Verslag van de vergadering van 1 november 2016 (2016/2017 nr. 5)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.33 uur
De heer Brinkman i (CDA):
Voorzitter. Ik dank de minister-president voor de wat ons betreft zeer geëngageerde en constructieve bijdrage en antwoorden van de kant van het kabinet. Daaruit spreekt in ieder geval de wil om deze maanden niet met verkiezingsretoriek aan het werk te blijven, maar om ook gewoon de zaken in het landsbelang te blijven behartigen. Dat waarderen wij. Ook de manier waarop de minister-president over Europa sprak, spreekt ons aan. Wij hopen dat een en ander alles bij elkaar in beter vaarwater komt.
Wij krijgen bij de Algemene Financiële Beschouwingen nog wel de gelegenheid om in te gaan op een aantal punten die ik namens mijn fractie naar voren heb mogen brengen. Vanuit de optiek van de Eerste Kamer, die altijd over de zorgvuldigheid moet waken, attendeer ik er wel op dat er op het gebied van de monumenten — ik pik er nu één ding uit —sprake is van discontinuïteit. Het kabinet stelt nu voor om met een wijziging van de systematiek te komen, die de minister van OCW dan in 2019 wil invoeren. Dat betekent natuurlijk wel dat de betrokkenen in 2017 en 2018 voor een probleem komen te staan. Dat moeten wij echt bij de Algemene Financiële Beschouwingen nader uitwerken. Ik geef die waarschuwing alvast af.
Iets vergelijkbaars geldt voor de kwestie van de Wet DBA. Dat is een zaak die, nadat het voorstel de Tweede Kamer was gepasseerd, hier om zorgvuldigheidsredenen nadrukkelijk is terugverwezen. De staatssecretaris is daar toen ook mee aan het werk gegaan, maar het is nog niet in orde. De opmerking van de minister-president "dat regelen wij verder wel in de Tweede Kamer" is voor ons te kort door de bocht. Dit moet wat ons betreft hier nog terugkomen.
Hetzelfde geldt voor de kwestie van de pensioenen. Ook op dat gebied heeft onze Kamer uit oogpunt van wetgevingssystematiek een belangrijk trackrecord. Wij dringen er zeer op aan dat de minister-president bevordert dat de Nederlandsche Bank volgende week of over twee weken met zijn periodieke rapport komt. Ik verwijs naar het interruptiedebatje dat wij hierover hebben gehad. Wij moeten de gelegenheid krijgen om nog bij de Algemene Financiële Beschouwen hier te spreken over dat rapport en de kabinetsconclusies, mede rekening houdend met wat hier nu over dit thema is gewisseld. Het onderwerp is er te belangrijk voor, ook voor al die miljoenen belanghebbenden die de datum van 1 januari zien naderen. Wij hoeven niet over alle onderwerpen een afgerond oordeel, maar wij willen toch wel weten waar wij staan. Uiteraard zijn er allerlei verschillen tussen pensioenfondsen en verzekeraars, maar het voert te ver om dat nu in detail te bespreken. Ook op dit punt doe ik dus het dringende verzoek om voor de Algemene Financiële Beschouwingen een nader antwoord te geven.
Wij zijn gelukkig met de insteek die de minister-president kiest als het gaat om Europa. De kunst is natuurlijk wel om te doen wat de minister-president zo nadrukkelijk zegt: het gaat nu om handhaving van de regels en het gaat erom, het ruime monetaire beleid niet in de plaats te laten treden van hervormingen. Dit moet ook worden waargemaakt. Wij snappen zeer wel dat dit niet alleen door het Nederlandse kabinet kan worden geregeld, maar het gaat natuurlijk ook over onze positie in dat geheel. Dat is de achtergrond van onze opmerking over het wel erg ruime beleid van de ECB. Ook wij hechten aan onafhankelijkheid, maar de mensen kijken er toch naar in de trant van: wie komt er makkelijk weg en wie zit er op de blaren? Graag vraag ik daar nader aandacht voor.
De minister van Wonen kwam wat later en de minister van EZ was verontschuldigd, dus wellicht heeft de minister-president daarom niet gereageerd op de opmerkingen die ik heb gemaakt over die beleidsterreinen. Dat wil niet zeggen dat wij stilzwijgend akkoord zijn met het beleid dat daar wordt gevoerd. Wij hebben nadrukkelijk vragen gesteld en opmerkingen gemaakt over die terreinen. Het is aan hem om de voorzitter van deze vergadering te tarten met een lang antwoord daarop, dan wel om het schriftelijk af te doen. Wij blijven alert op hun activiteiten.
Een laatste opmerking gaat over rechtstaat en beleid van de minister van Veiligheid en Justitie. Wij hebben het kabinet gecomplimenteerd met de aanvullende bijdragen en aanvullende activiteiten, maar ik heb een paar voorbeelden genoemd van beleid dat nog niet af is. Ik noem als enig voorbeeld in deze korte tweede termijn de kwestie van de veroordeelden die in honderden zo niet duizenden rondlopen in deze maatschappij. Dat tast natuurlijk wel de geloofwaardigheid van dit beleid aan. Ik noem dat voorbeeld omdat de minister eraan hecht om publiekelijk op te geven over de grote cijfermatige resultaten die bij de criminaliteitsbestrijding zijn behaald. Daar kun je dus wel wat genuanceerder naar kijken, lijkt mij. Wij houden ervan niet alleen in beelden te praten, maar ook naar de feiten te kijken. Ik haal dit voorbeeld aan om aan te geven dat het nog niet klaar is en wij verwachten hierop bij gelegenheid een antwoord te krijgen. Niet zozeer omdat wij dat graag willen horen, maar omdat velen in dit land het gewoon niet begrijpen dat er terecht zoveel extra geld gaat naar de veiligheidsketen, maar dat vervolgens duizenden veroordeelden hier vrij rondlopen.
Ik begon met een compliment aan de minister-president en eindig daar ook mee. De minister-president had het laatst over de portretgalerij die hier hangt. Ik gun hem allerlei records, maar hij moet daar nog wel even voor blijven werken. Wat ons betreft kan dat de rest van deze kabinetsperiode.