Beleidsdebat over privacy en het toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten



De Eerste Kamer heeft op dinsdag 23 september 2014 een beleidsdebat gevoerd met minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) en staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie). Het beleidsdebat was gericht op privacy en het toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Tijdens het debat werd door de woordvoerders  gerefereerd aan de deskundigenbijeenkomst over cyberintelligence en publiek belang van mei dit jaar. Op 7 oktober 2014 wordt gestemd over de zeven moties die tijdens het debat werden ingediend.

Dienstbare intelligence service

Senator Franken (CDA)  betoogde in het debat dat de technologische ontwikkelingen in de telecommunicatie ertoe hebben geleid dat er een volstrekt onvoorziene hoeveelheid data kan worden verzameld, bewaard, geordend en doorzocht. Bovendien zijn er volgens Franken maar enkele voorbeelden bekend waarin zaken zijn opgelost met behulp van meta-data, die overigens zeer privacy gevoelig zijn. De senator vroeg of de nature of society dusdanig is veranderd dat we moeten accepteren dat we leven in een surveillance staat of zelfs een controlestaat. Franken betoogde dat vrije meningsuiting, bescherming van persoonlijke levenssfeer en vertrouwelijke communicatie oud verworven rechten zijn die niet zomaar mogen worden beperkt. Een intelligence service  moet volgens Franken dienstbaar zijn aan een democratische samenleving en dus onder parlementaire en justitiële controle worden geplaatst. Hij pleitte ervoor dat de expertise het doorslaggevend criterium wordt voor de bemensing van de commissie-Stiekem. Ook vroeg Franken waarom de door het Europees Hof van Justitie onrechtmatig verklaarde Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) nog steeds wordt gehandhaafd.

Senator Franken diende een motie in die de regering verzoekt om de wetgeving in lijn te brengen met het EVRM en EU-wetgeving, om te voorkomen dat de communicatie van onschuldige burgers grootschalig wordt gesurveilleerd en om burgers te beschermen tegen observatie die in strijd is het EVRM en andere rechtsstatelijke waarborgen. Minister Plasterk ontraadde deze motie omdat deze ook ziet op toekomstige wetgeving en omdat de motie spreekt over 'onschuldige' burgers terwijl de inlichtingendiensten niet in dergelijke termen denken.

Technische mogelijk versus ethisch onwenselijk

Senator Gerkens (SP) bepleitte het belang van de bescherming van privacy en het recht op het geheimhouden van privé-informatie. De decentralisering van overheidstaken en de vergaande digitalisering van privégegevens (zoals het medisch dossier) zorgen er voor dat gemeenteambtenaren zonder geheimhoudingsverplichting toegang krijgen tot grote hoeveelheden gevoelige informatie, aldus de senator. Gerkens betoogde dat de techniek alsmaar vooruit gaat maar dat de waarborgen voor privacy niet meegroeien. Het toezicht op aftapping door geheime diensten is vooral een toets is op wettelijke naleving, maar er zou eigenlijk breder juridisch en technisch toezicht moeten plaatsvinden. Gerkens vroeg of de regering concreet het nut van het gebruik van de apparatuur voor bijvoorbeeld terrorismebestrijding kan aantonen. Zij betoogde dat wat technisch mogelijk is onwenselijke kanten hebben en pleitte voor een ethische commissie die het opslaan en bewaren van meta-data onderzoekt.  Ook vroeg de senator om de visie van de regering op het omgaan met de door diverse organisaties verzamelde data en om een actieve inzet op awareness  van veiligheidsrisico's op internet.

Senator Gerkens diende een motie in die de regering verzoekt het Rathenau Instituut een onderzoek te laten doen naar de wenselijkheid van een adviescommissie over de ethische kant van de digitalisering van de samenleving. Staatssecretaris Teeven stelde dat hij de wens van de Kamer aan de WRR zal overbrengen maar ziet geen reden om daar nu het RI op te zetten. Hij ontraadde derhalve de motie.

Onthutsend beeld IT-infrastructuur

Senator De Vries (PvdA) haalde aan dat er tijdens de expertmeeting een onthutsend beeld is geschetst van de huidige staat van IT-infrastructuur en de waarborgen tegen misbruik. De Vries vroeg of de regering de conclusie deelt dat het internet een volstrekte surveillance-omgeving is geworden en vroeg of Nederland (en Europa) niet harder moet optreden tegen de moedwillige ondermijning van internet-veiligheid door bedrijven en veiligheidsdiensten uit de Verenigde Staten. De senator haalde aan dat veiligheids- en inlichtingendiensten kwetsbaarheden in het systeem met opzet verhullen om daar zelf ook gebruik van te kunnen maken. De senator vroeg of de regering het eens is met de stelling van Willem Witteveen dat het algemeen belang om die risico's te kennen hier zwaarder moet wegen dan het belang van de diensten. De Vries vroeg in hoeverre de verschillende inlichtingen- en veiligheidsdiensten voldoende op elkaar zijn afgestemd en of de onthullingen van de heer Snowden ook voor hen een verrassing waren. De senator pleitte voor het uitbreiden van de 'commissie Stiekem' tot een gezamenlijke commissie van de Tweede en Eerste Kamer, voorzien van permanente ambtelijke ondersteuning. 

Senator De Vries diende een motie in die de regering verzoekt onderzoek te doen naar de onafhankelijkheid en betrouwbaarheid van de werkzaamheden (zoals vastgelegd in beveiligingsprotocollen) van inlichtingenorganisaties. Staatssecretaris Teeven gaf aan dat hij de Kamer voor de stemming op 7 oktober zal informeren over dit punt.

Daarnaast diende De Vries een motie in die de regering verzoekt om inlichtingen- en veiligheidsdiensten ertoe aan te zetten om door hen aangetroffen kwetsbaarheden in internetsystemen altijd te melden aan betrokkenen. Minister Plasterk gaf aan dat dat hij de motie ziet als ondersteuning van zijn beleid en liet het oordeel over de motie aan de Kamer.

Tot slot diende De Vries een motie in die de regering verzoekt met kracht na te streven dat niet alleen privacy rechten van burgers uit eigen land, maar ook uit andere landen, worden gewaarborgd. Hiertoe dient overleg plaats te vinden in EU-verband en in bilateraal verband met de Verenigde Staten. Minister Plasterk gaf aan dat dat hij de motie ziet als ondersteuning van zijn beleid en liet het oordeel over de motie aan de Kamer.

Nadruk op doelmatigheid

Senator Duthler (VVD) vroeg welke acties de regering heeft ondernomen naar aanleiding van de onthullingen van Snowden en of de rechtsbescherming van de burger inmiddels is verbeterd. Zij gaf aan dat haar fractie blij is met initiatieven als The Hague Security Delta en het Nationaal Cyber Security Centrum, waar overheid en bedrijfsleven nauw met elkaar samenwerken. Duthler vroeg naar de status van de wetsvoorstellen Computercriminaliteit III en Meldplicht datalekken. Duther betoogde dat de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) niet alleen toezicht zou moeten houden op de rechtmatigheid, maar ook op de doelmatigheid van de uitoefening van bevoegdheden. Ook stelde de senator dat Nederland in Europa een voortrekkersrol speelt als het gaat om cybersecurity en de aanpak van cybercrime, maar dat de bestrijding van identiteitsfraude beter kan. Duthler vroeg wat de regering gaat doen aan de betrouwbaarheid van DigiD en hoe ze de onderzoeksresultaten van de DigiNotar-zaak gebruikt. Ook vroeg de senator hoe de regering aankijkt tegen de aanbevelingen van de commissie-Dessens voor het aanpassen van de Wiv.

Senator Duthler diende een motie in die de regering verzoekt snel alternatieven te ontwikkelen voor DigiD. Minister Plasterk liet het oordeel over deze motie aan de Kamer, maar merkte daarbij op dat hij niet voor het eind van dit jaar in staat zal zijn om een mogelijk alternatief te presenteren.

Onafhankelijk toezicht

Senator Strik (GroenLinks) haalde aan dat de NSA sinds het ECHELON-schandaal eind jaren zijn programma's verder heeft uitgebreid en sinds 2007 met PRISM inlichtingen vergaart uit persoonsgegevens via een reeks grote Amerikaanse internetbedrijven. De onthullingen van Snowden hebben aangetoond hoe verstrekkend deze praktijken zijn. De senator vroeg welke criteria worden verbonden het verzamelen en uitwisselen van data door inlichtingen- en veiligheidsdiensten en welke aanpassingen aan wet- en regelgeving nodig zijn om naleving van die criteria te waarborgen. Strik gaf aan dat zij de aanbeveling van de evaluatiecommissie van de Wiv steunt om niet langer de techniek, maar de mate van indringendheid van de inbreuk op de privacy leidend te laten zijn voor deze waarborgen. De senator vroeg hoe het kan dat de NSA toegeeft dat er geen enkele aanslag is verijdeld door massasurveillance, maar dat de CTIVD meldt dat PRISM in 2013 26 aanslagen wist te verijdelen. Ook Strik pleitte voor een doelmatigheidstoets door de CTIVD.

Senator Strik diende een motie in die de regering vraagt te onderzoeken of er onafhankelijk toezicht nodig is op overheidsinstantie die niet onder het toezicht van de CTIVD vallen. Staatssecretaris Teeven betoogde dat dit onafhankelijk toezicht al is belegd bij het College Bescherming Persoonsgegevens en ontraadde de motie. 

Digitale democratie

Senator Van Boxtel (D66) vroeg hoe de minister van Binnenlandse Zaken de huidige digitale ontwikkelingen ziet in relatie tot de representatieve democratie en de democratische rechtsorde. Volgens Van Boxtel worden privacy en veiligheid teveel gezien als een tegenstelling, terwijl privacy juist een vorm is van persoonlijke veiligheid. De senator stelde dat de onthullingen van Snowden duidelijk hebben gemaakt dat het debat in Nederland over de werkwijze van de diensten, de juridische inbedding van de bevoegdheden en de organisatie van het toezicht op de diensten hoognodig is. Van Boxtel vroeg of de door de CTIVD geconstateerde onrechtmatigheden in het werk van de diensten eerst worden verholpen voordat wordt overgegaan tot het uitbreiden van de bevoegdheden van de diensten. Ook vroeg hij om nadere toelichting van het kabinet over het onderscheid in de Wiv tussen kabelgebonden en niet-kabelgebonden interceptie. Daarnaast vroeg Van Boxtel om een standpunt van de bewindslieden over de inzet van deze sleepnetmethodes bij grote en drukbezochte webfora.  Hij vroeg of het kabinet van plan is om een "kosten-batenanalyse" te maken van grootschalig en ongericht verzamelen van communicatiegegevens door de diensten. Ook pleitte hij ervoor dat de leden van de commissie-Stiekem (CIVD) over specifieke deskundigheid dienen te beschikken, zodat zij een goede countervailing power zijn voor de regering.

Balans tussen privacy en veiligheid

Minister Plasterk (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) stelde dat het niet mogelijk is om precies aan te geven hoeveel aanslagen er zijn verijdeld door het verzamelen van meta-data maar dat het cruciaal is om hierop in te blijven zetten. De balans tussen het recht op privacy enerzijds en de kerntaak van de overheid om haar onderdanen te beschermen tegen dreigingen anderzijds is volgens de minister vastgelegd in de Wiv. De minister gaf aan dat hij geen informatie kan verschaffen over specifieke gevallen vanwege het veiligheidsrisico. Burgers moeten geïnformeerd worden over wat de diensten mogen doen, maar niet over wat de diensten daadwerkelijk doen, aldus de minister. Wel benadrukte hij dat de diensten alleen data verzamelen die zij mogen vergaren en dat er geen sprake is van het ongericht verzamelen grote bulken aan meta-data.

