T02111

Toezegging Onderbouwing effectiviteit en noodzaak bewaarplicht telecommunicatiegegevens (31.145)



De minister van Veiligheid en Justitie zegt de Kamer, naar aanleiding van een aantal vragen en opmerkingen van de leden Duthler (VVD), ter Horst (PvdA), Koole (PvdA), Franken (CDA), Strik (GroenLinks) en Gerkens (SP) toe bij de onderbouwing van de wetswijziging bewaarplicht telecommunicatiegegevens de effectiviteit en noodzaak van de bewaarplicht nader uit te werken. 


Kerngegevens

Nummer T02111
Status voldaan
Datum toezegging 17 maart 2015
Deadline 1 januari 2016
Verantwoordelijke(n) Minister van Veiligheid en Justitie
Kamerleden mr. dr. A.W. Duthler (Fractie-Duthler)
prof. mr. H. Franken (CDA)
A.M.V. Gerkens (SP)
Dr. G. ter Horst (PvdA)
Prof.dr. R.A. Koole (PvdA)
mr. dr. M.H.A. Strik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen dataretentie
Kamerstukken Wet bewaarplicht telecommunicatiegegevens (31.145)


Uit de stukken

Conceptverslag van een mondeling overleg inzake ongeldigheid van de richtlijn dataretentie (2006/24/EG) en gevolgen voor de wet bewaarplicht telecommunicatiegegeven - blz. 6-7

Mevrouw Duthler (VVD):

[...] Hoe vaak hebben politie en justitie gegevens opgevraagd bij providers? Ik vraag dus naar de frequentie waarmee verkeersgegevens zijn opgevraagd. En welke misdrijven zijn daarmee opgehelderd? We hebben het immers over de effectiviteit van het wetsvoorstel. Wat hebben we eraan gehad in de afgelopen jaren? Het zou heel mooi zijn als we daarin inzicht zouden krijgen.

De heer Koole (PvdA):

[...] De derde vraag is wat de effectiviteit is geweest van de gang van zaken tot nog toe. Dat is namelijk het argument waarom het toch zou moeten, en daar zijn veel vraagtekens bij te zetten.

Conceptverslag van een mondeling overleg inzake ongeldigheid van de richtlijn dataretentie (2006/24/EG) en gevolgen voor de wet bewaarplicht telecommunicatiegegeven - blz. 10-12.

De heer Franken (CDA):

[...] Een derde punt is dat er een aantal voorbeelden wordt gegeven. Dat doet de minister improviserend. Wij hebben ook allerlei argumenten waaruit blijkt dat de wet helemaal niet effectief is geweest (...) Dat zou ook bij deze voorbeelden het geval kunnen zijn. Het is mogelijk dat die net zo goed of misschien zelfs wel beter op een andere wijze boven water gebracht of opgelost hadden kunnen worden.

Mevrouw Gerkens (SP):

Voorzitter. Het is een leuk lijstje van de effectiviteit, dat de minister even voorleest. Het zijn voorbeelden, maar ik ben daar niet door overtuigd. (...)Het lijkt me best verstandig als we eens een echt onafhankelijk onderzoek hebben naar de daadwerkelijke effectiviteit van een dergelijke wet en naar de vraag of de genoemde voorbeelden niet op een andere wijze opgelost hadden kunnen worden, voordat we doorgaan met het maken van nieuwe wetgeving met alle gevolgen van dien.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik kom nog even op de effectiviteit. Ik ben het eens met de vorige sprekers dat het weinig overtuigend is om een aantal voorbeelden te noemen. Het gaat natuurlijk over de verhouding, de grootschaligheid van de opslag van data versus de resultaten die dat oplevert. De minister noemt inderdaad een aantal voorbeelden. Hij verwijst ook naar de WODC-evaluatie die is geweest. Het WODC concludeert daarin echter juist dat er te weinig empirisch materiaal is om ook maar iets te zeggen over de effectiviteit. Dat is precies wat het College bescherming persoonsgegevens aangeeft en dat was feitelijk ook de conclusie van de Europese Commissie. We hebben dus tot de dag van vandaag nog steeds geen onderbouwing van de daadwerkelijke noodzaak van een dergelijke bewaarplicht voor de bestrijding van ernstige misdrijven.

Conceptverslag van een mondeling overleg inzake ongeldigheid van de richtlijn dataretentie (2006/24/EG) en gevolgen voor de wet bewaarplicht telecommunicatiegegeven -  blz. 15.

Mevrouw Gerkens (SP):

Wat ik zou willen zien in deze wet is het bewijs dat deze wet in die gevallen voor een oplossing heeft gezorgd en dat het niet op een andere wijze kan. Het voorbeeld dat de minister noemt, is geen argument. Ik begrijp dat de minister niet uitgebreid in kan gaan op dat soort zaken en vandaar mijn betoog om een aantal zaken nu eens onder de loep te nemen. Moest dit probleem zo worden opgelost of waren er alternatieven?

Minister Blok:

De vraag van mevrouw Gerkens is een logische vraag. Bij de onderbouwing van de wetswijziging, net door mij aangekondigd, is het logisch om dit soort voorbeelden nader uit te werken.

De voorzitter:

Dan stellen we vast dat in de nieuwe wet documentatie komt over dit punt. 


Brondocumenten


Historie