtexperts van mening verschillen.
Visie op het bestuursrecht
Senator Engels (D66) gaf aan dat met alle aanpassingen van het bestuursprocesrecht in de afgelopen jaren de grenzen van het bevattingsvermogen van bestuur en rechter zijn bereikt. Zijns inziens is er dringend behoefte aan een meer algemene visie op de ontwikkeling van het bestuursrecht in verhouding tot het burgerlijk recht. Volgens Engels stelt de regering zich met dit wetsvoorstel te voorzichtig op in het bevorderen van meer rechtseenheid. Ook senator Ruers (SP) gaf aan een fundamentele visie op het bestuursrecht te missen en merkte op dat hij het een "hap-snap bij elkaar geraapt voorstel" vindt, dat onwaardig is voor de Eerste Kamer. Ook vroeg Ruers om een oplossing voor de conflicten tussen het bestuursrecht en burgerlijk recht.
Samenvoeging hoogste bestuursrechters
Het wetsvoorstel behelst een beperkte herverdeling van de bevoegdheden van de hoogste bestuursrechters: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de Centrale Raad van Beroep en het College van Beroep voor het Bedrijfsleven. In het regeerakkoord is opgenomen dat de regering voornemens is deze gerechten samen te voegen in één zogeheten 'grote kamer'. De Raad van State zal daarbij worden gesplitst in een rechtsprekend deel en een adviserend deel. Senator Beuving (PvdA) vroeg welke gevolgen dit voornemen heeft voor het voorliggende wetsvoorstel. Senator Duthler (VVD) vroeg of de regering wil overwegen ook het Gerechtshof Leeuwarden -de hoogste bestuursrechter voor administratieve verkeersboetes- te betrekken bij deze samenvoeging. Verder verwachtte zij van minister Opstelten dat hij zorgvuldig en binnen afzienbare tijd overleg zal voeren met minister Plasterk van Binnenlandse Zaken.
Antwoord regering
In zijn beantwoording gaf minister Opstelten aan dat de regering met het wetsvoorstel bestuurlijk ‘gepingpong’ tussen rechter en bestuurder wil voorkomen. Hij gaf aan de Eerste Kamer in februari 2013 te informeren over het programma 'Kwaliteit en Innovatie van de rechtspraak', waarover hij in overleg is met de Raad voor de rechtspraak. Dit programma beoogt de procedures in het burgerlijk procesrecht en het bestuursprocesrecht te vereenvoudigen en ook te versnellen. Ten aanzien van de samenvoeging van de hoogste bestuursrechters merkte de minister op dat het voordeel hiervan is dat specifiek aandacht kan worden besteed aan de rechtsvraag, en dat voor de praktijk meteen duidelijk is dat het om een belangrijke uitspraak gaat. Over het eventueel onderbrengen van de hoogste bestuursrechters in de Hoge Raad zal minister Opstelten in overleg treden met zijn collega Plasterk van Binnenlandse Zaken. Hij zal de Kamer hierover in het voorjaar informeren.
Tot slot merkte minister Opstelten op dat hij voor de stemming op 18 december 2012 per brief zal reageren op de vragen over artikel 6:22 en relativiteitsvereiste.
Deel dit item: