Plenair Stienen bij behandeling Opzegging statuut VN-organisatie Industriële Ontwikkeling



Verslag van de vergadering van 19 december 2016 (2016/2017 nr. 12)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 19.34 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Stienen i (D66):

Voorzitter. Ik wil graag eerst namens de D66-fractie collega Overbeek feliciteren met zijn maidenspeech. Wij verheugen ons op de voortzetting van de samenwerking die met dit debat al heel mooi begonnen is.

De D66-fractie maakt zich, net als tijdens het vorige debat in de Eerste Kamer eind 2013, zorgen over het voornemen van de Nederlandse regering tot opzegging van het lidmaatschap van UNIDO, de VN-organisatie voor industriële ontwikkeling. Drie jaar geleden besloot de regering het voorstel om het Nederlandse lidmaatschap op te zeggen in te trekken toen er niet voldoende steun voor bleek te bestaan in deze Kamer. Nu, drie jaar later, ligt er weer een voorstel om het verdrag met UNIDO op te zeggen. Wij zijn verbaasd over deze herhaling van zetten en de haast waarmee de minister dit wil doorvoeren. Mijn fractie heeft daarom nog enkele vragen voor de minister over de onderliggende redenen voor dit voornemen.

In september 2015 werden op de Sustainable Development Top in New York de zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen, de Sustainable Development Goals (SDG's), oftewel de global goals aangenomen. Deze nieuwe ontwikkelingsagenda richt zich op 2030 als streefdatum voor implementatie. Wij juichen toe dat de Nederlandse regering zich nationaal en internationaal gecommitteerd heeft om bij te dragen aan het behalen van deze agenda. Industrialisering speelt hierbij een belangrijke rol. Het is een banenmotor voor veel landen in het Zuiden en daarom ook van belang voor duurzame economische groei. Hierbij staat Sustainable Development Goal 9 centraal, namelijk het bouwen van veerkrachtige infrastructuur, het stimuleren van inclusieve en duurzame industrialisering en het bevorderen van innovatie. Volgens mijn fractie is dit ontwikkelingsdoel direct gerelateerd aan de ambities van het kabinet om handel en hulp met elkaar te verbinden, iets waarvoor deze minister toch vanuit allerlei hoeken van het Nederlandse bedrijfsleven, of het nu om multinationals of het mkb gaat, vele complimenten heeft gekregen. Is de minister van mening dat SDG 9 relevant is voor haar eigen agenda waarbij toch ook het versterken van duurzame economische ontwikkeling en het stimuleren van bedrijvigheid van industrie en mkb van belang zijn?

Wij zien SDG 9 ook in samenhang met de doelen die voor Nederland hoge prioriteit hebben, zoals SDG 8 (inclusieve, economische groei, werkgelegenheid en fatsoenlijk werk voor iedereen), SDG 12 (duurzame consumptie en productie) en SDG 13, dat ook niet onbelangrijk is (aanpak klimaatverandering). Uiteraard hangen alle doelen met elkaar samen, waardoor ook de doelen 8, 9, 12 en 13 van belang zijn bij het bereiken van het belangrijke ontwikkelingsdoel 1: het einde van armoede.

