Plenair Ruers bij voortzetting behandeling Bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek



Verslag van de vergadering van 8 april 2014 (2013/2014 nr. 26)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.12 uur


De heer Ruers i (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn toelichting. Die was op een aantal punten zeker verhelderend.

Ik heb nog even gekeken naar de geschiedenis van dit wetsvoorstel. Het is hier in december 2005 aan de orde geweest. Ik heb gezien dat toen al door een groot deel van de Kamer nadrukkelijk is gezegd: wij willen graag op niet al te lange termijn een evaluatie hebben. Een aantal partijen heeft om een evaluatie gevraagd. De toenmalige minister — ik dacht de heer Pechtold — heeft toegezegd dat die evaluatie er zou komen. Maar als ik het goed zie, is die evaluatie er niet gekomen. Er is nu min of meer een onderzoek, maar er is geen evaluatie. Ik heb collega Ter Horst in eerste termijn horen spreken over de behoefte aan een evaluatie. Het is wel raar dat er destijds onder andere door de PvdA-fractie nadrukkelijk om een evaluatie is gevraagd, maar dat die er niet is gekomen en dat we nu weer moeten vragen om een evaluatie. Dat is niet zoals het hoort. De Kamer heeft er nadrukkelijk om gevraagd en de minister en de regering hebben een en ander toegezegd, maar de regering doet het niet. Waarom kan de regering dan toch met het voorliggende wetsvoorstel komen, als de evaluatie ontbreekt? Ik vind dat niet netjes. Dat hoort niet te kunnen, nog los van het feit dat we dit wetsvoorstel veel te laat voor ons hebben gekregen. Ik hoor graag hoe de minister daarover denkt. We kunnen wel blijven vragen en er kunnen wel toezeggingen blijven worden gedaan, maar het kan natuurlijk niet zo zijn dat de regering het niet uitvoert.

Ik kom op de toetsing van de maatregelen. Mevrouw De Boer en anderen hebben terecht gezegd dat niet is vastgesteld of de werking daarvan positief of negatief is. Die constatering moeten we wegen, met name in het kader van de toepassing en de effecten van de maatregel waarmee inbreuk wordt gemaakt op de vrijheid van de burger, zoals die eerder is omschreven. Op grond van het EVRM moet je je afvragen of de subsidiariteit en de proportionaliteit aan de orde zijn. Er kan volgens mij alleen inbreuk op een dergelijk belangrijk grondrecht worden gemaakt als je zeer nadrukkelijk alles hebt gewogen en tot de conclusie bent gekomen dat deze maatregel noodzakelijk is tegen die achtergrond. De meting laat zien dat de plussen en minnen ongeveer gelijk zijn, voor zover men dat heeft kunnen beoordelen. De balans is dan al in het nadeel van de opvatting van de regering dat de voortzetting van de maatregel nodig zou zijn.

We praten hier wel over 600 mensen die het grondrecht is ontzegd om op hun eigen manier te kunnen kiezen en te kunnen beoordelen waar ze wonen. Dat vind ik een belangrijke inbreuk. Dat kun je mensen die al in een zwakke positie zitten — het betreft mensen met een laag inkomen — niet aandoen als je niet heel zware argumenten daarvoor hebt.

De heer Sörensen i (PVV):

Als de heer Ruers zegt dat het instrument eigenlijk niet nodig is, waarom denkt hij dan dat de gemeenteraad van Rotterdam — waar vrijwel politieke consensus op dit punt bestaat — daar toch weer een beroep op wil doen?

De heer Ruers (SP):

Dat is een goede vraag. Ik zou dat graag willen weten van de gemeente Rotterdam. De heer Sörensen vraagt het aan mij, maar ik zou die vraag eigenlijk aan de minister willen stellen. Dat had de minister ons moeten vertellen. Aansluitend op deze interruptie: als volgende week de nieuwe wet ingaat, neem ik aan dat er inmiddels ook wel een verzoek ligt van de gemeente Rotterdam voor de voortzetting, voor de volgende termijn. Ik wil graag van de minister horen of dat verzoek er al ligt, wat de inhoud daarvan is, wat de onderbouwing daarvan is en of dat allemaal gedocumenteerd is. Dan hebben we misschien gelijk het antwoord op de vraag van de heer Sörensen wat de gemeente Rotterdam ervan vindt.

De heer Sörensen (PVV):

Maar ik vroeg of u misschien een idee had waarom de gemeente Rotterdam dat wil.

De heer Ruers (SP):

Ik weet het eerlijk gezegd niet. Ik wil de heer Sörensen in bredere zin antwoorden …

De heer Sörensen (PVV):

Dan heb ik een andere vraag. Wilt u dan ook niet het oordeel van de twijfel …

De voorzitter:

We spreken hier via de voorzitter.

De heer Sörensen (PVV):

Uiteraard, mevrouw de voorzitter, neemt u het mij niet kwalijk. Ik vraag de heer Ruers of hij dan zelfs niet het voordeel van de twijfel wil geven.

De heer Ruers (SP):

In zekere zin wil ik ze dat voordeel van de twijfel wel geven, maar die twijfel is er bij mij op dit moment niet op de wijze zoals de heer Sörensen die aangeeft. Er ligt een baaierd van problemen ten grondslag aan de leefbaarheidsproblemen in deze wijken. Ik heb ze de vorige keer opgesomd. Ik wil heel graag iets aan de leefbaarheid doen. Kijkend naar al die problemen heb ik niet de indruk dat er veel voortgang op dat punt is geboekt. Daar moeten wij aan werken. Wij moeten de leefbaarheid verbeteren, zodat dit soort maatregelen niet nodig is. Ik zie nog niet dat die kwestie is opgelost. Integendeel, de financiële problemen van veel mensen zijn de laatste jaren toegenomen, door de werkloosheid, maar ook dankzij het beleid van het Rijk. Als je daarop focust, vind ik dat de leefbaarheid moet worden aangepakt. De regering moet de mogelijkheden daarvoor bieden. Er moet niet andersom worden gewerkt. Je moet dan niet komen met dit soort maatregelen, dat inbreuk maakt op de privacy en de vestigingsvrijheid van mensen. Dan stel je mensen eigenlijk achter, dan discrimineer je ze, terwijl zij geen invloed hebben op de omstandigheden. Dat is ook niet conform het EVRM. Er is blijkbaar rechtspraak hierover, maar gelet op deze omstandigheden zou ik hierover graag de mening van het Europees Hof horen. Tot nu toe heeft het Hof zich hierover niet uitgesproken. Ik sluit niet uit dat een eventuele uitspraak wat dit betreft negatief uitpakt.

De voorzitter:

Wilt u afronden?

De heer Ruers (SP):

Ik wilde net zegen dat ik ga afronden. Ik heb tien minuten gesproken, maar ik heb mijn vorige spreektijd niet opgemaakt, dus ik heb niet echt tien minuten gesproken. Ik wijs daar toch op, want anders krijg ik dat weer op mijn bord.

De voorzitter:

U stond voor vijf minuten ingeschreven.

De heer Ruers (SP):

Precies, daarom. Ik wil graag weten wat de minister daarover te zeggen heeft.