Plasterk refereerde in zijn betoog aan de brief aan de Eerste Kamer van maart dit jaar met de kabinetsreactie op rapport commissie Dessens. Hij zegde toe aan senator Franken (CDA) dat het nieuwe wetsvoorstel techniekonafhankelijk wordt en focust op het gedrag van mensen in plaats van het middel dat ze gebruiken. De aansturing van en het toezicht op inlichtingendiensten worden volgens Plasterk goed geregeld.  Hij stelde dat de Nederlandse diensten niets doen wat buiten hun bevoegdheid ligt en ook niet aan diensten in het buitenland vragen om dergelijke inlichtingen te verzamelen.

Plasterk stelde dat Nederland alleen rechtmatig verkregen informatie deelt met buitenlandse diensten. In de nieuwe Wiv zal worden vastgelegd dat bij het delen van informatie steeds een weging moet worden gemaakt van de rechtsstatelijkheid en de mensenrechtensituatie in dat land. In de nieuwe wet wordt daarbovenop nog vastgelegd dat het uitwisselen van gegevens een handtekening behoeft van de minister.

Plasterk stelde verder dat as Nederland in het buitenland bijvoorbeeld een telefoongesprek wil tappen, dat volgens in Nederland geldende regels moet. Het is volgens de minister niet uit te sluiten dat gegevens over Nederlandse burgers op servers worden opgeslagen die in het buitenland gevestigd zijn.

Diensten maken volgens de minister geen gebruik van zogeheten 'achterdeuren' in software, deze worden onmiddellijk gemeld aan betrokkenen als er een dreigend gevaar is voor nationale veiligheid. Gevallen die daar niet onder vallen, worden niet gemeld.  

Dataretentie

Staatssecretaris Teeven (Veiligheid en Justitie) stelde dat hij het pleidooi voor effectiviteit van maatregelen van harte ondersteunt. Volgens de staatssecretaris dwingt de uitspraak over de richtlijn dataretentie van het Europees Hof van Justitie het kabinet om goed na te denken over de noodzaak van maatregelen. Hierover is inmiddels voorlichting gevraagd aan de Raad van State. Wanneer deze voorlichting er is, zal het kabinet met een standpunt komen. De staatssecretaris was het niet eens met de stelling van senators De Vries (PvdA) en Franken (CDA) dat de implementatiewetgeving onrechtmatig is.

Teeven stelde dat er altijd jurisdictieconflicten zullen zijn bij het uitwisselen van gegevens voor justitiële doeleinden, maar dat hier (onder andere met de Verenigde Staten) intensief over wordt overlegd. Het uitgangspunt daarbij is het respecteren van elkaars rechtstelsels. De regering ziet dit punt als een belangrijke opdracht voor het EU-voorzitterschap in 2016.

Volgens de staatssecretaris zijn verkeersgegevens cruciaal om onderzoek te doen naar communicatie tussen verdachten. Het opvragen van verkeersgegevens is bovendien altijd minder inbreuk dan de zwaardere middelen die daarachter zitten. Hij benadrukte verder dat telefoontaps gericht en doelmatig worden ingezet. De laatste tijd steeds meer, vanwege de kosten die ermee gemoeid gaan. Aan senator Gerkens zei de staatssecretaris toe dat hij aan de bewindslieden van OCW welke mogelijkheden er nog meer zijn voor voorlichting aan jongeren over cybersecurity.

De staatssecretaris zei dat hij de discussie in het debat als aansporing ziet voor Veiligheid en Justitie om extra sterk in te zetten op de afronding van het onderhandelingsproces over het gegevensbeschermingsverdrag met de VS. Teeven hoopt eind 2014 duidelijkheid hierover te hebben.


Zie dossier: 


Deel dit item: