Plenair Van Rij bij behandeling Pakket Belastingplan 2017



Verslag van de vergadering van 13 december 2016 (2016/2017 nr. 11)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 10.22 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

De heer Van Rij i (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Vandaag behandelen wij het zogenaamde belastingpakket 2017, maar liefst zes wetsvoorstellen. Daar is hard aan gewerkt door de ambtenaren, waarvoor lof. En toch is het fiscale huiswerk van het kabinet-Rutte/Asscher in politieke zin bepaald niet af. Qua belastingen heeft dit kabinet in de verste verte niet hervormd. Sterker nog, na de verkiezingen zal een volgend kabinet, van welke samenstelling dan ook, veel moeten repareren. Alvorens inhoudelijk in te gaan op het belastingpakket, zou ik eerst iets willen zeggen over het belang van de inkomstenkant van de rijksbegroting en het internationale fiscale beleid van Nederland.

De geraamde inkomsten voor het Rijk in 2017 zijn 263 miljard, bestaande uit 161 miljard aan belastingopbrengsten, 41 miljard aan premies volksverzekeringen en 59 miljard aan premies werknemersverzekeringen. De gasbaten worden geschat op ruim 2 miljard. Laten wij ons concentreren op de belastingopbrengsten. Precies de helft daarvan bestaat uit indirecte belastingen en de andere helft uit directe belastingen, 80,7 miljard versus 80,2 miljard. Bij de indirecte belastingen is de opbrengst aan omzetbelasting het hoogst: 47,8 miljard. Bij de directe belastingen zijn de loon-en inkomstenbelasting goed voor 56,1 miljard.

Trendmatig zien wij al decennialang een verschuiving van het budgettaire belang van de directe belastingen naar de indirecte belastingen. Dat doet zich niet alleen in Nederland voor, maar ook in de rest van de Europese Unie. Met 18.5 miljard aan opbrengst is de vennootschapsbelasting goed voor ruim 11% van de totale zuivere belastingopbrengsten. In de Tweede Kamer en het Europees parlement wordt er echter disproportioneel aandacht geschonken aan de winstbelasting. Naar mijn mening zou het om de inkomstenbelasting en omzetbelasting moeten gaan. Zo zou er volgens professor Robert Murphy sprake zijn van een enorm tekort aan btw-inkomsten in de Europese Unie. Dat komt voor een deel door een gebrek aan gegevens en voor een deel doordat belastingdiensten hier geen prioriteit aan geven.

Kan de staatssecretaris aangeven hoe groot bij benadering het bedrag aan niet afgedragen btw in Nederland is? Klopt het dat het om circa 10% van de thans geraamde belastingopbrengsten aan btw zou gaan? Kan de regering aangeven welk deel belastingontduiking is en welk deel belastingontwijking? Is dit een prioriteit van de regering? Heeft de Europese Commissie recent berekeningen gemaakt met betrekking tot het zogenaamde btw-gat?

De afgelopen jaren zien wij een voortdurende stroom van voorstellen uit Brussel op fiscaal terrein. Die monden voor een deel uit in ontwerp-richtlijnen en ze bestaan voor een deel uit beleidsvoornemens. De CDA-fractie ondersteunt het en-en-beleid van de regering op het punt van de internationale fiscale politiek. Nederland moet actief zijn in het aanpassen van de regels zoals die internationaal in OESO-verband zijn afgesproken. Dat is een mondiaal project, Base Erosion Profit Shifting (BEPS), dat is bedoeld om situaties van belastingontwijking door multinationals aan te pakken.

Daartoe zijn vijftien actiepunten afgesproken. Het gaat om drie thema's: coherentie, substance en transparantie. Daar werkt Nederland, terecht, proactief aan mee. Tegelijkertijd, en dat is de andere én, moet Nederland zijn belangen goed in de gaten houden als vestigingsland voor buitenlandse investeerders, maar ook voor onze eigen Nederlandse ondernemingen. In die zin is het een bijzonder jaar voor Nederland geweest. Gedurende het eerste half jaar was Nederland voorzitter van de Europese Unie. Tijdens dat voorzitterschap heeft Nederland een behoorlijke prestatie neergezet. Eerst werd medio maart overeenstemming bereikt over de Richtlijn Country-by-Country-reporting, een vertaling van één van de acties uit het BEPS-pakket van de OESO. Overigens had Nederland die regeling al op 1 januari van dit jaar ingevoerd. Belangrijker nog was de politieke overeenstemming eind juni over de Richtlijn inzake de anti-tax avoidance (ATAD). Dat is een compliment waard aan de Nederlandse bewindslieden van Financiën.

Hoe groot is de verbazing dat de Europese Commissie na de zomer een viertal ontwerp-richtlijnen heeft gepubliceerd. Als het aan de CDA-fractie ligt, gaat deze Kamer bij drie van de vier voorstellen volgende week een "gele kaart" trekken, dat wil zeggen een zogenaamd subsidiariteitsvoorbehoud maken. Wat is het geval? In tegenstelling tot de initiatieven in het eerste halfjaar is het verband met de OESO, het zogenaamde BEPS-pakket, ver te zoeken. De Europese Commissie denkt van het momentum gebruik te kunnen maken door met voorstellen te komen die veel verdergaan dan het OESO-pakket. Bovendien wordt de positie van de kleinere landen zoals Nederland benadeeld.

Nederland kan nooit akkoord gaan met plannen van Brussel om een fiscaal winststelsel voor te schrijven dat aanzienlijk slechter is dan het huidige Nederlandse winstbegrip en al helemaal niet als een groot deel van de Nederlandse vennootschapsbelasting afgedragen moet worden aan grotere landen zoals Frankrijk en Italië die hun begroting stelselmatig niet op orde hebben. Is de regering het op dit punt eens met de CDA-fractie? Ondersteunt de regering ook de zienswijze dat het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting in Nederland naar 20% zou moeten gaan om Nederland concurrerend te laten blijven met landen zoals België, Ierland, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland, om zodoende verder en concreter invulling te geven aan die andere én van het tweesporenbeleid van de regering?

In deze kabinetsperiode is bewust een nivellerend inkomensbeleid gevoerd. Uit de enorme hoeveelheid tabellen — met dank aan collega-senator Van Rooijen — blijkt ontegenzeggelijk dat de burgers die anderhalf of twee maal modaal verdienen, fors meer belasting zijn gaan betalen. Dan hebben wij het over inkomens tussen grofweg de €50.000 en de €75.000. Dan hebben wij het over "hardwerkend Nederland", mensen die twintig jaar werken, zoals de directeur op een school voor middelbaar onderwijs, de hoofdinspecteur van politie, maar ook een hoofd inkoop of IT bij een bedrijf.

De heer Köhler i (SP):

Ik hoor de heer Van Rij zeggen dat vooral de middeninkomens, die hij wat mij betreft overigens wat hoog in de markt legt, meer belasting hebben moeten betalen. Nu hebben wij bij de behandeling van het Belastingplan ook een vraag gesteld. Het antwoord daarop staat op bladzijde 29 in de nota naar aanleiding van het verslag. Ik weet niet of hij, na alle tabellen die de heer Van Rooijen gevraagd had, daar ook nog aan toe is gekomen, maar uit die tabellen blijkt volgens hem dat het effect van de beleidsmaatregelen van het kabinet-Rutte II is dat de koopkracht van het kwart huishoudens met een laag inkomen met 0,9% is vooruitgegaan, van de lagere middeninkomens met 1,25%, van de hogere middeninkomens, dus ongeveer de groep waarover ik het net had, met 2,9% en van de hoge inkomens met 1,9%. Gezien deze cijfers, waarvan ik aanneem dat ze kloppen, vraag ik de heer Van Rij hoe hij bij zijn beweringen komt dat vooral de hogere of de middeninkomens het meest hebben moeten inleveren.

De heer Van Rij (CDA):

Dank voor deze vraag. Ik kan nu twee dingen doen. Ik kan hierop uitgebreid ingaan, maar ik kan ook vragen of ik dit onderdeel van mijn verhaal mag afmaken. Ik baseer mij namelijk vooral op de figuren 15 en 16 en de tabellen 16 en 17 op de pagina's 19 en 21 van de memorie van antwoord. Als u het mij toestaat, maak ik eerst mijn verhaal af, want dan geef ik antwoord op de vraag van de heer Köhler.

Ik citeer de staatssecretaris in antwoord op een vraag van de heer Van Rooijen: "Indien het maximum van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting niet zou zijn verhoogd, dan zou er 10,5 miljard aan belastingverlaging ingezet kunnen worden. Dat bedrag aan extra ruimte zou nog met een paar miljard verhoogd kunnen worden, indien de inkomensafhankelijkheid van de heffingskortingen deels wordt teruggedraaid". Dat is met name gebeurd in deze kabinetsperiode. Heel veel heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk gemaakt. Dat zijn ook die grafieken waarbij een en ander in één keer steil naar beneden gaat. Ik heb het dan over de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke algemene combinatiekorting en de ouderenkorting. Ik citeer de staatssecretaris weer: "Uitgaande van die 10,5 miljard — laten wij ons daar dan toe beperken — zou je het tarief per belastingschijf met 2,8% kunnen verminderen". Je ziet overigens ook aan de grafiek dat met name de mensen met inkomens waarover ik het heb, aan die verschuiving naar de lagere inkomens hebben meebetaald, fors meebetaald. Dan heb ik het nog helemaal niet over allerlei sluipende maatregelen, terwijl die eigenlijk de kern van mijn kritiek vormen op het huidige stelsel. Wij hebben namelijk een marginale druk van 56%, maar in sommige gevallen, bijvoorbeeld bij een inkomen van €32.000, dus een inkomen tussen de €20.000 en de €35.000, heb je een marginale druk van 140%. Dat betekent dus dat je €0,40 inlevert als je één euro meer verdient. Dat is niet transparant. Het is zo ondoorzichtig geworden! Je had ook kunnen zeggen: had voor die hoge inkomens gewoon dat tarief verhoogd naar 56%, dan had je gewoon laten zien wat je deed. Door het draaien aan al die knoppen in die machinekamer heeft het stelsel eigenlijk zijn einde wel bereikt. Ik moet de lijsttrekker van de PvdA, die als minister van Sociale Zaken hier oerdegelijk links beleid heeft gevoerd, complimenten maken. Helaas is hij vandaag niet aanwezig.

Het CDA vindt dat de lasten niet eerlijk verdeeld zijn. Hardwerkend Nederland en ook de ouderen boven de 50 jaar, werkende en niet-werkende, hebben hiervoor een forse prijs betaald. Dankzij een van de antwoorden van de staatssecretaris hebben we nu heel helder inzicht gekregen in de discussie over de marginale druk, waar collega Schalk en anderen in dit huis het meerdere malen over gehad hebben, zowel vorig jaar als dit jaar bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Je ziet dat ook in dat kader niet meer is uit te leggen dat bijvoorbeeld een moeder die als zzp'er begint en een kind heeft dat jonger is dan 12 jaar evenals een partner met een hoger inkomen, bij een modaal inkomen van €36.000 €67 aan belasting betaalt, terwijl de alleenstaande die ook €36.000 verdient, maar geen kinderen heeft, €8.099 betaalt.

De verschillen zijn te groot geworden tussen de verschillende inkomensgroepen. Daar komt bij dat een deel van die gerichte fiscale instrumenten, zoals de arbeidskorting en de algemene inkomensafhankelijke combinatiekorting, aan hun doel voorbijschieten. Die kortingen worden voor een deel namelijk niet meer verzilverd. Mensen hebben te weinig inkomen om iets aan die korting, waar maar liefst 3,7 miljard mee gemoeid is, te hebben, en daar was die nu juist voor bedoeld!

Vandaag komen we in dit debat ongetwijfeld terug op de gehele discussie rondom de marginale druk. We hebben kennis kunnen nemen van de brief van minister Asscher, maar ik wacht eerst de analyse van de staatssecretaris af. Is de staatssecretaris het eigenlijk ook niet met het CDA eens dat, hoe het volgende kabinet ook wordt samengesteld, er schoon schip gemaakt moet worden in de machinekamer met die ratjetoe aan instrumenten? In ons stelsel van inkomstenbelasting moet het draagkrachtbeginsel weer echt leidend zijn. Inkomensafhankelijkheid en maxima van kortingen moeten worden herzien. Er moeten minder schijven en minder tarieven komen. Keuzevrijheid is belangrijk, zodat iedere burger weer meer dan 50% overhoudt van iedere euro die hij meer verdient. Wat ons betreft kan en moet het eenvoudiger, rechtvaardiger en eerlijker.

De heer Backer i (D66):

Dat zijn prachtige woorden. Wie kan daar tegen zijn? Ik zal er straks zelf ook wat over zeggen. Dat gaat in de richting van die noodzakelijke hervorming, maar ik maak toch wel bezwaar tegen de schets van collega Van Rij. Hij voert minister Asscher en een aantal anderen op, maar laten we eerlijk zijn: wij hebben er allemaal bij gezeten. Al onze fracties hebben deel gehad aan de discussies over de heffingskortingen en over pogingen om de koopkracht naar rechtvaardigheid zo te programmeren, dat die goed uit zou komen. Nu zijn er inderdaad rare uitwassen. Ik zeg daar straks ook iets over. Vanochtend las ik in een ochtendblad dat de heer Van Rij het water ineens aan de lippen staat, maar we hebben hier toch allemaal deel aan gehad, inclusief de fractie van de heer Van Rij, in Balkenende IV en daarna in belastingplannen die goedgekeurd zijn? Dat neem ik graag bij deze beoordeling mee. Vindt de heer Van Rij dit ook niet?

De heer Van Rij (CDA):

Dank voor deze vraag, mijnheer Backer. Ik ben ook zeer benieuwd naar uw bijdrage. Ik denk dat we in de analyse wel eens wat dichter bij elkaar kunnen zitten dan uit deze vraag zou blijken. Ik ga terug naar de vraag, een terechte vraag. De CDA-fractie heeft een keer tegen een belastingplan gestemd. Dat was aan het begin van deze kabinetsperiode. Mijn analyse is ook met name gebaseerd op het hardnekkig en consequent doorvragen op juist de periode 2012-2017, wat de heer Van Rooijen heeft gedaan. Vorig jaar stonden wij in dit huis voor de keuze om wel of niet voor de lastenverlichting te stemmen. Uw fractie in de Tweede Kamer heeft toen tegen gestemd en in de Eerste Kamer voor gestemd, na enige concessies. Het CDA heeft toen in de Tweede Kamer voor gestemd en in de Eerste Kamer voor gestemd. Wij vonden dat die 5 miljard het terechte begin was van, naar onze mening, de reparatie van de lastenverzwaring, niet alleen voor de middeninkomens, maar ook voor de modale inkomens. Nu worden wij echter geconfronteerd met, zeg maar, de werking van de inkomensafhankelijkheid van die kortingen. Dan heb ik het nog niet over de toeslagen gehad. Aan de ene kant lopen wij er dus tegenaan dat die kortingen gewoon niet meer aan hun doel voldoen, die verzilveringsproblematiek. Aan de andere kant geven ze heel rare inkomenseffecten. Daarom zeggen wij dat het nu echt het moment is. Het valt samen met het einde van dit kabinet, dus het is een goed moment om het heel grondig te herzien.

Mevrouw Vos i (GroenLinks):

De heer Van Rij eindigde zijn bijdrage met de uitspraak dat het eerlijker, meer naar draagkracht en rechtvaardiger moet ...

De heer Van Rij (CDA):

Ik ben overigens nog niet klaar, hoor.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Excuses, op een of andere manier had ik die indruk. Maar misschien mag ik toch mijn vraag stellen.

De heer Van Rij (CDA):

Dit was nog maar het begin.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het was nog maar het begin: ik vond het al zo kort en krachtig. Ik grijp toch even terug op het begin van het betoog van de heer Van Rij. Dat ging over belastingontwijking en de internationale positie van Nederland daarin. Het verbaast me dat de heer Van Rij zegt dat het eigenlijk wel genoeg is geweest; we hebben genoeg gedaan. Recent hebben we bij een beoordeling van Oxfam Novib gezien dat Nederland als derde op de lijst van belastingparadijzen staat. Het verbaast me dat het CDA blijkbaar niet bereid is om verder te gaan en te kijken of de wijze waarop het Nederlandse fiscale klimaat voor multinationals in elkaar zit, wel zo eerlijk is. Daar wil ik graag een reactie op van de heer Van Rij.

De heer Van Rij (CDA):

Daar ga ik graag op in. Kennelijk ben ik niet duidelijk genoeg geweest, althans niet voor mevrouw Vos, maar ik heb betoogd dat wij het en-enbeleid van het kabinet van harte onderschrijven. Over de belastingontwijking zijn afspraken gemaakt in OESO-verband. Dat is een topprestatie. De kunst is nu dat die afspraken worden omgezet in wetgeving. Ik heb de bewindslieden van Financiën een compliment gegeven voor het feit dat ze dit voortvarend hebben opgepakt onder het Nederlandse voorzitterschap: een level playing field binnen de EU. Dat is overigens nog niet het einde van dat pakket. Helemaal niet, er moet nog veel meer gebeuren. Ik heb gezegd dat er vijftien actiepunten zijn. Ik heb bedoeld te zeggen dat ik het niet juist vind dat de Europese Commissie dit moment aangrijpt om oude plannen van stal te halen, die vijf jaar geleden zijn afgeschoten en helemaal niets met belastingontwijking te maken hebben. Het gaat om een geconsolideerde Europese vennootschapsbelasting die ze onder het mom van belastingontwijking even snel door de nationale parlementen wil jagen. Mevrouw Vos heeft ook het BNC-fiche van de regering gelezen. Dat de regering zegt dat dit een stap te ver gaat, daar ben ik het helemaal mee eens. En ik roep mevrouw Vos daar ook toe op, want ik weet hoe zij in dit debat zit. GroenLinks moet zich daar ook niet door om de tuin laten leiden. Het gaat niet allemaal alleen maar om belastingontwijking. Het Oxfam Novib-rapport heb ik, met alle respect, nog niet gelezen, maar ik had de indruk dat er weer een nietje door een oud rapport is geslagen. Ik zal het met belangstelling lezen. Oxfam Novib heeft een goede, sterk inhoudelijke bijdrage vanuit zijn verantwoordelijkheid als ngo. Mijn punt is dat we een onderscheid moeten blijven maken tussen maatregelen tegen belastingontwijking en dingen die Nederland moet doen voor zijn eigen ondernemers en om in trek te blijven voor buitenlandse investeerders. Laten we er vooral voor zorgen dat het OESO-pakket goed wordt geïmplementeerd.

De heer Köhler (SP):

Sorry dat het even duurde, maar ik moest de woorden van de heer Van Rij nog even goed op me laten inwerken. Hij had het over de heel hoge marginale druk als je de toeslagen en de afbouw van de toeslagen meerekent in het traject van inkomens van €20.000 tot €35.000 en over de heel hoge marginale druk voor mensen met hoge inkomens, van wel 56%. Even daarna zei hij, als ik hem goed verstaan heb, dat het CDA wil dat voor alle inkomensgroepen de marginale druk omlaaggaat tot minder dan 50%. Meent hij dat werkelijk, ook voor de inkomensgroepen van €20.000 tot €35.000? Meent hij werkelijk dat de huidige marginale druk van wel 90% terug moet gaan naar 50%?

De heer Van Rij (CDA):

Dat is een heel goede vraag van de heer Köhler. Dat kan natuurlijk nooit in die categorie waarover hij het heeft, tussen de €20.000 en €35.000. Ik heb het staatje voor mij liggen. Tot €20.000 is de marginale druk 12%, inclusief alle heffingen en toeslagen. Dat loopt op tot 59% bij €45.000. Zeg maar tussen de €20.000 en €30.000 gaat het om 89% en 87%. Je kunt natuurlijk niet in één keer abrupt die marginale druk verlagen. Dat zou ook niet moeten. Ik heb niet gezegd dat wij tegen iedere vorm van inkomensafhankelijkheid zijn. Wij willen echter de zeer scherpe kanten die er nu ingekomen zijn, eruit halen. Dat je van iedere euro die je meer verdient, meer dan €0,50 overhoudt, is met name bedoeld voor de groepen met een modaal inkomen en daarboven.

De CDA-fractie is een fel tegenstander van de nieuwe box 3-regeling die door het kabinet-Rutte/Asscher op 1 januari 2017 wordt ingevoerd. Bezitsvorming staat van oudsher bij de christendemocraten hoog in het vaandel. Wij willen de eigen verantwoordelijkheid en spaarzin van burgers belonen. Het huidige kabinet doet precies het tegenovergestelde. Een spaarder die thans 0,3% op zijn deposito- of bankrekening krijgt, maakt met een inflatie van ongeveer 0,6% een negatief rendement van 0,3%. Vanaf 1 januari 2017 moet daar een kleine 0,9% belasting over betaald worden en houdt hij een negatief rendement over van 1,2%. Hij teert dus in. Je zou ook kunnen zeggen dat hij 300% belasting betaalt over zijn rendement van -0,3%. Dit kun je aan geen burger uitleggen. We hebben het hierbij over 2,3 miljoen belastingplichtigen die een vermogen hebben tussen de €0 en €100.000, die al gebruik hebben gemaakt van de vrijstelling van €25.000. Twee derde van hen zet het op zo'n bank- of depositorekening. Het gaat dus om een heel grote groep mensen. Het CDA heeft vorig jaar al een pleidooi voor deze groep gehouden. Met dank aan de staatssecretaris voor zijn zorgvuldige en uitvoerige beantwoording, stellen wij het volgende voor. De staatssecretaris zegt dat hij drie alternatieven heeft bedacht voor de huidige box 3-heffing: een vermogensaanwasdeling, een vermogenswinstbelasting en voortzetting van het huidige systeem, maar dan wel met een forfaitair rendement dat veel dichter bij het reële rendement ligt en per vermogenstitel. Hij kiest echter niet. Dat schuift hij door naar het volgende kabinet, terwijl de burgers per 1 januari met die vermaledijde regelingen worden geconfronteerd. Ons voorstel is dat de staatssecretaris alsnog komt met een spoedwetje — daar gaat hij eeuwige roem mee verwerven — waarmee hij tijdelijk repareert wat hij op 1 januari 2017 invoert, in afwachting van het nieuwe kabinet. Dat nieuwe kabinet zal ongetwijfeld moeten gaan kiezen. Dat houdt een verdubbeling van de vrijstelling in, zodat mensen met een partner geen box 3-heffing hoeven te betalen tot €100.000.

De heer Backer (D66):

De heer Van Rij gunt de staatssecretaris eeuwige roem met dit voorstel. Ik heb echter de indruk dat hij zelf op zoek is naar eeuwige roem. Wij hebben vorig jaar die discussie gevoerd. Die is uiteindelijk niet in volle omvang gevoerd, doordat het CDA er in de laatste fase niet aan deelnam in dit huis. Dat is ieders eigen keuze. Wij hebben vorig jaar over het belastingplan gesproken, dat weet de heer Van Rij. We zijn nu een jaar verder. Had het dan niet op de weg van zijn collega's in de Tweede Kamer gelegen om dit onderwerp in te brengen en in het debat te betrekken? Ik zou twee medewerkers nodig hebben om uit te zoeken welke acties collega Omtzigt aan de overkant allemaal onderneemt. Ik heb er toch even naar gekeken, maar dit heb ik er niet bij gevonden. Dat is mijn eerste vraag: had het niet in de reden gelegen om dat daar te doen? Dat is één. Ik kom tot mijn tweede vraag. Uiteindelijk heeft de heer Van Rij met die ellendige regeling van box 3 — het woord is me even ontgaan — ook ingestemd, net zoals meer partijen die daarvan pijn in de buik hadden. Uiteindelijk hebben we gezegd: alles tezamen genomen, stemmen we ermee in. Hoe moet ik dat dan in dit licht zien? Immers, in 2016 is voor 2017 de regeling al opgenomen. Dat weet de heer Van Rij.

De heer Van Rij (CDA):

Laat ik met de laatste vraag beginnen. De heer Backer weet zelf ook dat dit voorstel, dat op 1 januari ingaat, vorig jaar was gekoppeld aan het belastingplan. Dat was ook de aanleiding voor de inmiddels wel beroemde motie-Hoekstra. Toen stonden wij voor een geweldig dilemma. Moesten wij nee zeggen tegen het hele belastingplan omdat we het niet met het box 3-voorstel eens waren? Dat was natuurlijk de truc van deze koppeling. Die koppeling was echter oneigenlijk, omdat die helemaal niet nodig was geweest. Maar dat debat gaan we nu niet herhalen. Met dat dilemma zijn wij als volgt omgegaan: we hebben voor het belastingplan gestemd, maar we hebben aantekening gevraagd dat we tegen box 3 hebben gestemd. Ik kan me dat nog goed herinneren. De heer Van Strien vroeg toen waar ik mee bezig was. Hij begreep er niets van. De voorzitter heeft toen uitgelegd dat dit kan: je kunt voor een voorstel zijn en je kunt aantekening vragen dat je tegen een bepaald onderdeel hebt gestemd. Zo is dat gegaan; dat zijn de feiten. De eerste vraag van de heer Backer begrijp ik eigenlijk niet goed. Wat bedoelt hij met de opmerking: het CDA haakte af? Bedoelt hij dat D66 vorig jaar binnenskamers met de staatssecretaris heeft onderhandeld om een aantal concessies te krijgen waar het CDA niet bij zat? Bedoelt hij dat? Wij hebben immers gewoon aan het debat hier meegedaan.

De heer Backer (D66):

Het gaat nu heel venijnig worden. De heer Van Rij weet heel goed hoe het hier gaat. Er mag gesproken en overlegd worden met de staatssecretaris en dat is ook gebeurd. De heer Van Rij zegt tegen te hebben gestemd en dat te hebben laten aantekenen. Dat is een feit en dus correct. Het is goed dat hij dat zegt. Maar uiteindelijk is er een totaalpakket aangenomen. Wij hebben daar ook verantwoordelijkheid voor genomen. Dat is echter allemaal geschiedenis. We zijn nu een jaar verder. Als dit zo'n belangrijk onderwerp voor het CDA is — zo ken ik het CDA ook — weet de heer Van Rij de wegen wel te bewandelen om dit aan te kaarten. De plek om dat te doen, is de Tweede Kamer. Ik ben er echter niet voor om iedere keer te herhalen wat er vorig jaar is gebeurd. En dat weet hij ook.

De heer Van Rij (CDA):

Fair enough. De CDA-fractie heeft in de eerste schriftelijke inbreng hier zeer nadrukkelijk naar gevraagd en op getamboereerd. Wat de CDA-fractie in de Tweede Kamer niet heeft gedaan — ik denk dat de heer Backer dat punt wil maken — is met een initiatiefwetsvoorstel komen. Maar wat niet is, kan nog komen. De heer Backer heeft echter gelijk dat dit niet is gebeurd tijdens de behandeling van het belastingplan in de Tweede Kamer.

De heer Van de Ven i (VVD):

Ik heb met veel belangstelling geluisterd naar collega Van Rij die sprak over het inkomensbeleid en de daaraan gekoppelde vermaledijde box 3, zoals collega Backer zei. Ik betrek daar even het artikel van vanochtend in een landelijk dagblad bij. Je ziet daarin dezelfde opzet. Volgens de analyse daarin, die ik niet heb kunnen narekenen omdat ik daar de tijd niet voor had — ik weet dus ook niet of die analyse juist is — is er ontzettend veel geleden door de mensen met een inkomen tussen €50.000 en €75.000. We moeten er inderdaad op letten dat we dit goed doen. Er komt nog een studie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar marginale druk. Er wordt een oplossing gepresenteerd in box 3 door boven de eerste vrijstelling van €25.000 een vrijstelling te bieden van nog eens €100.000. Ik heb echter het gevoel dat we, de laatste 100 dagen voor de verkiezingen, over een idee voor gratis geld spreken. Ik begrijp niet helemaal waarom dat element in deze fase van bespreking van het Belastingpakket 2017 wordt meegenomen. Met de heer Backer vraag ik mij af of de heer Omtzigt, als groot vertegenwoordiger van het CDA, in de Tweede Kamer niet degene had moeten zijn die dit idee had moeten lanceren, zeker in deze fase. Is het op dit moment opportuun om na te denken over een ander systeem van een box 3-heffing als de staatssecretaris in zijn brief van 20 september jl. meedeelt dat hij diverse alternatieven gaat beoordelen? Wij zijn ook van mening dat de burger een faire heffing moet hebben in box 3. De staatssecretaris is daarmee bezig. In het voorlopig verslag hebben we ook gevraagd: wat is het tijdpad? Ik vind dat er niet voldoende is ingegaan op de wens die we daarin hebben neergelegd om met een concreet tijdpad te komen, zodat de burger ook duidelijkheid krijgt over het aansluiten bij reële rendementen. Mijn vraag aan de heer Van Rij is: zullen we even wachten op de uitkomsten van de maatregelen die in de brief van 20 september zijn aangekondigd?

De heer Van Rij (CDA):

Ik ben het helemaal met de heer Van de Ven eens dat het wachten is op wat de keuze van dit kabinet is uit de drie varianten. Het duurt alleen wel een beetje lang, want de brief is van 20 september jl. Het zou het CDA een lief ding waard zijn geweest als die keuze eerder was gemaakt. Ik wacht eerst de antwoorden van de staatssecretaris op mijn vragen af. Er is natuurlijk geen spoedwetje nodig als het kabinet voortvarend kiest voor een van de drie varianten. Ik heb kunnen lezen dat daarover uitgebreid is gediscussieerd in de Tweede Kamer. Als wij de regering een zet in de goede richting kunnen geven om dat zo snel mogelijk te regelen, en dat niet over te laten aan een volgend kabinet, zou ons dat een lief ding waard zijn. Maar zolang dat niet is gebeurd, houd ik een pleidooi voor het repareren van de huidige regeling, door de vrijstelling te verhogen van €25.000 naar €50.000 per belastingplichtige. Over de dekking van dit voorstel heb ik nog wel een paar ideeën. Dat is een terecht punt; we kunnen daar geen openeinderegeling van maken. Overigens is het een tijdelijke oplossing. Wat ons betreft zou die maatregel zo kort mogelijk moeten duren omdat wij, net als de heer Van de Ven, een structurele oplossing willen waarbij reëel rendement als uitgangspunt wordt genomen voor de heffing, en niet het vermaledijde systeem dat op 1 januari wordt ingevoerd.

De heer Van de Ven (VVD):

Dus als de staatssecretaris zou kunnen toezeggen dat hij snel komt met een tijdpad, behoeft het spoedwetje van de heer Van Rij geen behandeling?

De heer Van Rij (CDA):

Het gaat niet alleen om het tijdpad, maar ook om de keuze die daarin wordt gemaakt. Ik wacht dus echt even de antwoorden van de staatssecretaris af.

De heer Van Strien i (PVV):

Ik wil toch nog even ingaan op de opmerking van de heer Van Rij over het voor het Belastingplan stemmen vorig jaar. Ik heb daarop toen inderdaad een toelichting gevraagd: ik begrijp dat u tegen box 3 bent, maar u stemt toch voor. Ik heb toen heel goed begrepen dat je ergens tegen kunt zijn en toch voor kunt stemmen. Dat was het stemgedrag van het CDA vorig jaar. Uit de informatie die ik heb gekregen over het voorstel voor box 3, een verhoging van de belastingvrije voet, heb ik begrepen dat de heer Van Rij dat wil compenseren — hij wil dat min of meer budgetneutraal maken — door de belastingvrije voet vervolgens voor hogere inkomens inkomensafhankelijk af te bouwen. Volgens mij is daar een naam voor: nivellering. Klopt dat?

De heer Van Rij (CDA):

Van de les die de heer Van Strien en ik hebben gekregen van de voorzitter vorig jaar, heeft hij de ruwe variant overgehouden en ik de wat meer genuanceerde variant. Maar dat maakt verder niet uit.

De heer Van Strien (PVV):

Wij hebben gewoon tegen gestemd.

De heer Van Rij (CDA):

Bij de heer Van Strien is het voor of tegen. Er zit verder niks tussen. Ik heb geconstateerd dat hij vooral vaak tegen is. Dat maakt niet uit. Mij is die les wel duidelijk geworden. Je kunt aantekening vragen dat je op een onderdeel geacht wordt tegen gestemd te hebben. Ik ga nu naar zijn vraag met betrekking tot een gedeelte van die dekking. Je zou kunnen zeggen: die vrijstelling verdubbel je en daar laat je het bij. Dan gaan we overigens uit van een fictief rendement van 4% in die heel tijdelijke situatie. Je kunt ook zeggen dat je die vrijstelling van 100.000 tot een miljoen laat aflopen naar nul. Dat is het alternatief. Dan komt die categorie beter uit dan in de huidige regeling die 1 januari ingaat, want vanaf 100.000 wordt er gerekend met een forfaitair rendement van 4,6% en boven een miljoen met 5,39%. Daar zit dus geen nivellering in, zoals de heer Van Strien zegt. Die mensen met een vermogen tussen de 100.000 en een miljoen betalen vanaf 1 januari 1,38% en boven een miljoen 1,62%. In het voorstel dat ik doe, is dat dus 1,2%.

De heer Van Strien (PVV):

Ik wil het gewoon goed begrijpen. Voor zover ik het nu begrijp, behelst het voorstel van de heer Van Rij inderdaad een verdere bureaucratisering van dit onderdeel van het belastingsysteem en een verdere nivellering in het belastingsysteem. Dat zijn eigenlijk mijn hoofdconclusies.

De heer Van Rij (CDA):

Ik probeer juist aan te tonen dat er geen sprake is van nivellering. De heer Van Strien heeft het over vermogens boven de 100.000. In de regeling die per 1 januari aanstaande ingaat, moet daarover een forfaitair rendement van 4,6% aangegeven worden. Die mensen gaan 1,38% betalen. Boven een miljoen is het 5,39% en die mensen gaan 1,62% betalen. Als ons voorstel gevolgd wordt, gaat die categorie 1,2% betalen. Dat is beter dan wat het kabinet voorstelt. Beter kan ik het niet uitleggen. Ik ben het met de heer Van Strien eens dat het ingewikkelder wordt. Dat vind ik jammer. Ik zou ook liever willen — dan ga ik terug naar wat de heer Van de Ven gezegd heeft — dat het kabinet gewoon snel kiest uit de drie varianten. Ik wacht op het antwoord van de staatssecretaris daarop.

De heer Ester i (ChristenUnie):

Ik heb goed geluisterd naar de heer Van Rij. Ik heb ook heel goed het FD van vanochtend gelezen. Het duizelt me nu even. De heer Van Rij noemt allerlei bedragen: 50.000, 100.000. Gaat het nu om het huishoudensniveau of gaat het om het individuele niveau? Dat lijkt me belastingtechnisch nogal belangrijk. Zou de heer Van Rij daarop willen antwoorden? Met mijn tweede punt sluit ik aan bij andere collega's. Waarom wacht de heer Van Rij niet even met dit punt om het in te brengen bij de kabinetsformatie? Naar het zich laat aanzien volgt die op heel korte termijn. Dat is toch de tafel om dit te beslechten? Dan kan het CDA zijn rol volop spelen.

De heer Van Rij (CDA):

Wat dat laatste betreft, denk ik: laat de kiezers eerst spreken. Wij voeren thans, vandaag in dit huis, het debat over het Belastingplan 2017. We spelen hier geen kabinetsformatie. Overigens ben ik zeer verheugd dat de heer Ester een rol voor mijn partij weggelegd ziet aan de onderhandelingstafel. Dat begrijp ik impliciet. Dat zou zomaar eens wederzijds kunnen zijn. Daar gaat het echter helemaal niet over. Het gaat nu over het Belastingpakket 2017. Het gaat nu over een maatregel die 1 januari aanstaande ingaat. Het is mijn goed recht om daarover de mening van het CDA naar voren te brengen. Ik kom terug op de eerste vraag van de heer Ester. Die getallen zijn gebaseerd op de memorie van antwoord, de figuren en tabellen 19 en 21. Die gaan niet over het huishoudinkomen, maar over het inkomen van het individu.

De heer Köhler (SP):

Ik ben zo vrij te constateren dat de heer Van Rij met zijn noodwetsvoorstel niet praat over het Belastingpakket 2017, maar de discussie heropent over het Belastingpakket 2016. Dat staat hem natuurlijk vrij. Ik probeer zijn voorstel te begrijpen. Hij heeft gezegd dat hij de vermogensrendementsheffing op twee manieren wil veranderen, maar allebei de groepen die onder zijn voorstel vallen, gaan erop vooruit. Dat heeft hij betoogd. Is mijn conclusie dan gerechtvaardigd dat de dekking voor zijn voorstel niet compleet is? Het kan toch niet zo zijn dat iedereen die onder de vermogensrendementsheffing valt, erop vooruitgaat, dus minder gaat betalen, en dat de inkomsten voor de overheid gelijk blijven?

De heer Van Rij (CDA):

De staatssecretaris heeft heel helder en duidelijk uitgelegd wat de budgettaire consequenties zijn van ons voorstel. Die heb ik in mijn bijdrage naar voren gebracht. Die wil ik nog wel herhalen. De verdubbeling van die vrijstelling kost 795 miljoen. Zou je die vrijstelling afbouwen, van 100.000 naar een miljoen en boven een miljoen, dan levert dat 135 miljoen op. Dan kost het per saldo dus 660 miljoen. Ik heb ook aangegeven dat wij ideeën hebben over de dekking naar aanleiding van terechte vragen van de heer Van de Ven. Je kunt daar geen carte blanche geven. Om helemaal volledig te zijn voeg ik nog toe dat de staatssecretaris ook nog gezegd heeft dat ons plan ertoe zou leiden dat meer belastingplichtigen recht krijgen op zorgtoeslag, huurtoeslag, kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget. Dat zou ongeveer 140 miljoen extra kosten. Daarvan zeg ik overigens dat je dat gewoon in de Toeslagenwet kunt regelen. Dat is ook een vraag aan de staatssecretaris. Die verhoogde vrijstelling zou meegenomen kunnen worden in de berekening van de grondslag, zodat die toeslagen er niet bij komen. Het staat allemaal vrij uitgebreid toegelicht in de memorie van antwoord en de nota naar aanleiding van het verslag.

De heer Schalk i (SGP):

Ik heb nog een korte vraag. De heer Van Rij heeft in dit deel van zijn betoog vooral het oog gehad op de kleine spaarders. Hij had het over de verdubbeling van de vrijstelling en die fictieve rendementsheffing. Ik heb zomaar even een casus. Er zijn nogal wat mensen in Nederland die geen pensioen hebben opgebouwd, maar misschien 20 of 40 jaar geleden een huisje hebben gekocht en dat nu verkopen. Dan hebben ze ineens anderhalf of misschien wel twee ton. Dat is tevens hun pensioen. Dat wordt nu ook meegerekend voor die 4%. Zouden we niet ook daarnaar moeten kijken? Zou je niet veel meer moeten kijken naar mensen die daadwerkelijk gaan beleggen? Dit zijn toch geen echte spaargiganten die nog eens even op hun spaargeld, dat ze in feite als een soort pensioen in hun huis hebben gehad, afgerekend moeten worden?

