Debat over maatregelen tegen voetbalvandalisme



De Eerste Kamer heeft dinsdag 23 juni gedebatteerd met minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) over een wetsvoorstel voor de aanscherping van maatregelen ter bestrijding van voetbalvandalisme en ernstige overlast. Met dit wetsvoorstel krijgt de burgemeester de bevoegdheid om een gebiedsverbod, groepsverbod of meldplicht op te leggen; ook als iemand slechts één keer (first offender) betrokken is geweest bij groepsgewijze ordeverstoring of als hem een stadionverbod is opgelegd. Verder krijgt de strafrechter de bevoegdheid om een gebiedsverbod (bijvoorbeeld huisarrest) op te leggen. Bovendien wordt de maximale duur van de vrijheidsbeperkende maatregelen die de strafrechter kan opleggen verhoogd van 2 naar 5 jaar. Deze maatregelen hebben niet alleen betrekking op misdragingen met betrekking tot voetbal. Ook rond andere sporten, bij evenementen (zoals kermis, Koningsdag, Oud & Nieuw), bij wijkoverlast en bij uitgaansgeweld kunnen deze bevoegdheden worden ingezet.

Tijdens het debat hielden senatoren Van Dijk (SGP), Bikker (ChristenUnie), Markuszower (PVV) en Lintmeijer (GroenLinks) hun maidenspeech. Ook minister Van der Steur verdedigde voor de eerste keer een wetsvoorstel in de Eerste Kamer. Op 30 juni 2015 wordt over het wetsvoorstel gestemd.

Maatschappelijk onacceptabel

Senator Van Bijsterveld (CDA) stelde dat voetbalvandalisme en ernstige overlast maatschappelijk onacceptabel is. De senator vroeg de minister te reageren op de kritiek van de Raad van State dat het gebiedsgebod te ruim geformuleerd is. Zij vroeg ook waarom er een bepaling is opgenomen over private sancties, aangezien het in alle gevallen uiteindelijk de burgemeester is die oordeelt. Ook vroeg Van Bijsterveld of de regering kan aangeven of er genoeg mogelijkheden zijn om voetbalvandalisme in het buitenland aan te pakken en hoe de regering aankijkt tegen de suggestie om een algemeen stadionverbod te vervangen door een verbod om specifieke wedstrijden te bezoeken.   

Sherriff-ster van de burgemeester

Senator De Graaf (D66) vroeg of het verstandige ontwikkeling is dat de burgemeester steeds vaker het domein van het strafrecht betreedt. "De sheriff-ster prikt soms pijnlijk in de borst van de burgemeester die in de eerste plaats de bestuurlijke verbinder en burgervader of - moeder wil zijn." De Graaf stelde dat de motivering voor het wetsvoorstel enigszins "rammelt", aangezien het aantal incidenten sterk is afgenomen. Verder vroeg de senator waarom ook aan first offenders bestuurlijke sancties kunnen worden opgelegd en waarom het verzwaren van de gebiedsverboden en meldplichten ook voor andere vormen van overlast van toepassing zijn. De Graaf onderstreepte dat de private sanctie slechts een beginpunt is voor de afweging van de burgemeester en nooit een eindpunt. Hij vroeg in hoeverre de burgemeester afhankelijk is van private sancties als hij een bestuurlijk stadionverbod wil opleggen en in welke gevallen een burgemeester namens een andere burgemeester deze maatregel kan opleggen. Tot slot merkte De Graaf op dat het juridisch moeilijk verdedigbaar is dat een burgemeester op verzoek van een andere burgemeester een maatregel kan nemen buiten zijn territoriale bevoegdheid.      

Senator Schouwenaar (VVD) stelde dat voetbal de enige sport is die niet zonder hulp van de politie kan worden gespeeld. De senator merkte op dat de maatregelen uit het wetsvoorstel een positieve bijdrage zullen leveren aan het tegengaan van voetbalvandalisme. Schouwenaar verwacht niet dat het wetsvoorstel teveel ruimte geeft aan burgemeesters of leidt tot overmatig gebruik van de maatregelen. Wel vroeg hij naar de stand van zaken rondom de digitale meldplicht, het onderzoek naar het totaalpakket van bevoegdheden van de burgemeester en naar de verschillende vormen van overlast die onder het wetsvoorstel vallen. De senator vroeg ook naar de mogelijkheid van een burgemeester om aan supporters van zijn eigen club een meldingsplicht op te leggen bij uitwedstrijden. Tot slot merkte Schouwenaar op dat het betaald voetbal meer actie moet ondernemen om voetbalincidenten tegen te gaan.     

