Plenair Rinnooy Kan bij Voortzetting Algemene financiële beschouwingen



Verslag van de vergadering van 17 november 2015 (2015/2016 nr. 8)

Status: gerectificeerd

Aanvang: 22.40 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Rinnooy Kan i (D66):

Voorzitter. Ik kijk terug op een heel bijzondere dag. Het was de dag van mijn maidenspeech. Het lijkt alweer een eeuw geleden. Er is ondertussen alweer een hoop gebeurd. Ik begin met mijn grote bewondering uit te spreken voor de energie, inzet en intellectuele creativiteit waarmee de twee bewindspersonen de vragen en opmerkingen hebben beantwoord.

In wat ik heb ingebracht en gezegd vroeg ik aandacht voor drie kwesties. In de eerste plaats: wat kunnen we leren van het verleden? In de tweede plaats: wat is er nu nodig? In de derde plaats: wat bedreigt ons in de toekomst? Op elk van die punten heb ik veel gehoord en veel geleerd.

Ten aanzien van het eerste heb ik vooral geleerd dat wat we leren van het verleden, is dat heel veel wijsheden van vroeger verminderd toepasbaar lijken te zijn. Met name het klassieke instrumentarium dat overheden ter beschikking staat om crises te bestrijden, is eigenlijk meer onvoorspelbaarder dan betrouwbaarder geworden. Dat hebben we meegemaakt. Dat geldt ook voor het monetaire instrumentarium, waarop we nog steeds zo nadrukkelijk een beroep doen, met misschien wel een toenemende zenuwachtigheid over de effectiviteit ervan. Het geldt ook voor het fiscale instrumentarium. We hebben een discussie gevoerd over de actualiteit van Keynes, die niet dood is maar ook niet meer zo vreselijk levend. We hebben ook gesproken over de wenselijke mix van beleidsmaatregelen. Ook ten aanzien daarvan moeten we vaststellen dat de steen der wijzen ons nog blijft ontglippen. Ik noteer wel de mededeling, eigenlijk de constatering, van de minister dat we nog wel iets kunnen leren van de Amerikanen als ons ooit een nieuwe Europese bankencrisis zou bedreigen. Eerlijk gezegd hoop ik echter dat dat niet meer gaat gebeuren. Ik heb ook wel enig vertrouwen dat door veel van wat we hebben gedaan dat risico aan het verminderen is.

Wat is er nu nodig? Een van de hoofdthema's is de discussie over de lastenverlaging geweest. Het debat daarover is ook nog niet afgelopen. Ik constateer dat de manier waarop we hier hebben gesproken over de begroting van V en J, een heel goed voorbeeld is van wat de Eerste Kamer kan doen. Precies zoals een aantal leden heeft bepleit, heeft de Kamer in een vroeg stadium duidelijk gemaakt dat in ieder geval hier brede onvrede bestaat over wat de strekking van de begroting lijkt te zijn. In de media, als we die mogen geloven, wordt expliciet een bedrag van 200 miljoen genoemd voor een aantal beleidsterreinen waarin dan extra geïnvesteerd kan worden. Ik stel vast dat dit vanuit het perspectief van mijn partij heel dicht in de buurt komt van wat we beoogden te bereiken. Daar kunnen we dus alleen maar tevreden mee en dankbaar voor zijn.

De staatssecretaris heeft ons uitgebreid uitgelegd hoe ongelooflijk moeilijk hij het heeft om iedereen gelukkig te maken. Dat leidt misschien tot gevoelens van medelijden, maar het is uiteindelijk ook weer niet overtuigend voor een van de voorstellen die hij doet. In alle eerlijkheid denk ik dat de kernvraag is en blijft hoe een lastenverlichting van 5 miljard wordt georganiseerd en wat we er op langere termijn aan overhouden. Als een lastenverlichting van 5 miljard tenminste acceptabel is en voor D66 is die zeker niet onacceptabel. Ik constateer echter dat wij niet erg optimistisch kunnen zijn over de mate waarin het huidige voorstel tegemoet komt aan de behoefte van mijn partij. Ik zeg dat onder voorbehoud, want het verhaal is nog niet af. Er moet nog gestemd worden. Het lijkt mij het beste om het hierbij te laten. Wij hopen in ieder geval dat er een constructief vervolg in deze Kamer kan plaatsvinden als we erover komen te spreken.

Ik was erg onder de indruk van de retoriek van de staatssecretaris over fiscale vergroening. We moeten echter niet de illusie wekken dat Nederland met zijn duurzaamheidsbeleid in de volle breedte zo excelleert als de staatssecretaris suggereert. Ik zie te veel Europese ranglijstjes waarop Nederland op dat punt eerder onderaan dan bovenaan figureert. Wat er ook waar moge zijn van de uitnemendheid van onze fiscale vergroeningsprestaties, er staat heel veel tegenover waar nog hard aan gewerkt moet worden. Wat mij betreft blijft dat een opgave voor de komende jaren.

We hebben even gesproken over het structurele begrotingssaldo als beleidsinstrument. Ik was erg blij met de toezegging van de minister. Hij zei dat hij dit in combinatie met andere complexiteiten van het Europees instrumentarium in Brussel gaat aankaarten. Ik wens hem heel veel succes. Wij overwogen een motie in te dienen om hem wat ruggensteun te geven, maar hij heeft mij verzekerd dat dit niet nodig is. Ik dien de motie dus niet in, maar mijn verwachtingen zijn wel zeer hoog gespannen. Ik zie uit naar het resultaat.

Wat bedreigt ons in de toekomst? Ik heb gezegd dat de minister een optimistisch man is. Of dat een compliment is, laat ik in het midden. Het is vooral belangrijk om realistisch te zijn. Naar mijn overtuiging bevinden wij ons in een wereld met lage rentes en lage groei. Het is geen prettige wereld om in te verkeren. Het is een wereld waarin het nodig is om te sparen, terwijl dat ook heel onaantrekkelijk is. Het is ook een wereld waarin heel veel van ons macro-economisch beleidsinstrumentarium niet gaat werken. Dat hebben de Japanners tot hun schade en schande moeten ontdekken.

Ik ben niet tegen optimisme, maar ik vind dat we realistisch moeten zijn. Ik herinner de minister aan wat hij zelf heeft gezegd, namelijk dat wij bij de vorige crisis te laat begonnen zijn met maatregelen te nemen en te laat hebben geconstateerd dat we een groot probleem hadden. Ik stel zijn eerlijkheid op prijs. Ik zou niet willen meemaken dat we met het huidige onaangename toekomstperspectief over een aantal jaren opnieuw moeten vaststellen dat we te lang blind zijn geweest voor de signalen en te lang hebben gewacht om ons op de nieuwe wereld voor te bereiden. Ik hoop dat we dat niet gaan meemaken en verheug me erop dat we in deze Kamer nog veel van dit soort fraaie, nuttige en leerzame dagen meemaken.