Verslag van de vergadering van 1 november 2016 (2016/2017 nr. 5)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 21.45 uur
De heer De Graaf i (D66):
Voorzitter. Ik wil graag de minister-president dankzeggen voor zijn uitvoerige beantwoording. Soms was dat ietwat luchtig, soms zeer to the point en soms een beetje wild uit de heup, zoals over de toekomst van de Europese Unie en de organen daarbinnen. Ik dank de minister-president ook voor de toezegging om de uitvoering van de Wet DBA op gevarieerd niveau nog eens te analyseren en ons daarover te informeren. Ik hoop dat hij in tweede termijn niet op die toezegging zal terugkomen.
Dan het associatieakkoord Oekraïne, het referendum en het verdere verloop. Wij zullen afwachten waarmee de minister-president terugkomt uit Brussel; wij zijn zeer benieuwd naar de opbrengst van die besprekingen. Voor ons is relevant dat wij uiteindelijk moeten beslissen ofwel over een bevestigingswetsvoorstel, ofwel over een intrekkingswetsvoorstel. De daarbij behorende toelichting is dan beslissend voor ons oordeel.
Ik was erg blij dat de heer Kox aanmerkelijk genuanceerder was dan anderen. Ik doel daarbij op mensen achter GeenPeil die andere partijen democratieverraders noemen omdat zij niet rechtstreeks voor een intrekkingswet zijn. Dat geldt ook voor zijn fractievoorzitter in de Tweede Kamer, de partijleider die letterlijk sprak van het "verraden" van de democratie. Ik vond dat buitengewoon treurig en ik vind het jammer dat de heer Kox daar geen afstand van neemt. Ik constateer in ieder geval dat hij niet hetzelfde denkt als de heer Roemer en dat is wel weer prettig. Vooral omdat ik vind dat er iets Trumpiaans aan zit om met termen als "verraad" een debat over democratie te voeren. Dat kan gewoon niet, hier niet, in de Tweede Kamer niet en wat mij betreft op Twitter ook niet.
Ik denk dat de minister-president de enige is die denkt dat hij voor 6 april stevig campagne heeft gevoerd voor het associatieverdrag en voor de goedkeuringswet. De rest van Nederland heeft dat nauwelijks meegemaakt.
Ik kom op Europa. Ik ben het met de minister-president eens dat de samenwerking niet goed verloopt en dat een Europees front, bijvoorbeeld ten aanzien van Syrië, buitengewoon broos is, als het al bestaat. Ik ben het ook met hem eens dat willekeur naar de grootte en het belang van landen als het gaat om de handhaving van Europese normen, het begrotingstekort bijvoorbeeld, uit den boze is en dat stevig moet worden gehandhaafd en opgetreden.
Dan houdt onze overeenstemming ook echt op. De minister-president werd bijna licht opgewonden toen hij sprak over de politieke rol van de Europese Commissie. Het Europees Parlement noemde hij nog net geen nepparlement; hij stelde dat het in ieder geen echt parlement is zoals wij dat hier hebben. Ik merk hierbij op dat wij niet rechtstreeks gekozen zijn en de leden van het Europees Parlement wel, maar kennelijk is het toch geen echt parlement. Ik begrijp dat niet en ga er maar van uit dat dit persoonlijke oprispingen van de minister-president waren. Als dat niet zo is, moet ik constateren dat het de visie van de minister-president is dat wij met Europa terug in de tijd zouden moeten gaan, dat de Europese Commissie alleen maar weer een uitvoeringsorgaan moet zijn, dat alle macht in handen moet zijn van de raden en de Europese Raad en dat het Parlement geen echt parlement is en bijvoorbeeld niet meer het recht heeft op codecisie. Ik kan me niet voorstellen dat de minister-president dit echt meent. Het is maar goed dat de minister-president niet in grand designs gelooft, want dit zou toch een heel slecht grand design zijn.
Tot slot dank ik de minister-president voor de antwoorden op mijn opmerkingen en vragen over het Europees veiligheidsbeleid en het beleid rond de defensiesamenwerking. Mijn fractie zou iets meer ambitie zeer op prijs stellen. Als wij kijken naar de geopolitieke situatie aan de grenzen van Europa, hebben wij eigenlijk geen tijd meer om afwachtend te zijn op dit punt. Ik zou het zeer op prijs stellen als dit kabinet, en zeker ook een volgend kabinet, hiervoor actief in Europa stappen zou willen zitten. Europa zal meer als front moeten optreden en ook meer als één stem moeten spreken. In dat kader heb ik gewezen op de mogelijkheid om de veiligheidsraadszetel van Nederland en Italië in te zetten voor Europese doeleinden. Hierover dien ik een motie in.
De voorzitter:
Door de leden De Graaf, Backer, Schnabel, Schaper, Lintmeijer en Brinkman wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat grotere samenhang en samenwerking tussen de landen van de EU op het gebied van buitenlands en veiligheidsbeleid vereist is, onder meer in de Veiligheidsraad (VR);
verzoekt de regering, zich in overleg met Italië en Zweden in te zetten voor een europeanisering van door EU-landen bezette zetels in de VR, waaronder de tijdelijke Nederlandse/Italiaanse zetel en de permanente Franse, waarbij het optreden van deze landen in de VR gestoeld is op het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB),
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter D (34550).