Debat wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs



De Eerste Kamer heeft op 18 juni 2013 plenair gedebatteerd met minister Bussemaker van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de Wijziging Wet educatie en beroepsonderwijs inzake het bevorderen van meer doelmatige leerwegen in het beroepsonderwijs.  Dit wetsvoorstel verkort en intensiveert hbo- en mbo-opleidingen. Ook voert het wetsvoorstel entreeopleidingen in die leerlingen binnen vier maanden toetsen op geschiktheid voor de opleiding en stelt het voor bepaalde niveaus vooropleidingseisen. Tijdens het debat werd de motie-Ganzevoort (GroenLinks) c.s. over het monitoren van de gevolgen van de bezuiniging op de kenniscentra voor beroepsonderwijs ingediend. Deze motie heeft de steun van de minister. Op 25 juni 2013 wordt over het wetsvoorstel en de motie gestemd.

Kwalitatief onderwijs

Senator Bruijn (VVD), die zijn maidenspeech hield, merkte op dat het wetsvoorstel geen mogelijkheid biedt voor bekostiging op basis van kwaliteitsindicatoren, zoals leerwinst, tevredenheid of baangarantie. Ook vroeg Bruijn naar de mogelijkheden om flexibel en creatief om te gaan met de urennorm door bijvoorbeeld buiten het lesgebouw les te geven. Bruijn vroeg de minister om de uitkomst van de door de Tweede Kamer gevraagde evaluatie van de urennorm ook toe te sturen aan de Eerste Kamer. Dit zegde minister Bussemaker toe.

Ook senator Backer (D66) merkte op dat de kwaliteit van docenten, de onderwijsfaciliteiten en de begeleiding belangrijkere elementen zijn dan de urennorm (of: het urengetal).  Ten aanzien van de voorgestelde verkorting van hbo- en mbo-opleidingen vroeg Backer of lesstof ongestraft gecomprimeerd kan worden. Volgens de senator moet onderwijstijd van studenten zo goed mogelijk worden besteed en mag het niet zo zijn dat een verkorting van de opleiding leidt tot minder kwaliteit. 

Senator Sörensen (PVV) stelde dat leerlingen en docenten hebben aangegeven juist blij te zijn met een verkorting van de opleiding en een snellere doorstroming naar de arbeidsmarkt. De senator uitte zijn bezwaar tegen het feit dat scholen kunnen afwijken van de urennorm zolang de resultaten en de kwaliteiten in orde zijn. Dit is volgens Sörensen slecht te controleren en dus niet handhaafbaar.  Ook vroeg de senator waarom het wetsvoorstel geen aandacht besteedt aan overhead -kosten.

Senator Gerkens (SP) die haar maidenspeech hield, benadrukte de belangrijke plaats van het mbo in het Nederlandse onderwijssysteem. Volgens de senator leven er in de praktijk wel degelijk zorgen over de gevolgen van de verkorting van de onderwijsduur.  Leerlingen moeten de ruimte hebben om eventueel te wisselen van opleiding of een tweede opleiding te volgen, ook als zij te boek staan als 'zwakke student'.  De senator vroeg waarom de 150 miljoen euro die scholen specifiek voor kwaliteitsverbetering krijgen, niet is geoormerkt.  Minister Bussemaker gaf aan dat instellingen een totaalbedrag krijgen dat zij zelf rechtmatig en doelmatig moeten besteden. Voor het entreejaar krijgen instellingen meer budget dan voor de andere jaren.

Over het verkorten en intensiveren van opleidingen stelde minister Bussemaker dat hiermee expliciet tegemoet wordt gekomen aan de wens van studenten voor vollere programma's en meer begeleiding. Bovendien heeft het de steun van de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs en Bedrijfsleven. Door de opleidingen te verkorten, wordt het interessanter gemaakt om door te stromen van het mbo naar het hbo en van het hbo naar het wetenschappelijk onderwijs. Voor opleidingen waarbij verkorting niet mogelijk is, wordt een uitzondering gemaakt.  Over de urennorm merkte de minister op dat er voorlopig voor de zekerheid wordt vastgehouden aan de norm, maar dat deze niet bepalend is voor het meten van de kwaliteit. Wanneer er van deze norm wordt afgeweken, controleert de Onderwijsinspectie de kwaliteit op basis van de tevredenheid van studenten, de uitstroom en de tevredenheid van de werkgevers van de afgestudeerden. Instellingen zijn redelijk vrij in de precieze invulling van de urennorm.

Cascade

In het debat vroeg senator Bruijn (VVD) naar het in de memorie van toelichting opgenomen financiële plaatje. Een latere invoering van de cascade (het sneller laten doorstromen van studenten) heeft volgens de senator negatief effect op de verwachte kostenreductie. Bruijn vroeg de minister om dit mee te nemen in de voorbereiding van de definitieve AMvB. Minister Bussemaker stelde dat een invoering van de cascade per 1 september 2014 geen effect heeft op de geboekte opbrengsten. Ook antwoordde zij senator Bruijn dat het extra geld voor het eerste jaar is bedoeld om studenten juist in die beginnende, kritieke fase van hun studie extra te kunnen begeleiden.

Diploma voor ervaringsdeskundigen

Senator De Vries-Leggedoor (CDA) vindt het wetsvoorstel een verbetering van de huidige situatie. Zij vroeg wel of de minister een oplossing ziet voor de situatie dat ervaringsdeskundigen nu niet meer de mogelijkheid hebben om via een bekostigd extraneus-traject een mbo-2-kwalificatie te halen.  Dit traject houdt in dat kandidaten met voldoende kennis en ervaring in de onderwerpen waarin ze geëxamineerd worden, direct examen kunnen doen en geen lessen hoeven te volgen of stage hoeven lopen. De senator noemde hierbij het voorbeeld van gastouders die met jarenlange ervaring in de kinderopvang toch weer gedwongen terug zouden moeten naar de klas.

Ook senator Linthorst (PvdA) vroeg naar het extraneus-examen voor ervaringsdeskundigen. De senator vroeg of er mogelijkheid is om kandidaten alleen de kostprijs van het examen te laten betalen. Minister Bussemaker merkte op dat de mogelijkheid om een extraneus-examen af te leggen blijft bestaan, maar dat de kosten hiervoor voor rekening komen van de kandidaat zelf. Nu krijgen opleidingen 3000 euro betaald per examen. De examenkosten die kandidaten straks moeten betalen, zullen hier ver onder liggen. In de evaluatie van het wetsvoorstel zal worden bekeken of de prijzen van extraneus-examens binnen de perken blijven. Ook zegde de minister toe dat er over deze examens overleg zal plaatsvinden met de MBO-raad.

Verder vroeg senator Linthorst hoe er wordt omgegaan met jongeren die tot twee keer toe een entree-opleiding niet met goed gevolg afronden en vervolgens door het mbo worden geweigerd. Minister Bussemaker  merkte op dat het budget van entreeopleidingen extra ruimte bevat voor het begeleiden van deze leerlingen. Wanneer het een leerling niet slaagt voor een entree-opleiding, dan wordt hij of zij uitgeschreven en in samenwerking met de gemeente en jeugdzorg begeleid naar de arbeidsmarkt.

Kenniscentra voor beroepsonderwijs

Ook senator Ganzevoort (GroenLinks) merkte op dat verkorting van de opleiding kan leiden tot kwaliteitsverlies en dat de urennorm alleen een kwantitatieve norm biedt. Ganzevoort uitte zijn zorgen over het voornemen om 80% te bezuinigen op kenniscentra die de aansluiting van het beroepsonderwijs op de arbeidsmarkt moeten bevorderen. De senator diende een motie in die de regering verzoekt te monitoren of als gevolg van deze bezuiniging de aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt nog wel adequaat blijft en de minister opdraagt zo nodig maatregelen te nemen. Minister Bussemaker gaf aan dat zij de effecten van deze bezuiniging zal monitoren en dat zij zeer bereid is om maatregelen te nemen indien nodig.


Deel dit item: