Verslag van de vergadering van 23 september 2014 (2014/2015 nr. 1)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.01 uur
De heer Van Boxtel i (D66):
Voorzitter. Net als alle andere collega's herdenk ik bij dit debat met veel respect Willem Witteveen, mede vanwege het feit dat hij juist bij dit onderwerp enorm betrokken was en ook het voortouw genomen heeft om dit beleidsdebat hier te kunnen voeren. Door de bank genomen ben ik geen groot voorstander van het voeren van beleidsdebatten, maar dit beleidsdebat vind ik enorm belangrijk, omdat blijkt dat wij allemaal, dwars door alle partijen heen, worstelen met hetzelfde type vragen.
Wij leven in een wonderlijke tijd. Vanochtend nog lazen wij op teletekst dat Google een groot nieuw datacentrum zal vestigen in Groningen. Afgelopen vakantie las ik The Circle van Dave Eggers. Ik dacht toen: het zal toch niet waar zijn dat het allemaal die kant op gaat? De gang van zaken rond Snowden zit ons allemaal nog vers in het geheugen. Het zijn wonderlijke tijden; de digitale revolutie biedt heel veel kansen en mogelijkheden, maar tegelijkertijd ook veel bedreigingen. Tussen 1998 en 2002 mocht ik als minister verantwoordelijk zijn voor het overheidscommunicatiebeleid en de millenniumovergang. Iedereen voelde toen al aan dat wij aan de vooravond stonden van een digitale revolutie. Een echte digitale revolutie, dus geen industriële revolutie; die hadden wij 150 jaar daarvoor gehad.
Ik heb indertijd al eens gezegd dat de digitale ontwikkeling de individualisering van de mensen enorm versterkt en daarnaast de vertegenwoordigende representatieve democratie steeds meer onder druk zal zetten. Dat lijkt ook meer en meer het geval te zijn. Mensen verenigen zich in allerlei verbanden en vormen. In 2002 hadden wij nog nooit van Facebook of Twitter gehoord, maar nu zien wij steeds meer van dergelijke gremia opkomen. Ik ben benieuwd naar de zienswijze hierop van de minister van Binnenlandse Zaken, ook verantwoordelijk voor de Grondwet. Hoe ziet hij deze digitale ontwikkelingen in relatie tot de representatieve democratie? Is het voor hem aanleiding om zich eens met ons het hoofd te breken over de vraag hoe dit zich nu allemaal verder ontwikkelt? Voor een deel is dat misschien kijken in een glazen bol, maar toch is het echt van belang om niet alleen in termen van dienstverlening en digitalisering van de overheid te denken maar ook de vraag te stellen wat het doet met onze democratische rechtsorde.
Velen hebben er al aan gerefereerd. Collega Franken begon ermee en ging ook het verst terug. Ik trof vorig jaar een artikel in The New Yorker aan waarin nog eens de Mazzinicasus werd aangehaald, een casus die insiders bekend zal voorkomen: het ging om een Italiaan die in Engeland woonde en wiens brief werd geopend door de Britse overheid. Dat leidde tot een internationaal schandaal. De Amerikanen hadden het zelfs over een "barbarian breach of honor and decency". En dat ging dan nog maar over één geopende brief. Maar kijk waar we nu staan. We staan in het NSA-tijdperk, waarin "secrecy is what is known, but not to everyone" en waarin "privacy is what allows us to keep what we know to ourselves". Nou, met deze stellingen hebben we het allemaal verdomd moeilijk gekregen.
Vrijheid begint met het recht op de eigen levenssfeer. Door de almaar toenemende honger naar data en de daaruit resulterende dataverzameling door bedrijven, en vooral ook overheden, staan de privacy en de privacybescherming onder druk. Het nieuwe Utah Data Center van de NSA verwerkt per jaar 500 biljoen terabytes aan gegevens. Dat staat gelijk aan 23 miljoen jaar dvd's kijken. Het is echt theeblaadjes lezen en het levert niks op. Vorig jaar waren er de aanslagen bij de marathon in Boston. Dat was dramatisch en verschrikkelijk. Ze waren door niemand voorzien en door niemand ontdekt. De repressieve kant van de politie was fenomenaal: binnen een paar uur wisten we precies hoe het gedaan was, na 72 uur hadden we de foto's van de daders, acht uur later was één van hen gedood en een paar dagen later was de tweede vastgezet. Hieruit blijkt dat de repressieve kant heel effectief werkte, maar alle preventie daarvoor leidde tot niets, echt niets. Dat stelt toch vragen over wat we aan het doen zijn.
Regelmatig worden veiligheid en privacy gezien als tegenstellingen. Wij zien privacy echter als een vorm van persoonlijke veiligheid. Het beschermt burgers tegen censuur, identiteitsfraude en misbruik van macht. Een samenleving, of wereld eigenlijk, waarin niemand zich kan verbergen, is wat mijn fractie betreft niet veilig. Het is wel noodzakelijk dat burgers en bedrijven — het begint bij mensen en instellingen zelf — zich er permanent bewust van zijn dat zij zo veel mogelijk moeten doen om persoonlijke digitale gegevens zo goed mogelijk te beschermen. Dat vergeten we weleens in dit soort debatten. Ook anderen hebben daar de vinger bij gelegd. Welke inspanningen verricht de overheid in meer structurele vorm om burgers en bedrijven zich hiervan permanent bewust te laten zijn en zich hiervoor te equiperen? Ik weet dat de overheid samenwerkt met een instituut als ECP, maar er kan veel meer gebeuren. Het moet echt bij de mensen en instellingen zelf beginnen.
Vanzelfsprekend zijn internet en digitale technologie niet meer weg te denken uit de huidige wereld. Ik heb ook niemand horen roepen: zullen we ermee ophouden? Dat is ondenkbaar. Technologische ontwikkelingen hebben geleid tot een explosieve groei van data die elke seconde gegenereerd worden, en tot een groei van de diversiteit van gegevens die gegenereerd en verzameld worden. Digitale aanvallen op onder andere de bankensector door internetcriminelen, spionagepraktijken door buitenlandse overheden of ronselpraktijken voor jihadstrijders hebben ons in de afgelopen jaren doen inzien dat die gigantische berg aan data, om het zo maar even te noemen, aantrekkelijk is voor kwaadwillenden. Inmiddels weten we dat onze ICT-infrastructuur kwetsbaar is en zo goed mogelijk beschermd moet worden tegen cybercrime, spionage, digitale oorlogvoering en sabotage, om zo diefstal te voorkomen van onze staatsgeheimen, ons intellectuele eigendom en, niet in de laatste plaats, onze persoonsgegevens. Ook onze eigen inlichtingen- en veiligheidsdiensten maken gebruik van nieuwe en steeds verdergaande technologieën om in binnen- en buitenland gegevens te vergaren, te onderzoeken en te analyseren. De onthullingen van Snowden hebben ons duidelijk gemaakt dat het debat in Nederland over de werkwijze van de diensten, de juridische inbedding van de bevoegdheden en de organisatie van het toezicht op de diensten hoognodig is. Collega De Vries haalde ook nog even het bizarre feit aan dat de man die als klokkenluider de vrijheid van de burgerrechten naar buiten bracht, ons nu kaartjes stuurt met "from Russia with love". Dat is toch wel de wereld op zijn kop. Ik krijg hierop graag een reactie van het kabinet.
Ik kom op de diensten. Duidelijk is dat de AIVD en de MIVD volgens de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) alleen niet-kabelgebonden communicatieverkeer ongericht mogen vergaren. Mijn fractie ziet ook in dat het onderscheid tussen kabelgebonden en niet-kabelgebonden interceptie in de huidige samenleving, waarin bijna alle telecommunicatie over de kabel gaat, niet meer aansluit bij de praktijk. De vragen zijn ook door anderen gesteld, dus ik houd het kort. De commissie-Dessens heeft in haar rapport geadviseerd om die wet te verruimen. Wij zien echter ook dat de waarborgen en het toezicht ten aanzien van de bevoegdheden van de diensten nog niet optimaal zijn ingericht en nog niet optimaal functioneren. De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) heeft in haar toezichtsrapport nummer 38 van dit voorjaar diverse onrechtmatigheden in het werk van de diensten geconstateerd. De D66 fractie ziet graag dat eerst wordt besproken hoe dergelijke onrechtmatigheden precies kunnen worden verholpen of voorkomen, zodat huidige en toekomstige waarborgen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer betekenisvol kunnen worden ingevuld, voordat wordt overgegaan tot het uitbreiden van de bevoegdheden van onze diensten. Graag horen wij in dit beleidsdebat hoe het kabinet hierover denkt en wat het eraan gaat doen. Ook ontvangen wij graag een nadere toelichting van het kabinet over zijn zienswijze ten aanzien van het genoemde onderscheid in de Wiv tussen kabelgebonden en niet-kabelgebonden interceptie. Wil het kabinet het advies van de commissie-Dessens klakkeloos volgen om het weer ongebreideld te laten doen? Of zal het er veel selectiever mee omgaan, zoals ook collega Franken en anderen vroegen?
Ik kom op het hacken. Uit documenten van de Amerikaanse inlichtingendienst NSA, naar buiten gebracht door Snowden, is bijvoorbeeld gebleken dat ook de AIVD gehele webfora hackt en persoonsgegevens en inhoudelijke communicatie verzamelt. De CTIVD heeft in haar toezichtsrapport nummer 38 aangegeven dat het verwerven van webfora waarbij alle deelnemers op voorhand als onderzoekssubjecten van de AIVD kunnen worden aangemerkt, al snel voldoet aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit. De commissie waarschuwt echter dat dit anders ligt bij webfora die ook gegevens bevatten van personen die niet zijn aan te merken als potentiële onderzoekssubjecten van de dienst. Volgens de commissie dienen bij het verwerven en het leegtrekken van dergelijke webfora zwaarwegende operationele belangen aanwezig te zijn wil het proportioneel zijn om de communicatie te verwerven van personen die daartoe vanuit het perspectief van de nationale veiligheid geen aanleiding geven. In een nog recenter onderzoek heeft de CTIVD geconstateerd dat in een aantal gevallen het hacken van grote webfora niet voldeed aan het beginsel van proportionaliteit en dat deze verwerving onrechtmatig was, omdat de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de overige gebruikers van de fora niet in verhouding stond tot de te verwachten opbrengst van de gegevens.
Het hacken van computers, het binnendringen in een geautomatiseerd netwerk, is een van de bijzondere bevoegdheden die de diensten mogen inzetten om informatie te vergaren. Webfora vormen natuurlijk een belangrijke bron van inlichtingen voor de diensten, maar het binnendringen in grote webfora met vele bezoekers om enorme hoeveelheden gegevens te verzamelen, is een grote inbreuk op de privacy van burgers. Dergelijke sleepnetmethodes, in de internationale visvangst allang verboden, zorgen ervoor dat de dienst de gegevens van alle gebruikers van een forum in handen krijgt. Volgens het ministerie van Binnenlandse Zaken past het inbreken in webfora binnen artikel 24 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deskundigen op het gebied van privacy en informatierecht vinden deze methodes echter veel te ver gaan. Hoogleraar informatierecht Nico van Eijk heeft in NRC Handelsblad gezegd dat de AIVD een grens overgaat: "Ze trekken een sleepnet door internetfora en nemen de data van willekeurige personen mee. Dit leidt tot een surveillancestaat." Hoogleraar recht in de informatiesamenleving Gerrit-Jan Zwenne vertelde in diezelfde krant dat de AIVD met deze "ongelooflijke privacyinbreuk" een pijler onder onze rechtstaat "weg zaagt". Mijn fractie is benieuwd naar de reactie van het kabinet in dit debat op deze observaties en ontvangt ook graag een standpunt van de bewindslieden over de inzet van deze sleepnetmethodes bij grote en drukbezochte webfora. Is het volgens de bewindslieden überhaupt mogelijk om bij sleepnettechnieken ervoor te zorgen dat de inzet proportioneel blijft?
Ik kom bij de metadata. Uit rapporten van de CTIVD en uit de gesprekken en bijeenkomsten met experts voorafgaand aan dit debat — waarvoor dank — is naar voren gekomen dat metadata, of gebruikergegevens, want dat zijn het eigenlijk, bijzonder privacygevoelig zijn. Los van het feit dat de inhoud van de communicatie en de metadata op internet sterk door elkaar lopen, geeft inzicht in en analyse van de kenmerken van communicatie een duidelijk inzicht in de persoonlijke levenssfeer: welk nummer belt met welk nummer, hoelang en wanneer? Ook bewegingspatronen en positie in het sociaal netwerk worden hierin meegenomen volgens het Rathenau Instituut. Het is ook belangrijk om te beseffen dat data inzicht kunnen geven, maar dat dit niet automatisch problemen oplost. Data-analisten kunnen fouten maken. Gegevens kunnen worden gemanipuleerd en de vraag kan worden opgeworpen of de verzamelde data wel echt de werkelijkheid weergeven.
Vorig jaar zei het hoofd van de MIVD dat de dienst het verzamelen van verkeersgegevens ziet als een "minimale privacyinbreuk". Het kabinet zegt in zijn reactie op het onderzoek van commissie-Dessens: bulkinterceptie en analyse van metadata zijn onder omstandigheden — cursief — ingrijpender dan een kortstondige — ook cursief — interceptie van de inhoud van telecommunicatie. Met andere woorden: het verzamelen van heel veel metadata kan in bepaalde gevallen ingrijpender zijn dan het afluisteren van de inhoud van communicatie gedurende een korte periode. Naar de mening van mijn fractie onderkent het kabinet hier niet in stevige bewoordingen dat deze gegevens over communicatieverkeer anno 2014 zeer privacygevoelig zijn. De D66-fractie hoort graag van het kabinet of zijn zienswijze ondertussen is veranderd en zo nee, waarom niet.
Ook de CTIVD geeft in haar toezichtsrapport 38 aan dat deze verkeersgegevens voor een deel aangemerkt moeten worden als persoonsgegevens, waardoor het verwerken ervan een inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer. De commissie schrijft dat het van belang is dat het proces van metadata-analyse bij wet wordt voorzien van waarborgen die beschermen tegen ongeoorloofde inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Wij horen graag of het kabinet al onderzocht heeft hoe de nodige waarborgen, zoals het motiveren van de noodzakelijkheid, de proportionaliteit en de subsidiariteit van de gegevensverwerking, ten behoeve van interne dan wel externe toestemming kunnen worden ingebouwd in de wet.
Dan heb ik nog een vraag over de samenwerking met buitenlandse diensten. De commissie-Dessens heeft geconcludeerd dat het op grote schaal delen van bulkdata wettelijk niet goed geregeld is. De juridische onderbouwing van de dataruil is zwak. Ook lijkt de wet alleen te voorzien in incidentele samenwerking, aangezien voor elke vorm van samenwerking toestemming is vereist van de minister. In de reactie op de conclusies van de commissie onderschrijft het kabinet dat onderzocht moet worden of de wet voldoende rechtsstatelijke en democratische garanties biedt bij de samenwerking met buitenlandse diensten. Ook hierop krijg ik graag een nadere toelichting van de bewindslieden. Is nu al duidelijk hoe het kabinet gaat zorgdragen voor voldoende rechtsstatelijke en democratische waarborgen in de wet, en kan het kabinet aangeven in welke situaties het delen van bulkdata met buitenlandse inlichtingendiensten gerechtvaardigd is? Kan het kabinet in deze toelichting de vraag betrekken hoe de toetsing op proportionaliteit en subsidiariteit, zoals gevraagd in het EVRM, is geregeld wanneer buitenlandse diensten gegevens over Nederlandse burgers in hun bezit krijgen door een uitwisseling van data? Wij zien graag, net als meerdere deskundigen op dit gebied, dat bestaande en nog in te voeren bevoegdheden op het gebied van grootschalig en ongericht verzamelen van communicatiegegevens door de diensten, onderworpen worden aan een volwaardige kritische analyse. Is het kabinet voornemens om een dergelijke "kosten-batenanalyse" te maken?
