Verslag van de vergadering van 7 juni 2016 (2015/2016 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 16.53 uur
De heer Schouwenaar i (VVD):
Dit wetsvoorstel is door de fractie van de VVD positief ontvangen. Wij hebben bij de schriftelijke voorbereiding enkele vragen gesteld en danken de minister voor zijn beantwoording van deze vragen.
Misschien is het goed om te beginnen met wat dit wetsvoorstel niet is. Het is geen schadevergoeding rechtstreeks aan het slachtoffer. Het is geen boete. De oorsprong van de voorgestelde betaling ligt niet in het strafbare feit; die ligt in de kosten die gemaakt moeten worden voor het strafproces. Het wetsvoorstel is ook geen ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de eigen bijdrage maakt geen deel uit van de straf. Deze vier punten zijn al geregeld in bestaande wetten.
Wat is het wetsvoorstel dan wel? De veroordeelde heeft de strafwet overtreden. Het gevolg daarvan is een strafproces. Daar zijn kosten aan verbonden. Die kosten wil het wetsvoorstel niet uitsluitend aan de belastingbetaler in rekening brengen; ook de veroordeelde moet daar voor een deel aan meebetalen. Dit is vergelijkbaar met het milieurecht: de vervuiler betaalt. Daar valt tegenin te brengen dat de strafrechtspleging een primaire overheidstaak is. Een oertaak, ter voorkoming van eigenrichting. Op zich genomen is dat juist, maar dat wil niet zeggen dat alle kosten automatisch voor rekening van de belastingbetaler komen. Het is redelijk dat de veroorzaker meebetaalt, net zoals bij de veiligheidscontroles bij luchthavens.
Dit uitgangspunt wordt niet bestreden in de stukken. Het advies van de Raad van State, de Handelingen van de Tweede Kamer en de adviezen uit de praktijk zoals van de Raad voor de rechtspraak, de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) laten allemaal dit uitgangspunt in stand. Zij hebben echter wel bezwaren bij de uitwerking, bij de inning en bij de gevolgen voor de veroordeelden. Terecht wijzen zij op de risico's van bureaucratie en tegenvallers bij de inning. Die risico's zijn reëel. Maar daarvoor dienen nu juist betalingsregelingen en een individuele benadering. Er wordt gerekend op een opbrengst van 47 miljoen euro en een inningspercentage van 51. Dat zijn voldoende redenen om de regeling niet a priori overboord te gooien. Wil de minister een onderbouwing geven van deze ramingen?
Er zijn te veel kale kippen. Daarvan kun je geen veren plukken. Dat is geen verwijt aan de pluimveesector; het is een veelgehoord punt van kritiek op dit wetsvoorstel. Daar staat tegenover dat als incasso in vijf jaar niet lukt, het voorstel voorziet in kwijtschelding.
De veroordeelde begint met een schuld en dat verhoogt de kans op recidive, zo luidt een ander bezwaar. Dit bezwaar leent zich voor relativering. Niet ieder crimineel gedrag vindt zijn oorsprong in schulden en omgekeerd leiden niet alle schulden leiden tot criminaliteit. Bovendien gaat dit bezwaar voorbij aan de mogelijkheden die de schuldhulpverlening kan bieden.
Van verschillende zijden is er op gewezen dat men de bijdrage zal ervaren als straf. Mijn fractie acht eenieder, veroordeeld of niet, zeer wel in staat om een boete te onderscheiden van een vast bedrag als bijdrage in de kosten. Het komt heel vaak voor dat er kosten in rekening worden gebracht, niet alleen bij belastende, maar ook bij begunstigende beschikkingen. Iedereen heeft weleens te maken met leges of administratiekosten. De Raad voor de rechtspraak heeft ervoor gewaarschuwd dat de rechter de bijdrage zal verdisconteren in de strafmaat. Bij mijn fractie roept dat vragen op. De stukken geven duidelijk aan wat de bedoeling is: meebetalen en geen extra straf, een vast bedrag, een bijdrage in de kosten als bestuursrechtelijke regel voor iedere veroordeelde. Voor persoonlijke omstandigheden zijn betalingsregelingen en kwijtschelding voorzien. Zou de strafrechter dat werkelijk naast zich neerleggen? Is dat contra legem?
Alle argumenten pro en contra zijn valide overwegingen. Zij kunnen leiden tot allerlei conclusies die enorm uiteen lopen, van ronduit voor tot vierkant tegen. Toch moeten we afwegen en kiezen. Voor mijn fractie geven twee aspecten de doorslag. Ten eerste is dat de financiële kant van de zaak. Alle argumenten pro en contra staan niet op zichzelf. Ze staan in de context van de financiële realiteit. We staan voor een grote financiële opgave. Het ministerie van Veiligheid en Justitie is daar niet van uitgezonderd. Wetsvoorstellen met betrekking tot het meebetalen aan de kosten van detentie, verhoging van griffierechten en aanpassing van de gefinancierde rechtsbijstand leveren in dit stadium niets op. Dan zullen we naar andere wegen moeten zoeken. Mijn fractie meent dat dit voorstel een goed begaanbare weg is.
Ten tweede hebben alle argumenten pro en contra het karakter van voorspellingen. Het zou zus kunnen lopen, maar het zou ook zo kunnen gaan. Een gewaarschuwd mens telt voor twee, dus we moeten niet passief afwachten of het misschien fout loopt. We doen er echter verstandig aan om actief de uitvoering te volgen en zo nodig in goede banen te leiden. Wij gaan ervan uit dat de minister daartoe bereid is en dat hij zal ingrijpen, mocht dat nodig zijn. Daar rekenen wij op en wij vragen de minister of hij hier nader op wil ingaan.
Samengevat: met erkenning van de principiële aspecten en van eventuele uitvoeringsproblemen staat mijn fractie positief ten opzichte van dit wetsvoorstel. Wij kijken met belangstelling uit naar de reactie van de minister.