Plenair Stienen bij behandeling Implementatie herziening m.e.r.-richtlijn



Verslag van de vergadering van 17 januari 2017 (2016/2017 nr. 14)

Status: gecorrigeerd

Aanvang: 11.16 uur


Bekijk de video van deze spreekbeurt

Mevrouw Stienen i (D66):

Voorzitter. Een toekomstbestendige economie is schoon én gebouwd op kansen die duurzaamheid biedt. De D66-fractie vindt dat alleen in een dergelijke economie in Nederland, maar ook in de rest van de wereld, groei kan plaatsvinden die evenwichtig is en in balans met de wereld om ons heen. Zo kunnen wij samen kansen creëren voor huidige en toekomstige generaties op goed onderwijs en zorg in een samenleving waarbij welvaartsgroei bijdraagt aan het welzijn van onze burgers. Uiteraard is iedereen het erover eens dat elk gebruik van onze ruimte effecten zal hebben op het milieu, de omgeving en het klimaat. Daarom zien wij een goed inzicht in de effecten van bepaalde openbare en particuliere projecten op ons milieu als een belangrijke voorwaarde voor die langeretermijnkansen en duurzame schone groei.

Vandaag staat de implementatie herziening MER-richtlijn op de agenda. Milieu en klimaat zijn uiteraard niet alleen een verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid; ze zijn een collectieve verantwoordelijkheid van regeringen, bestuurders, burgers en bedrijven wereldwijd. De D66-fractie is dan ook blij dat met deze implementatie de MER-procedure wordt gestroomlijnd met milieubeoordelingen uit hoofde van andere EU-regelgeving. Met deze regelgeving wordt beoogd het milieu beter te beschermen, hulpbronnen efficiënter te gebruiken en duurzame groei in de gehele Europese Unie te bevorderen. Volgens de minister is het belangrijkste punt de scheiding van de bevoegdheden in situaties waarin de initiatiefnemer van een project ook het bevoegd gezag is.

Het wetsvoorstel is in de Tweede Kamer met ruime meerderheid aangenomen, wat doet vermoeden dat de wet weinig tot geen haken en ogen kent. Dat is niet helemaal terecht, vandaar dat we ook nu meedoen aan dit debat. Ondanks het uitgebreide antwoord van de minister op onze schriftelijke vragen blijft de zorg over mogelijke belangenverstrengeling bij mijn fractie bestaan. Natuurlijk vertrouwen wij op de eigen kracht van het lokale bestuur. Tegelijkertijd heeft de minister echter aangegeven dat er een passende scheiding tussen conflicterende functies bij de ambtelijke voorbereiding moet worden voorzien, maar niet hoe dat moet gebeuren. De minister wil dat niet bij wet vastleggen, maar zij zegt "slechts" te komen met een handreiking of modelverordening. Geeft die handreiking of modelverordening die in de maak is, wel voldoende garanties? Kan de minister aangeven wanneer deze handreiking verwacht kan worden? Ook hoort onze fractie graag in grote lijnen hoe deze handreiking eruit gaat zien. En is de minister het met mijn fractie eens dat het wat prematuur is dit wetsvoorstel te behandelen in dit huis voordat deze Kamer kennis heeft mogen nemen van de door haar gewenste handreiking? Het oordeel over de uitvoerbaarheid van dit wetsvoorstel kan naar de mening van mijn fractie op dit moment niet helemaal integraal worden geveld.

Dat is echter wel van belang. Wat gebeurt er bijvoorbeeld als een gemeente het lokale wegennet wil uitbreiden om zo de toegang tot een industrieterrein of winkelterrein te vergroten en daar een deel van natuurgebied voor wil opgeven? En stel dat er een negatieve m.e.r. komt, en bedrijven het hier niet mee eens zijn? Of een positieve m.e.r. die zo geformuleerd is dat burgers of organisaties grote behoefte hebben aan een "second opinion"?

Dat zijn ingewikkelde dilemma's en het zou in de rede liggen daarover onafhankelijk advies in te roepen, en dan niet alleen in het geval van de plan-MER —als die in dit voorbeeld aan de orde zou zijn — maar ook in geval van een project-MER, zeker als er dan op detailniveau veel beter inzicht te verkrijgen is in de milieueffecten van het onderhavige project. De afweging of dat nodig is, moet in alle vrijheid kunnen worden gemaakt, juist als de gemeente zowel bevoegd gezag als initiatiefnemer is. Maar is die vrijheid er dan wel? Stel dat een gemeente niet netjes de modelverordening of handreiking volgt en de verplichtingen van initiatiefnemer en die van bevoegd gezag, bewust dan wel onbewust, door elkaar gaan lopen? Wat gebeurt er dan? En welke ruimte biedt deze nieuwe wet vervolgens aan burgers, organisaties of bedrijven om de gemeente erop aan te spreken als er besloten wordt geen onafhankelijk advies in te roepen? Het klinkt technisch, maar voor ons is van belang dat in dit hele proces de milieueffecten van projecten altijd goed in kaart worden gebracht en waar nodig negatieve effecten worden tegengegaan. Graag een reactie van de minister.

De D66-fractie heeft ook zorgen over wat de implementatie van deze MER-richtlijn betekent voor de toegang van burgers en bedrijven tot onafhankelijke adviezen van de Commissie voor de milieueffectrapportage (Commissie voor de m.e.r.). Dat deze commissie hoogwaardig werk aflevert, bleek gisteren maar weer toen het nieuws naar buiten kwam dat de International Association for Impact Assessment (IAIA) de Commissie voor de m.e.r. de Institutional Award 2017 heeft toegekend voor haar doorslaggevende rol in de ontwikkeling van kwalitatief goede milieueffectrapportages in Nederland en daarbuiten.

Als wij het goed begrepen hebben, moet nu dit onafhankelijke advies betaald worden door het bestuursorgaan ook als dit orgaan initiatiefnemer is van een project. Wellicht dat dit nog wel gebeurt bij opvallende projecten om zo het vertrouwen van de samenleving te vergroten, maar mijn fractie vraagt zich af of dat ook geldt voor projecten die minder in het oog springen, maar wel op korte of langere termijn effect kunnen hebben op het milieu, de natuur of hulpbronnen. De minister kiest voor een geruststellende toon in haar schriftelijke antwoorden met haar uitspraak dat "de verschuiving van de kosten minder groot is dan het misschien lijkt". Toch maken milieuorganisaties zich wel zorgen dat deze verandering wel degelijk invloed zal hebben op de kwaliteit van de besluitvorming en onafhankelijkheid van milieueffectrapportages.

Het advies van de Commissie voor de m.e.r. is facultatief waar wettelijke verplichting wellicht meer voor de hand ligt. Dit advies kan behoorlijk kostbaar zijn en het wordt ingewikkeld als het bestuursorgaan tegelijkertijd initiatiefnemer tot een project is. Dan zal het bestuursorgaan, gezien de kosten, niet altijd een advies van de Commissie voor de m.e.r. willen vragen. Ook bestaat het risico dat het bestuursorgaan gebruik gaat maken van de diensten van adviesbureaus met concurrerende prijzen. Wat betekent dit voor de onafhankelijkheid van deze adviezen? Wellicht zullen er op termijn minder adviezen worden uitgebracht door de Commissie voor de m.e.r. Hoe kijkt de minister aan tegen deze ontwikkeling? Deelt zij de mening dat kwaliteit van een onafhankelijk en deskundig advies niet zou mogen afhangen van de kosten? Kan de minister haar licht nog eens laten schijnen over de financiële gevolgen van het aanvragen van een onafhankelijk advies voor initiatiefnemers en de mogelijke consequenties voor de kwaliteit van de gehele procedure? De minister heeft in de Tweede Kamer toegezegd een evaluatie te maken over de gevolgen van de tarieven van de Commissie voor de m.e.r. en begin 2017 met de resultaten te komen. Is er al zicht op wanneer die evaluatie verschijnt?

Tot slot hebben we ook een zorg over de wijze waarop monitoring van beslissingen plaatsvindt, omdat het bevoegd gezag kan beslissen niet of amper te monitoren. Anders gezegd: een monitoringsverplichting kan als voorschrift aan het besluit worden verbonden, maar dat hoeft dus niet. We begrijpen dat dit mede te maken heeft met de afspraken in de Omgevingswet, maar dit mag naar de mening van mijn fractie in het kader van dit wetsvoorstel zeker niet onbenoemd blijven. Ik hoor graag de reactie van de minister.

Voor mijn fractie gaat het bij dit wetsvoorstel behalve de zorgen over de belangenverstrengeling en het kostenaspect, ook om de afweging tussen de belangen van bepaalde openbare en particuliere projecten en het collectieve belang van duurzame groei, bescherming van het milieu en natuurlijke hulpbronnen. Natuurlijk zal de minister zeggen dat het allemaal zal goed komen en dat dit wetsvoorstel zelfs aan een goede balans zal bijdragen, maar ik hoop toch dat de minister in haar beantwoording de bovengenoemde zorgen van mijn fractie kan wegnemen.

Ik zie uit naar de antwoorden van de minister.