Dat brengt mij bij het toezicht. De veranderingen in de intelligence-praktijk vragen om aanscherping van het toezicht en de toestemmingsvereisten, zo stelt het Rathenau Instituut. De commissie-Dessens heeft in haar rapport over de herziening van de wet voorstellen gedaan voor tijdig, onafhankelijk en bindend bestuurlijk toezicht. De CTIVD heeft deze voorstellen onderschreven. Ook wetenschappers hebben zich hierover uitgelaten. Zo stellen de hoogleraren informatierecht Egbert Dommering en Nico van Eijk dat de noodzaak van grootschalig en ongericht verzamelen en raadplegen van metadata vooraf door een onafhankelijke commissie getoetst dient te worden. Het niet-bindende rechtmatigheidsadvies achteraf van de CTIVD is wat hen betreft niet voldoende. De D66-fractie deelt die visie. Ook uit rechtspraak van het Hof van Justititie van de Europese Unie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens blijkt dat toezicht op de diensten in principe justitieel toezicht vooraf dient te zijn.
Mevrouw Gerkens i (SP):
Ik hoor nu het woord "justitieel" erbij.
De heer Van Boxtel (D66):
Ja.
Mevrouw Gerkens (SP):
Ik heb zelf ook nagedacht over de vraag die de heer Van Boxtel nu stelt. Als je vooraf gaat toetsen, loop je het risico dat je al bijna gaat sturen. Dan zou de politiek kunnen beïnvloeden wat de veiligheidsdiensten zouden moeten doen. Het argument daartegen is dat de veiligheidsdiensten juist zelf moeten aandragen waar zij denken dat de risico's liggen. Hoe kijkt de heer Van Boxtel daartegen aan?
De heer Van Boxtel (D66):
Ik wil de redenering geheel omdraaien. Als veiligheidsdiensten gerede aanleiding zien om een dergelijke activiteit uit te voeren, vind ik het in een democratische rechtsorde volstrekt gepast om dan ook een toetsing los te laten op die veronderstelling. Als die goed in elkaar zit en deugt, kun je toestemming geven en ben je ook afgedekt, terwijl we nu gewoon überhaupt niet weten wat er gebeurt. Ik noem het dus niet voor niets allemaal in het licht van de rechtsorde.
Voorzitter. Ik zei zonet dat het Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens dit delen. Zij vinden dat toezicht op de diensten in principe justitieel toezicht vooraf dient te zijn.
Ook kwam in de deskundigenbijeenkomst voorafgaand aan dit debat naar voren dat de huidige bezetting van de CIVD, de commissie-stiekem in de volksmond, ervoor zorgt dat er geen structurele controle uitgeoefend kan worden. Is weleens geopperd om de CIVD in te vullen met specialisten? Ook collega De Vries vroeg daarnaar. Hij ging zelfs verder en vroeg: moet daarbij misschien ook de Eerste Kamer worden betrokken? Mijn volgorde zou zijn: het mag primair bij de Tweede Kamer blijven, maar dan ook echt volwaardig en kwalitatief goed geborgd, en misschien met een andere of bredere samenstelling dan de huidige. Als dat allemaal niet kan, zou ook een rol voor de Eerste Kamer misschien kunnen, maar ik hoor eerst graag de reactie van het kabinet.
De heer Franken i (CDA):
Haalt de heer Van Boxtel niet twee organen door elkaar?
De heer Van Boxtel (D66):
Nee, …
De heer Franken (CDA):
De commissie-stiekem is een politiek orgaan, en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten is een onafhankelijke commissie …
De heer Van Boxtel (D66):
Jaja, maar ik had het ook eerst over die onafhankelijke commissie en later over de commissie-stiekem. Je hebt de CTIVD en je hebt de CIVD, en dat is de commissie-stiekem. Als u goed geluisterd had, had u gehoord dat het een ander moment was.
Nu ik toch over de CTIVD praat: ook daarin zouden misschien andere expertises nog een rol kunnen vervullen. Ik vond de suggestie van collega Gerkens om daarbij vooral ook de ethische kant te betrekken, een heel interessante. Je zou ook kunnen denken aan een lid van het CBP, het College bescherming persoonsgegevens. Dit zou kunnen waarborgen dat het belang van de privacy in de onderzoeken naar de diensten meer gewicht krijgt. Ik krijg graag een reactie van het kabinet op deze gedachte.
