Plenair Reuten bij voortzetting behandeling Pensioenonderwerpen



Verslag van de vergadering van 20 mei 2014 (2013/2014 nr. 30)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 21.52 uur


De heer Reuten i (SP):

Voorzitter. Ik begin met een compliment. Ik heb bijzonder grote waardering voor de korte en bondige beantwoording door beide staatssecretarissen. Ik zeg dat in het bijzonder richting de staatssecretaris van Financiën in zijn eerste grote debat hier. Ik hoop dat hij hiermee een standaard voor de toekomst heeft gezet.

Ik constateer dat de staatssecretaris van Financiën stelt dat de aftopping op €100.000 arbitrair is en dat de fiscale facilitering van uitgesteld loon arbitrair is. Dat was een uitstekend voorbeeld van die bondigheid: zo is het nu een keer. Ik noem in verband met het uitgesteld loon de kwalificatie van de heer De Lange waar wij misschien nog maar eens een keer over moeten spreken.

Ik ben het met beide staatssecretarissen eens dat er door het wetsvoorstel minder overheveling is van arm naar rijk, zoals de staatssecretaris van Financiën het noemt. Ik denk dat hij bedoelt: minder overheveling van lage inkomens naar hoge inkomens.

Ik kom bij de, minstens, drie weeffouten: die van een lagere vervangingsratio bij een lager inkomen, die van werkloosheid en die van de levensverwachting. Ik dank de staatssecretaris van SZW voor de toezegging dat zij dit serieus gaat bekijken en dat zij gaat bezien of herstel van deze weeffouten mogelijk is. Ik leg haar nog wel de vraag voor wanneer wij dat eventuele herstel van de weeffouten kunnen verwachten, bij welk wetsvoorstel of hoe dan ook.

Iedereen wordt getroffen door het effect van de lagere fiscale aftrekbaarheid op een lager pensioen. Maar de door de weeffouten getroffenen, de betreffende groepen — laat ik het voorzichtiger zeggen — worden absoluut extra getroffen, namelijk vanwege die weeffouten. Dat zeg ik tegen de bewindslieden en in het bijzonder tegen de heer Postema. Hij is het met mij eens dat die weeffouten er zijn. Die mensen worden dus in absolute zin extra getroffen door het wetsvoorstel. Dan is het een politieke afweging of je dit effect van het wetsvoorstel zwaarder laat wegen dan de aftopping en het effect van de lagere premie. Mijn afweging ligt anders dan die van de heer Postema. Dat is een belangrijke reden waarom ik mijn fractie zal adviseren om tegen het wetsvoorstel te stemmen, met alle waardering voor de argumenten van de andere zijde.

De heer Postema i (PvdA):

Ik zet toch graag een ding recht. Ik heb over de diverse zaken die senator Reuten aan de orde stelt rondom overheveling en het denivellerende karakter van het stelsel ruiterlijk gezegd dat de PvdA veel herkent in wat hij naar voren heeft gebracht. Ik heb echter niet gezegd en zie ook niet dat er sprake zou zijn van een absolute verslechtering voor die lagere inkomensgroepen als gevolg van dit wetsvoorstel. Het wat verder terugzakken van die omrekenfactoren komt door de omvang van de AOW-franchise en heeft wat ons betreft geen absoluut effect.

De heer Reuten (SP):

Het is een andere kwestie waardoor dat komt; daar hebben wij het eerder al over gehad. Het effect van bijvoorbeeld werkloosheid is dat je minder snel op het niveau kunt komen waarop je vroeger kon komen met de 2,15%. Dat bedoel ik met de absolute verslechtering.