Met het oog hierop lijkt het voor ons juist van belang voor Nederland om lid te blijven van UNIDO en zo directe invloed te houden op het functioneren van de organisatie. Immers, UNIDO is de enige gespecialiseerde VN-organisatie die het mandaat heeft om industriële ontwikkeling te stimuleren. Duurzaamheid is duidelijk een intrinsiek onderdeel geworden van de missie van deze organisatie. Daarbij hebben wij uit publicaties en gesprekken met vertegenwoordigers van UNIDO de indruk gekregen dat deze VN-organisatie wel degelijk een belangrijke bijdrage kan leveren aan het bereiken van die 2030-agenda, die ook zo belangrijk is voor dit kabinet. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Daarnaast is mijn fractie, net als de Raad van State, nog steeds niet overtuigd van de argumentatie van het kabinet, gebaseerd op de zogenoemde scorekaarten voor multilaterale organisaties uit juni 2015, dat UNIDO onvoldoende presteert in vergelijking tot andere VN-organisaties. Een dergelijke scorekaart kan natuurlijk op meerdere manieren worden ingevuld en de interpretatie hangt uiteraard samen met de politieke constellatie en veranderende regeringsprioriteiten in ons eigen land van het afgelopen decennium. Voorgaande sprekers hebben daar al uitgebreid commentaar op gegeven. Wij signaleren dat deze scorekaart gemaakt en gepubliceerd is op 19 juni 2015, drie maanden voor de Sustainable Development-top in New York. Ik hoor graag van de minister wat het wezenlijke verschil is tussen de effectiviteit van UNIDO in vergelijking met die van de UNCTAD, de WHO en de UNESCO, organisaties die op een aantal elementen hetzelfde niveau scoren op de genoemde scorekaart.

Ook vernemen wij graag van de minister wat er aan Nederlandse zijde in directe contacten met UNIDO — dus buiten de EU-coördinatievergaderingen om — precies is gedaan om de verbetering van de efficiëntie van deze organisatie te ondersteunen. Mijn fractie vraagt zich hierbij af waarom de minister binnen drie jaar alweer met dit voorstel tot terugtrekking komt. Heeft UNIDO wel voldoende tijd gekregen om de gewenste aanpassingen door te voeren? De waarderingen van de scorekaarten zijn immers gemaakt op basis van bevindingen uit 2014 en begin 2015; vandaar het belang van de datum. Waarom kan er niet een jaar langer gewacht worden met de beslissing om het lidmaatschap van UNIDO wel of niet op te zeggen, namelijk tot de opstelling van de nieuwe scorekaarten in 2017? Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Uiteraard is de jaarlijkse verplichte Nederlandse bijdrage van bijna 2 miljoen euro een aanzienlijk bedrag. Voor UNIDO is het zelfs een cruciale bijdrage aan de corefinanciering. Als deze wegvalt, zal dat directe gevolgen kunnen hebben voor de wijze waarop het Nederlandse bedrijfsleven kan profiteren van opdrachten en samenwerking die via UNIDO lopen. Wij vrezen dat de regering aan goedkoop, duurkoop doet als er echt sprake is van een gewone bezuinigingsoverweging. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Nederland heeft een goede reputatie opgebouwd als voortrekker binnen de internationale gemeenschap als een land dat staat voor internationale samenwerking. Samenwerking met VN-organisaties staat al decennialang centraal in de ambitie van Nederland om deze rol te vervullen. Mijn fractie ondersteunt de wens van de regering om bij te dragen aan het vergroten van de coördinatie en coherentie van VN-activiteiten door een kritische houding ten aanzien van versnippering en inefficiëntie binnen het VN-systeem. Het is dan ook zeker jammer dat het One UN-initiatief tot nu toe slechts beperkte resultaten heeft opgeleverd.

Uiteraard kunnen er zwaarwegende redenen zijn waarom Nederland uiteindelijk besluit om zich terug te trekken uit een VN-organisatie, maar nu heeft het voornemen van de regering het lidmaatschap van UNIDO op te zeggen, toch meer de schijn van een soort "afhaalmenubenadering" van de VN. Willen we onze verplichte verdragscontributies van VN-organisaties steeds meer laten afhangen van wisselende beleidsprioriteiten van opeenvolgende regeringen, terwijl we van andere partners, organisaties en landen juist duurzaamheid en voorspelbaarheid verwachten in internationale verdragen en afspraken? Mijn fractie vindt dan ook dat Nederland op dit moment een slecht voorbeeld zou geven door zich terug te trekken uit UNIDO. Wij wachten met belangstelling de antwoorden van de minister af en hopen dat zij het besluit tot opzegging van UNIDO wil heroverwegen.