Verslag van de vergadering van 7 juni 2016 (2015/2016 nr. 33)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 20.40 uur
De heer Rinnooy Kan i (D66):
Voorzitter. Mijn fractie ziet terug op een nuttig en inhoudelijk debat, zoals dat hier gevoerd hoort te worden. Het is een debat dat een klein stapje representeert van een buitengewoon lange weg, een weg met een voorgeschiedenis van honderden jaren, en met ongetwijfeld een vervolg van honderden jaren, want onderwijs is van alle tijden. Het besturen van onderwijsinstellingen is een zorg van alle tijden. Of de WHW nog lang bij ons zal zijn op het vervolg van die weg, dat zien wij dan wel. Het is goed om nog eens te kunnen vaststellen dat, kijkend naar wat ons voor ogen staat bij de wenselijke cultuur binnen onderwijsgemeenschappen, deze hele Kamer en de minister in grote lijnen een vergelijkbaar perspectief voor ogen hebben. Dat is een onderwijsgemeenschap die als voornaamste opgave ziet om in gezamenlijkheid te werken aan het proces van kennisverwerving en kennisoverdracht en waar een ieder zijn bijdrage aan heeft te leveren. De kernvraag is en blijft hoe we een bestuurlijke infrastructuur creëren die de kans op het tot stand komen van zo'n cultuur maximaliseert en die tevens in staat is te interveniëren als dat proces om wat voor reden dan ook spaak loopt.
Wij zijn uiteindelijk gerustgesteld door de antwoorden van de minister in de loop van deze avond. We hebben uitgebreid gesproken over wat daar de juiste formulering voor was. Op de term "tegenspraak" was iets aan te merken. "Samenspraak" was te zalvend, maar gelukkig kwam de minister zelf met de verlossende term "co-creatie". Dat lijkt mij een term waar niemand bezwaar tegen kan hebben, dus ik verwacht niet anders dan dat dit het nieuwe buzzword van het onderwijsbestuursdebat gaat worden. Ik zie daarnaar uit.
Een van onze fundamentele zorgen betreft het evenwicht tussen het horizontale en het verticale verantwoordingbeleid en de horizontale en verticale verantwoordingslasten. Ik ben blij dat de minister heeft toegezegd daarop terug te willen komen, maar ik begrijp dat dit passend kan gebeuren als de effecten van de huidige verticale verantwoordingslasten worden geëvalueerd, net als de prestatieafspraken die daarbij horen. Ik zie daarnaar uit. We willen het debat dan zeker vervolgen. Wij realiseren ons allemaal dat, wat ook de waarde mag zijn geweest van de geldigheidsduur van tentamens als een van de instrumenten voor het realiseren van verticale afspraken, als die kwestie zou vervallen en niet meer haar oorspronkelijke rol krijgt, dit een extra reden is om nog eens kritisch te kijken naar het vervolg van studietempo en studieduur. Ik hoop dan dat het effect van het wegvallen van dat instrument verwaarloosbaar is, want studieduur en studietempo zijn ook belangrijke ingrediënten van goed beleid.
Ik heb mij in de loop van de avond gerealiseerd dat een deel van de voorgeschiedenis, op die lange weg, toch buiten de waarneming van een aantal nieuwe Eerste Kamerleden heeft plaatsgevonden. De minister verwees naar het debat in 2013, met een belangrijke afbakening van wat wel en wat geen geschikt perspectief zou zijn op de medezeggenschap in onderwijsland. Ik ben de minister dankbaar voor haar toezegging dat zij ons in staat wil stellen die achterstand alsnog in te lopen, want het debat over deze kwestie is na vanavond niet afgelopen. Ik ben de minister dankbaar voor de bijdrage die zij heeft willen leveren. Evenals de vorige spreker zal ik mijn fractie adviseren om de wet positief te bejegenen en voor te stemmen als de stemmingen aan de orde zijn.