De heer Van Rij (CDA):

Ik kan het niet sterker eens zijn met de heer Schalk. I couldn't agree more. Dit is precies de groep waar wij het over hebben. Dat zijn mensen die 50.000, 60.000, 100.000, 120.000, misschien 200.000 euro op hun bankrekening hebben staan. Ik proef dat ook wel een beetje bij de heer Van de Ven die de regering in zijn pleidooi opriep tot een tijdpad. In de drie varianten van het kabinet, in ieder geval in twee varianten, wordt er veel meer gekozen voor wat mensen echt reëel genieten. Dat zou veel eerlijker zijn. De persoon in het voorbeeld van de heer Schalk, die zijn huis verkocht heeft en misschien een of twee ton op de bankrekening heeft staan en daar 0,3% over krijgt, zal het begrijpen dat hij daarover belasting moet betalen, maar niet dat hij 0,9% moet betalen.

De staatssecretaris heeft serieus werk gemaakt van de uitvoeringstoetsen. Wij juichen dat zeer toe. Als medewetgever moeten wij ons er steeds van vergewissen of fiscale maatregelen in de praktijk wel werken en echt aan hun doel beantwoorden. Hier ligt met name een taak voor de Eerste Kamer. Wij zijn verheugd met de toezegging van de staatssecretaris dat hij een technische briefing wil geven over de uitvoeringstoetsen. Wij zouden dat zeer op prijs stellen. Het is wel belangrijk dat daar goed de tijd voor wordt genomen, inclusief uitleg bij de voorbeelden.

Zelf vinden wij de Wet DBA bij uitstek geschikt om als voorbeeld te nemen. De staatssecretaris kreeg daarvoor van de CDA-fractie in deze Kamer op 2 februari jongstleden het voordeel van de twijfel, omdat hij met name ten aanzien van de uitvoering en de handhaving krachtige uitspraken en toezeggingen deed. Ik noem het tijdpad, het communicatietraject en de implementatie. Daarnaast was onze steun gekoppeld aan een discussie over het rapport van de commissie-Boot. Het zou van kracht getuigen, wanneer de staatssecretaris met de wetenschap van nu de Wet DBA eens objectief langs de lat van zijn eigen uitvoeringstoets legt.

Tegelijkertijd vinden wij dat de medewetgever zeer terughoudend moet zijn met het willekeurig grijpen naar fiscale instrumenten. Om die reden ziet de CDA-fractie niets in het wetsvoorstel tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting. Dit is een typisch voorbeeld van fiscaal hobbyisme dat zijn doel ver voorbijschiet. Het CDA is ook voor elektrisch rijden. Om die reden heeft de fractie ook voor maatregelen in de Autobrief II gestemd waarin de aankoop en het gebruik van de elektrische en de plug-in hybrids ruimhartig fiscaal worden gestimuleerd. Deze "postzegel"-maatregel van het wetsvoorstel tijdelijk verlaagd tarief laadpalen met een zelfstandige aansluiting is echt een brug te ver.

De CDA-fractie juicht het gebruik van de internetconsultaties zeer toe. Dat hoort bij een open houding. Het stelt een brede groep van belanghebbenden in de gelegenheid om geheel transparant te reageren op het wetgevingsproces wanneer de voorstellen zich nog in de kraamkamer bevinden. Het gehele proces dat heeft geleid tot het wetsvoorstel uitfasering pensioenen in eigen beheer is als zeer geslaagd aan te duiden. De staatssecretaris heeft zich onvermoeibaar getoond om, nadat hij de probleemstelling scherp op het netvlies had, breed draagvlak op te bouwen voor de gekozen oplossingsrichtingen. Dga'ers kunnen na aanname van de wet gaan rekenen, maar dan wel samen met de partner en/of de gewezen partner. Juist zijn uitgebreide antwoorden op de vragen in de Eerste Kamer hebben veel onduidelijkheid weggenomen. De CDA-fractie is niet onder de indruk van de onderbouwing van de berekeningen van de staatssecretaris dat 36% van de dga'ers gebruik zou maken van de afkoop in 2017. Hij baseert dat op gegevens uit 2009. Die zijn toch niet actueel meer?

Ik kom tot een afronding. Als de voortekenen niet bedriegen, dan zijn de beide regeringspartners op elkaar uitgekeken. Misschien niet persoonlijk, maar wel politiek. Dit komt pijnlijk tot uitdrukking op het fiscale terrein. Te veel is blijven liggen of bewust vooruitgeschoven. Ik zal een niet-limitatieve lijst opsommen:

een eenvoudiger, rechtvaardiger en eerlijker inkomensbelastingstelsel;

de noodzakelijke tariefsverlaging in de vennootschapsbelasting;

het belasten van reële inkomsten uit sparen en vermogen;

het aanpakken van het btw-gat;

de toekomst van de bedrijfsopvolgingsregeling;

de fiscale positie van de zzp'er;

de al dan niet verruiming van het belastinggebied van gemeenten;

en last but not least een goed functionerende Belastingdienst die opgewassen is tegen de IT-uitdagingen van de toekomst en een aantrekkelijke werkgever blijft.

Het is te hopen dat deze creatieve en flegmatieke staatssecretaris niet uitgeblust is. Met belangstelling kijken wij uit naar de antwoorden van de regering.