Ook rijst de vraag of de CTIVD, die structureel toetst op rechtmatigheid, niet ook structureel op doelmatigheid dient te toetsen. Ik hoorde ook andere collega's hiernaar vragen. Die doelmatigheid wordt eigenlijk steeds interessanter. Ik gaf het voorbeeld van de onwaarschijnlijke hoeveelheid preventief dataonderzoek die eigenlijk tot niets leidt, en wat dat kost. Daar gaan miljarden en miljarden in om, terwijl de effectiviteit gewoon niet aangetoond is. Als het anders is, hoor ik het graag, maar er is in ieder geval geen balans tussen de hoeveelheid geld die we erin stoppen en de revenuen die we er in termen van veiligheid uithalen. Ik hoor dus graag ook een reactie op de doelmatigheidstoets. En wat is de reactie van het kabinet op een idee van de heer Wiebes, voormalig senior analist van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid, om hier bijvoorbeeld een aparte staatssecretaris op te zetten?
Tot slot kom ik bij de Europese component. Dit debat is wat mijn fractie betreft niet compleet zonder het noemen van de herziening van de Europese privacywetgeving die momenteel gaande is. Het gaat zoals bekend om een algemene verordening bescherming persoonsgegevens en om een richtlijn die betrekking heeft op de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van politiële en justitiële activiteiten. Hier zien wij een rol voor de Nederlandse overheid weggelegd. Mijn fractie vindt het van groot belang dat de verstevigde privacyregels in de verordening niet alleen voor het bedrijfsleven gaan gelden, maar ook voor overheden, aangezien overheden vaak zeer gevoelige gegevens van hun burgers beheren. De voorbeelden zijn al genoemd, variërend van de IND, de COA, de Belastingdienst en de sociale diensten. Het zou goed zijn als de overheid ook wat dit betreft aan de normen dient te voldoen en zichzelf niet kan vrijstellen van regels die zij verplicht stelt voor het bedrijfsleven. Het is belangrijk dat Nederland zich daarvoor blijft inzetten in de Raad van Ministers. Op welke wijze zien deze bewindslieden erop toe dat dit ook gebeurt?
Voor een effectieve politie- en justitiesamenwerking in Europa is een gedegen bescherming van persoonsgegevens noodzakelijk. Mijn fractie is van mening dat het aannemen van de richtlijn voor de bescherming persoonsgegevens een belangrijke plek moet krijgen bij de verdere samenwerking. Een hoog niveau van dataprotectie is essentieel. Wat betreft de richtlijn vinden wij het van belang dat de regels ook zullen gelden voor de politiële en justitiële diensten zelf, en niet alleen voor de uitwisseling van gegevens. Kunnen de bewindslieden toelichten wat de stand van zaken is bij de behandeling van de richtlijn?
Ik rond af. In het digitale tijdperk horen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens tot de kern van onze burgerrechten. Daar moeten mensen ook zelf wat voor doen, zeg ik erbij. Bevoegdheden, verantwoording en toezicht dienen onderling in balans te zijn. Nederland heeft op veel onderwerpen een voorlopersrol ingenomen. Denk aan de strijd tegen het water, de Deltawerken, en alles wat we wat dat betreft doen. We exporteren kennis op dat gebied. Wat let ons — ik daag de bewindslieden daar haast toe uit — om een digitaal deltaplan te ontwerpen over de internetrevolutie, de dataverwerking en het databeheer? Dat kunnen we vervolgens in samenhang aan Europa maar ook mondiaal laten zien. We hebben namelijk onwaarschijnlijk veel IT-knowhow in dit land. Er vindt heel veel innovatie plaats en we hebben ook heel veel kennis van veiligheid daaromtrent. Kwade tongen beweren weleens dat dit kabinet door zijn hervormingsagenda heen zou zijn, maar ik vind dit typisch een onderwerp waarbij je geen dag op je handen kunt blijven zitten. Ik zou het kabinet willen uitdagen om ons meer, dieper en fanatieker mee te nemen in hoe wij de digitale revolutie voor onze inwoners tot een kansrijk geheel kunnen maken, en hoe wij die tot een goed einde willen brengen.
De voorzitter:
Dank, mijnheer Van Boxtel.
De beraadslaging wordt geschorst.