Debat over deregulering beoordeling arbeidsrelaties



De Eerste Kamer heeft dinsdag 26 januari met staatssecretaris Wiebes (Financiën) gedebatteerd over de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties. Met dit voorstel wordt de huidige Verklaring arbeidsrelatie (VAR) afgeschaft. Het voorgestelde alternatief houdt in dat belangenorganisaties van opdrachtgevers of belangenorganisaties van opdrachtnemers, en ook individuele opdrachtgevers of opdrachtnemers, overeenkomsten voorleggen aan de Belastingdienst, zodat die een oordeel kan geven over de overeenkomst. Partijen kunnen hieraan zekerheid ontlenen omtrent de loonheffingen. De Belastingdienst zal beoordeelde overeenkomsten (voor zover mogelijk) openbaar maken, zodat deze door andere opdrachtgevers en opdrachtnemers kunnen worden gebruikt. Het gebruik van een beoordeelde (voorbeeld)overeenkomst is niet verplicht.

Op dinsdag 2 februari 2016 wordt over het wetsvoorstel en een door senator Rinnooy Kan ingediende motie gestemd. De motie verzoekt de regering om het wetsvoorstel aan te houden totdat de zorgen over de negatieve effecten van het afschaffen van de VAR-verklaring zijn weggenomen. Staatssecretaris Wiebes ontraadde de motie.

Out of control

Senator Van Rij (CDA) vroeg de staatssecretaris om te bevestigen dat de noodzaak voor dit wetsvoorstel ligt in het ontbreken van controlecapaciteit en -middelen door de Belastingdienst. Volgens Van Rij geeft het wetsvoorstel onvoldoende blijk van een samenhangende visie op het verschil in belastingheffing tussen zelfstandigen en werknemers. De senator merkte op dat er nog maar weinig modelovereenkomsten zijn gepubliceerd en vroeg wanneer dit wordt aangevuld. Verder betoogde Van Rij dat zijn fractie ervan uit gaat dat de Belastingdienst geen controles instelt bij opdrachtgevers en -nemers die één van de model-/voorbeeldovereenkomsten volgen. Van Rij vroeg de staatssecretaris om toe te zeggen dat er op korte termijn een handhavingsbeleid wordt opgesteld en bekendgemaakt. Ook vroeg hij in hoeverre de modelovereenkomsten in civielrechtelijke zin zijn beproefd. Tot slot betoogde senator Van Rij dat hij de voorbereidingsfase voor het implementeren van het wetsvoorstel te kort acht. Hij pleitte ervoor dat deze fase wordt verlengd tot januari 2017.

Aantal zzp'ers stijgt meest onder ouderen

Senator Van Rooijen (50PLUS) vroeg of dit wetvoorstel een absolute noodzaak voor het beleid en de handhaving is, of dat het vooral is overgenomen van de belangenorganisaties. Volgens Van Rooijen is het handhaven van fiscale maatregelen rondom zzp'ers zwaar onvoldoende geregeld. Hij vroeg de staatssecretaris om in te gaan op de kritiek van de Raad van State dat het onduidelijk is welk probleem het voorstel beoogt op te lossen. Volgens Van Rooijen onderkent het kabinet geen enkele urgentie om te komen tot een brede aanpak van het probleem, zelfs niet om te komen tot oplossingsrichtingen zoals die van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) over zzp'ers. De senator merkte op dat het aantal zzp'ers vooral na de crisis het meest is gestegen onder ouderen en wat er wordt gedaan om in die groep een armoedeval te voorkomen.    

Bonafide werkgevers en zzp'ers

Senator Rinnooy Kan (D66) pleitte ervoor dat de behandeling van het wetsvoorstel werd aangehouden. Volgens de senator lijken de grote aantallen bonafide zzp'ers er niet beter (en waarschijnlijk zelfs slechter) van te worden. Het systeem van de VAR bood volgen Rinnooy Kan voldoende mogelijkheden voor handhaving, mits de formulering was aangescherpt. Een plan voor handhaving op de werkvloer ontbreekt nog en bonafide werkgevers kunnen niet meer vertrouwen op de bescherming die de VAR bood. De modelovereenkomsten bevatten volgens Rinnooy Kan teveel open normen en vage bepalingen. De grens tussen de reguliere arbeidsovereenkomst en de overeenkomst van opdracht zal onvermijdelijk ook in de toekomst flinterdun blijven. Door het schrappen van de VAR wordt deze onzekerheid alleen nog maar groter. Volgens de senator is er een fundamentele herbezinning nodig op de inrichting van de arbeidsmarkt.

Beloning voor risico's

Senator Van de Ven (VVD) stelde dat er een groot verschil bestaat tussen de arbeidsrechtelijk en de fiscale behandeling van werknemers en zzp'ers. Voor zover er ongerijmdheden bestaan tussen die verschillen, moeten die worden opgelost. De keuze voor het vrije ondernemerschap als zzp'ers verdient volgens Van de Ven een extra beloning voor de genomen risico's. De senator betoogde dat zijn fractie de staatssecretaris het voordeel van de twijfel gunt ten aanzien van de voorbeeld- en modelovereenkomsten. De kern van het wetsvoorstel ligt in de daadwerkelijke controle bij de beoordeling voor de belastingheffing of er sprake is van werknemerschap. Daarbij is het van het grootste belang dat zzp'ers niet onnodig in hun activiteiten worden verstoord. Van de Ven vroeg hoe de Belastingdienst dit wetsvoorstel gaat handhaven, nu er onvoldoende belastingambtenaren zijn om eventuele schendingen te controleren.

Legitiem, proportioneel en doeltreffend?

Senator Ganzevoort (GroenLinks) stelde dat het doel van het tegengaan van schijnzelfstandigheid weliswaar legitiem is, maar dat het de vraag is of de gekozen oplossing juist is. Volgens Ganzevoort kan hier ook binnen de huidige wetgeving  tegen worden opgetreden. Bovendien betekent schijnzelfstandigheid niet noodzakelijk dat er sprake is van misbruik/uitbuiting.  Ganzevoort vroeg in hoeverre het wetsvoorstel proportioneel is, aangezien vooral de kwetsbare opdrachtnemers het omarmen. De senator haalde aan dat er kritiek is op de administratieve lasten, het risico op naheffingen en de druk op het inhuren van intermediairs. Verder vroeg de senator of de regering ex ante berekeningen heeft gemaakt van het schrappen van de VAR en of zij onderkent dat er juist meer zelfstandigen kunnen komen. Tot slot merkte Ganzevoort op dat het wetsvoorstel weliswaar handhaafbaar is, maar dat de beoordeling van elke afwijking van een modelovereenkomst tot een eindeloze stroom aan disputen kan leiden.

Inhoudelijke invalshoek

Ook senator Ester (ChristenUnie) vroeg in hoeverre het voorstel proportioneel is. Hij merkte op dat het wetsvoorstel nu al leidt tot onbedoelde neveneffecten en potentieel forse administratieve lasten met zich brengt. Verder is er veel onduidelijkheid over de arbeidsrechtelijke status van de modelovereenkomsten. Ester vroeg of de staatssecretaris de arbeidsmarktpositie van zzp'ers op dit punt gaat monitoren. Volgens de senator moet wetgeving zich baseren op een helder inhoudelijk en omvattend karakter rond het zzp-schap. Daar zit echter het zwakke punt. De senator betoogde dat zijn fractie behoefte heeft aan een inhoudelijke invalshoek voor een debat over een effectieve bescherming van zzp'ers. De kabinetsreactie op het IBO-rapport noemde Ester "teleurstellend". Tot slot zijn er volgens de senator diverse implementatieproblemen rondom het wetsvoorstel.

Weeffout

Senator Sent (PvdA) betoogde dat de weeffout in de risicodeling tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers haar fractie een doorn in het oog is. De VAR geeft wel enige zekerheid, maar niet op de juiste manier. De zekerheid komt immers voort uit vrijwaring, ook voor situaties die de wetgever niet had bedoeld. Met dit nieuwe wetsvoorstel wordt de weeffout volgens senator Sent gecorrigeerd. Hierdoor kan het verschil tussen de arbeidsrechtelijke en fiscale beoordeling van een overeenkomst worden verkleind. Als modelovereenkomsten nieuwe weeffouten introduceren, is dat volgens senator Sent echter onaanvaardbaar. Zij vroeg de staatssecretaris om toe te zeggen dat hij een groep civielrechtelijke experts de modelovereenkomsten laat beoordelen en de Kamer een half jaar na de invoering van het wetsvoorstel hierover te berichten.  Sent betoogde verder dat ook de aansprakelijkheidsverdeling van schade onvoldoende geregeld is en vroeg de staatssecretaris om toe te zeggen dat hij de modelovereenkomsten ook op dit punt onder de loep zal nemen. Tot slot vroeg zij de staatssecretaris om onderliggende prikkels ten aanzien van schijnzelfstandigheid aan te pakken.

Laagbetaalde zelfstandigen

Senator Köhler (SP) betoogde dat het probleem van schijnzelfstandigheid vooral speelt bij de groeiende groep van laagbetaalde zelfstandigen. Het hogere netto inkomen is voor veel laaggeschoolde zelfstandigen maar van korte duur. Hun onderhandelingspositie is volgens Köhler zwak. Hij vroeg waarom het kabinet de IBO-aanbeveling om deze ontwikkeling te keren niet overneemt. Het onderscheid tussen werknemers en zzp'ers is volgens de senator in de jurisprudentie diffuus. De senator betoogde dat het cruciaal is dat alle vooraf goedgekeurde contracten en het bijbehorende toetsingskader openbaar worden gemaakt. Köhler stelde dat het niet zeker is dat het wetsvoorstel het beoogde doel haalt en vroeg om een nulmeting te maken van de schijnzelfstandigheid en (na de overgangsperiode) een externe audit te laten doen.

Groeiende tussenlaag van intermediairs

Senator Van Strien (PVV) betoogde dat zzp'ers zo langzamerhand een niet meer weg te denken rol spelen in de Nederlandse maatschappij. Er is reden genoeg om zorgvuldig met deze groep mensen om te gaan. Het schrappen van de VAR klinkt volgens de senator niet als deregulering en heeft veel mensen aan het schrikken gebracht. De praktijk is echter dat er veel contractsvrijheid is. Van Strien vroeg in hoeverre er ook sprake is van een efficiencyslag . Het risico bestaat dat opdrachtgevers nieuwe middelen zoeken om risico's van inhuur van zzp'ers uit te sluiten. Een voorbeeld hiervan is de groeiende tussenlaag van intermediairs. Van Strien vroeg of de staatssecretaris deze ontwikkeling ook ziet en of hij deze krachtig wil bestrijden.

Administratieve rompslomp

Senator Ten Hoeve (OSF) betoogde dat het niet de vraag is of het huidige systeem goed is, maar of het wetsvoorstel de situatie beter maakt. Ten Hoeve vroeg of het laten goedkeuren van een overeenkomst niet tot een enorme administratieve rompslomp leidt als er vaak, verschillende, kortdurende werkzaamheden worden uitgevoerd. Volgens de senator bestaat er grote vrees dat er veel minder opdrachten aan zzp'ers verstrekt zullen worden. De omvang van dit effect is moeilijk in te schatten. Ten Hoeve betoogde dat er bij concreet uitvoerend werk al snel sprake is van een feitelijke gezagsverhouding. Als dit werk niet langer mogelijk is als zelfstandige, is het onwaarschijnlijk dat daar direct traditionele banen voor terugkomen. Verder merkte de senator op dat er in sectoren waar het moeilijk is tot generieke modelovereenkomsten te komen beter is om met flex-arbeid te werken.

Schijnzekerheid en schijnzelfstandigheid

Staatssecretaris Wiebes betoogde dat het aanvragen van de VAR uitgaat van een nog niet bestaande situatie, aangezien de aanvrager zijn/haar toekomstig opdrachtgevers nog niet kent. De houder van de VAR heeft het idee dat hij zekerheid heeft over zijn fiscale positie. Deze zekerheid is volgens Wiebes echter slechts schijn. De enige zekerheid die er is, is dat de houder niet meer in aanmerking komt voor sociale zekerheid. Het draait volgens de staatssecretaris om het geven van duidelijkheid en zekerheid, zonder dat er sprake is van vrijwaring.

De VAR is ingericht om het geheel van werkzaamheden van een zzp'er te omvatten, terwijl er bij de handhaving steeds wordt gekeken naar individuele gevallen. Of er sprake is van kwader trouw, is vrijwel onmogelijk om vast te stellen. Daardoor wordt de handhaving van de VAR ernstig bemoeilijkt. Om een sluitend systeem te maken,  zou er een specifieke VAR-verklaring voor iedere arbeidsrelatie moeten zijn.

Het systeem van modelovereenkomsten is volgens Wiebes transparant en geeft vooraf zekerheid; iets waar de Nederlandse Belastingdienst wereldberoemd om is. Het wetsvoorstel leidt volgens de staatssecretaris niet tot een substantiële verhoging van administratieve lasten. Als er niet wordt afgeweken van de modelovereenkomst, is er immers geen extra handeling nodig.

De handhaving is volgens Wiebes met name gericht op het toetsen of de overeenkomst tussen opdrachtgever en zzp'er in overeenstemming is met de feitelijke situatie op de werkvloer. Er wordt gestreefd naar een "passende en normale handhaving." De staatssecretaris zegde toe aan de Kamer om het interne beoordelingskader  voor deze toetsing (de handreiking beoordeling arbeidsrelaties) openbaar te maken. Verder worden alle generieke en sectorale overeenkomsten gepubliceerd. Bij specifieke, geanonimiseerde overeenkomsten wordt publicatie niet verplicht, maar wel sterk aangeraden. De staatssecretaris zegde toe aan senator Köhler (SP) om, als uit die overeenkomsten een nieuwe modelovereenkomst valt te herleiden, nieuwe modelovereenkomsten te formuleren en publiceren.  

De staatssecretaris zegde toe aan senator Sent (PvdA) om te voorzien in een onafhankelijke juridische toetsing van de modelovereenkomsten door een panel van experts. Afschaffing van de VAR is volgens Wiebes in alle gevallen een goede keuze. Om die reden wordt het de no regret option genoemd. De voorbereidingsfase loopt tot 1 mei 2016. Dan komt de VAR te vervallen en start de implementatiefase. Deze fase loopt tot 1 mei 2017. Vanaf dat moment wordt de beoogde wet gehandhaafd.



Deel dit item: