Verslag van de vergadering van 20 mei 2014 (2013/2014 nr. 30)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.58 uur
Mevrouw De Boer i (GroenLinks):
Voorzitter. Ook ik dank beide staatssecretarissen voor de duidelijke, snelle beantwoording. Soms ging het wel heel snel. In die zin herkende ik het beeld van het slalommen een klein beetje. Met name de staatssecretaris van Financiën maakte soms wel heel snelle rekensommen, waarover ik toch even een vraag wil stellen. Dat ging over de omrekening van het opbouwpercentage van 2,25 naar 1,8725, een omrekening die heel logisch zou zijn, omdat de richtleeftijd van de pensioenen immers van 60 jaar naar 67 jaar gaat. Mijn eerste reactie daarbij is: met een zo simpele rekensom veronachtzaamt de staatssecretaris dat juist doordat er tot nu met een richtleeftijd van 60 jaar gerekend wordt, terwijl de pensioengerechtigde leeftijd 65 jaar is, er al een marge aanwezig is die er rekening mee houdt dat niet iedereen de pensioengerechtigde leeftijd volmaakt om dat pensioen op te bouwen. Als je die marge vervolgens wegrekent, is het vrij makkelijk om op dat lagere percentage uit te komen. Verder denk ik toch, net als de heer Hoekstra, dat de staatssecretaris te gemakkelijk heenstapt over de zorgen die er leven, niet alleen bij ons, maar ook bij de Raad van State en allerlei andere deskundigen, dat bij de inschatting van wat haalbaar is aan opbouw nu wordt uitgegaan van het meest optimistisch scenario. Wij hebben onze ernstige twijfels dat een substantieel deel van de bevolking dat gaat redden. Over de rechtvaardigheid van het nettolijfrentesparen blijven we inderdaad van mening verschillen. Daar ga ik het verder niet over hebben, want ik denk dat we op dat punt niet tot elkaar komen.
Tot slot nog een opmerking richting de Partij van de Arbeid en D66, die ons gevraagd hebben waarom we niet met hen meegaan. Ik zie heel goed dat je in een andere positie zit op het moment dat je in een coalitie, of in een akkoord zit. Dan beoordeel je een akkoord, of de samenhang van de maatregelen in dat akkoord, waarbij je makkelijker vergelijkt met het voorstel dat er eerst lag. Wij bekijken het wetsvoorstel nu als dit wetsvoorstel, waarbij we het niet vergelijken met het vorige wetsvoorstel. Natuurlijk zijn wij blij dat het een minder slecht wetsvoorstel is, maar wij vergelijken het met de huidige situatie. Dan blijven wij van mening dat de verlaging van het opbouwpercentage te fors is, dat wij geen rechtvaardiging zien voor het nettolijfrentesparen en dat wij het zonde vinden dat de werkbonus voor de 50- tot 56-jarigen verdwijnt. Ik concludeer dat ik de analyse van de staatssecretaris in zijn allereerste zin deel: "Die binne binne, binne binne, maar die buiten binne, binne buiten".