Plenair Sent bij voortzetting behandeling Wijziging Wet minimumloon



Verslag van de vergadering van 1 april 2014 (2013/2014 nr. 25)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 15.44 uur


Mevrouw Sent i (PvdA):

Voorzitter. Met de regering acht de PvdA-fractie het ontoelaatbaar dat de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt omzeild bij degenen die onder vergelijkbare omstandigheden arbeid verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht. Met de regering vindt mijn fractie het van belang de positie van kwetsbare opdrachtnemers te versterken door oneigenlijk gebruik van de overeenkomst van opdracht aan te pakken. Het voorliggende wetsvoorstel zet hiertoe een belangrijke stap. Dat wil niet zeggen dat wij geen zorgen hadden met betrekking tot dit wetsvoorstel. Wij maakten ons zorgen over de relatie van dit wetsvoorstel met andere wetgeving, over de groep waarop het wetsvoorstel betrekking heeft, over de aantallen die het betreft, over de benodigde financiële middelen, over de handhaving van het wetsvoorstel en over additionele mogelijkheden. In zijn mondelinge beantwoording en schriftelijke reacties heeft de minister deze zorgen op overtuigende wijze weggenomen. De PvdA-fractie meent dan ook dat de uitbreiding van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, zoals deze nu voorligt, een welkome eerste stap is in de aanpak van schijnconstructies. De minister informeert ons in zijn brief over de initiatieven van het kabinet om schijnconstructies verder aan te pakken en de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag beter toepasbaar te maken op de huidige arbeidsmarkt en arbeidsverhoudingen. Wij kijken dan ook uit naar het wetsvoorstel over de aanpak van schijnconstructies, als logisch vervolg op het voorliggende wetsvoorstel.

Graag maken wij gebruik van de gelegenheid om de minister één vraag voor te leggen, waar het gaat om additionele maatregelen. Deze betreft de scheefgroei die de laatste jaren is ontstaan in de belastingheffing op werknemers ten opzichte van zelfstandigen. Vanuit het perspectief van werkgevers leidt het grote verschil in belasting- en premiedruk ertoe dat steeds meer bedrijven werknemers in loondienst ontslaan en vervolgens zelfstandigen tegen bodemtarieven inhuren. Het gevolg is een negatieve spiraal, waarin een krimpend aantal mensen in loondienst een steeds groter deel van de belastingen moet opbrengen, waardoor zij nog duurder worden, vergeleken met zelfstandigen. Werknemers financieren zo de uitholling van hun eigen positie en ook de uitholling van het draagvlak onder de sociale verzekeringen. Welke mogelijkheden ziet de minister om deze scheefgroei tegen te gaan, zonder dat zelfstandigen verder worden belemmerd in het treffen van voorzieningen voor risico's als arbeidsongeschiktheid en werkloosheid? De zwaardere belasting van zelfstandigen zou bijvoorbeeld de vorm kunnen krijgen van een premie voor de collectieve voorzieningen. Deze zouden deels door de werkgever betaald kunnen worden, want deze profiteert immers het meest van de lagere kosten die met het inhuren van zelfstandigen gepaard gaan. Is de minister bereid hierover na te denken en de Kamer te informeren over de resultaten daarvan?

Wij kijken uit naar de reactie van de minister.