Overlast de kop in drukken

Senator Van Dijk (SGP) stelde dat zijn fractie maatregelen steunt om wangedrag en overlast stevig de kop in te drukken. Hij merkte daarbij op dat de gereedschapskist van de burgemeester om maatregelen te nemen op het terrein openbare orde al overvol is. Ook de Raad van State heeft hier kritiek op geuit. Van Dijk vroeg of het niet logischer is om de bestaande instrumenten effectiever te benutten. Het belangrijkste oogmerk van het wetsvoorstel is volgens Van Dijk dat huidige bevoegdheden worden bijgeschaafd en aangepunt. De senator merkte op dat er veel voor valt te zeggen om juist first offenders stevig aan te pakken om te voorkomen dat zij verder afglijden. Hij riep de minister op om te bevorderen dat burgemeesters de nieuw verkregen bevoegdheden bij uitstek gebruiken om antisemitische spreekkoren aan te pakken. Tot slot haalde hij aan dat het blijft wringen dat de enorme kosten voor politie-inzet bij betaald voetbal worden opgebracht door de belastingbetaler.

Ernstige verstoring

Senator Bikker (ChristenUnie) gaf aan dat haar fractie het nut ziet van het gebiedsverbod, het groepsverbod en de meldingsplicht. Aangezien dit zware sancties zijn, moeten zij grondig worden gemotiveerd. Bikker vroeg waarom de Voetbalwet van 2010 deze sancties nog niet bevatte en waarom er opnieuw voor wordt gekozen om ook andere vormen van overlast onder het wetsvoorstel te laten vallen. Ook vroeg Bikker wat de verhouding is met bestaande instrumenten. De senator haalde aan dat ook first offenders sancties kunnen krijgen, als zij een ernstige verstoring van de openbare orde veroorzaken. Bikker vroeg wanneer er sprake is van een ernstige verstoring en waarom er niet voor een strafrechtelijke route is gekozen. Zij vroeg ook hoe wordt voorkomen dat private sancties te gemakkelijk grondrechten van het individu inperken en wanneer de wet wordt geëvalueerd.      

Balans tussen publiek- en strafrecht

Senator Ruers (SP) riep de minister op om de motie-Van Nispen en Berndsen-Jansen (TK 33.882, nr. 21) uit te voeren en ervoor te zorgen dat relschoppers ook agressietherapie of verslavingsbehandeling opgelegd kunnen krijgen. Ruers vroeg waar de grens ligt tussen preventieve maatregelen en strafmaatregelen. De rol van de burgemeester komt steeds dichter te liggen bij de rol van de strafrechter, aldus de senator. Hij vroeg de minister om dit onderscheid expliciet te duiden. Zo zijn er bijvoorbeeld in 2013-2014 572 civiele stadionverboden opgelegd, versus 28 strafrechtelijke verboden. Verder haalde Ruers aan dat de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB) heeft aangegeven dat de voetbalwereld onvoldoende in staat is om relschoppers met toepassing van civielrecht te weren uit het voetbal.    

Senator Beuving (PvdA) haalde aan dat de Voetbalwet in 2012 vervroegd is geëvalueerd en nu wordt aangepast. Zij vroeg waarom deze wet niet meer tijd heeft gekregen om zich in de praktijk te bewijzen. Beuving vroeg waarom de minister de toezegging van zijn voorganger om een onderzoek te starten naar het verbeteren van het openbare orde recht nog niet heeft uitgevoerd. De senator vroeg ook hoe kan worden voorkomen dat een private sanctie te gemakkelijk en wellicht onterecht wordt gevolgd door een bestuurlijke maatregel.

Senator Lintmeijer (GroenLinks) haalde aan dat vrijheidsbeneming en -beperking proportioneel en noodzakelijk moeten zijn. Bestuurlijke sancties zijn volgens Lintmeijer slechts bedoeld voor uitzonderingsgevallen. Het rechtstatelijk gevaar dat zonder al te veel overtuigend bewijsmateriaal een inbreuk op de bewegingsvrijheid van burgers wordt gemaakt, vindt de GroenLinks-fractie dan ook zorgwekkend. Senator Lintmeijer vroeg waarom de minister verwacht dat ook een burgemeester deze bevoegdheid kan uitoefenen en waarom dit niet bij de Officier van Justitie is belegd. De burgemeester kan immers een loket worden voor instanties die mensen met afwijkend gedrag willen weren. De senator haalde aan dat transparantie en motivatie van het burgemeestersbevel cruciaal zijn. Hij vroeg de minister om met nadere eisen te komen om willekeurige toepassing van de Voetbalwet te voorkomen.     

Veiligheid van de burgers

Senator Markuszower (PVV) merkte op dat een van de voornaamste taken van de overheid is om de veiligheid van de burgers te garanderen. "Het bestuur, politie en het Openbaar Ministerie moeten in staat worden gesteld om raddraaiers snel bij de kraag te pakken." Markuszower beschouwde het wetsvoorstel dan ook als een stap in de goede richting. First offenders moeten volgens hem direct en hard aangepakt worden. Hij vroeg de minister te onderzoeken op welke manier voetbalvandalisten in groepsverband makkelijker kunnen worden vervolgd. De senator vroeg ook of er voldoende recherchecapaciteit beschikbaar is om hen op te sporen. Tot slot vroeg hij de minister om vaart te maken met het regelen van de digitale meldplicht.

Signalen uit de praktijk

Minister Van der Steur (Veiligheid en Justitie) stelde dat de noodzaak voor dit wetsvoorstel ligt in signalen uit de praktijk. Veel burgemeesters hebben gevraagd om extra instrumenten zodat zij hun verantwoordelijkheden op het gebied van openbare orde kunnen uitoefenen. De aard van de gedragingen maakt strafrechtelijke vervolging in veel gevallen zeer moeilijk. Bovendien bieden de bestuursrechtelijke maatregelen meer mogelijkheden voor preventie. Dat neemt volgens de minister niet weg dat de burgemeester deze maatregelen proportioneel moet opleggen.  Een burgemeester kan er ook voor kiezen om (ook) de strafrechtelijke route te kiezen.

Het wetsvoorstel is ook bedoeld voor andere vormen van overlast zodat er geen onnodige beperking is voor voetbal gerelateerde incidenten. De minister stelde dat het gebiedsverbod en -gebod weliswaar een inbreuk vormt op een grondrecht, maar dat dit is gerechtvaardigd als het bij wet is voorzien en noodzakelijk voor het beschermen van de openbare orde. Een uitgebreide definitie van het criterium 'ernstige verstoring van de openbare orde' is volgens de minister niet te geven. Van de Steur verwacht niet dat dit leidt tot disproportioneel opleggen van bestuurlijke maatregelen. Over het voorbeeld van racistische spreekkoren merkte hij op dat deze spreekkoren weliswaar zeer ernstig en onwenselijk zijn, maar dat niet vast staat dat zij een verstoring van de openbare orde betekenen.

De minister betoogde dat het niet zo kan zijn dat een burgemeester een besluit van een private instelling om iemand een verbod op te leggen één op één overneemt. De burgemeester moet in alle gevallen een zelfstandig oordeel vormen. Van der Steur gaf aan dat private partijen zoals de KNVB zich zeer bewust zijn van hun verantwoordelijkheid in het stimuleren van publieksvriendelijk voetbal. Het doorberekenen van de kosten van politie-inzet aan private partijen is volgens Van der Steur moeilijk uitvoerbaar en politiek moeilijk verdedigbaar.

Van der Steur onderschrijft niet de suggestie om burgemeesters ook de bevoegdheid te geven om maatregelen op te leggen die betrekking hebben op het buitenland. De strafrechter kan dit wel. Een burgemeester kan wel maatregelen treffen die betrekking hebben op een andere gemeente in Nederland. Dit gebeurt dan op verzoek en namens de burgemeester van die andere gemeente. Het algemene onderzoek naar de verbetering van het openbare orderecht wordt volgens de minister op korte termijn gestart.


Deel dit item: