Verslag van de vergadering van 13 juni 2017 (2016/2017 nr. 31)
Status: gecorrigeerd
Aanvang: 14.16 uur
De heer Don i (SP):
Voorzitter. Vandaag worden de aanpassingen van onder andere de Wet inburgering besproken, te weten de wettelijke verankering van de participatieverklaring en de maatschappelijke begeleiding. De wetgeving rondom inburgering is de laatste jaren nogal wat gewijzigd en volgt daarmee de politieke discussies over de vraag hoe om te gaan met asielmigranten. Ook dit wetsvoorstel weerspiegelt het politieke debat. De migrant dient te verklaren kennis te hebben genomen van onze kernwaarden, die terug te vinden zijn in de begrippen "vrijheid", "gelijkwaardigheid" en "solidariteit".
Wij zijn zeer kritisch ten aanzien van de te verwachten uitvoering van dit wetsvoorstel. Graag licht ik dit in mijn betoog kort toe. Ik zal spreken en vragen stellen over de inhoud en de toekomstige uitvoering van dit wetsvoorstel. Daarnaast zal ik nog spreken over het onderdeel van de maatschappelijke begeleiding.
Wij vragen ons af waarom dit wetsvoorstel op tafel ligt. Sinds 2013 kennen wij de huidige wet die de inburgering regelt. Het Besluit inburgering geeft de kaders aan hoe aan de inburgering inhoud en vorm dient te worden gegeven. Artikel 3.9, lid 2 van het Besluit inburgering beschrijft het onderdeel "kennis van de Nederlandse maatschappij" in het inburgeringstraject. Met dit artikel is de kennisoverdracht van onze kernwaarden toch geborgd? Via een wijziging van het Besluit inburgering is het dan toch eenvoudig de participatieverklaring een plek te geven? Daarmee is het dan toch ook mogelijk de door de minister gewenste doorlopende leerlijn vorm te geven? Bij ons bestaat het gevoel met onnodige wetgeving bezig te zijn. Wellicht kunnen de minister en straks de staatssecretaris hun licht hierover laten schijnen.
Wat is die participatieverklaring nu uiteindelijk voor construct? Degene die heeft ondertekend verklaart niet meer dan dat zij of hij kennis heeft genomen van onze Nederlandse kernwaarden. Maar het niet verklaren en het niet volgen van het participatieverklaringstraject kan wel een boete opleveren. Kortom, je dient als inburgeraar verplicht kennis te nemen. Wat is zo'n verklaring dan waard? Je zou als inburgeraar toch wel gek zijn om niet te ondertekenen, zeker als je nog een boete gaat krijgen? Dit levert toch alleen sociaal wenselijk gedrag op, zo vraag ik de minister.
De minister wijst in zijn memorie van toelichting op de evaluatie van de pilot participatieverklaring en het positieve beeld van het effect van het participatieverklaringstraject. Deze evaluatie lijkt daarmee de basis te zijn voor de voorgestelde veranderingen van het huidige wetsvoorstel. We hebben dus zelf ook maar even naar de pilot gekeken. Tja, ik zeg het maar even in eigen woorden. "Het effect van de pilot is nadrukkelijk niet gemeten", zo staat in de evaluatie. Er is vooral gekeken naar de aard en wijze van de onderling verschillende pilots waarbij wel is nagegaan of de nieuwkomers de activiteiten in het kader van deze pilot als nuttig voor hun toekomstige integratie en participatie hebben ervaren. Deze ervaringen zijn in het algemeen wel positief te noemen. Deelname aan dit traject was echter vrijwillig en niet alle uitgenodigden hebben deelgenomen. Het percentage no-show kon ik niet in de evaluatie vinden. Slechts 1.503 participatieverklaringen zijn er ondertekend en er waren 4.104 deelnemers.
De projectleiders blijken uit deze evaluatie terughoudend te zijn ten aanzien van het al of niet verplicht ondertekenen van de participatieverklaring. Bij hen ontbreekt de overtuiging of het ondertekenen van de verklaring, als zelfstandig onderdeel, een meerwaarde heeft voor nieuwkomers. De projectleiders en de overige uitvoerders hebben twijfel over de effecten op integratie en participatie, zo luidt een tekstkopje in de evaluatie. Er staat een saillant zinnetje in deze tekst: "De pilots hebben niet tot doel om nieuwkomers aan de hand van een intensief traject naar een grotere maatschappelijke participatie te begeleiden". Waar gaat het dan over? Welk doel wordt er dan nagestreefd? We verzoeken de minister om een antwoord.
De evaluatie is op basis van meningsvorming tot stand gekomen. Meningen kennen is aardig, maar is het de pilotgemeenten nu ook gelukt onze kernwaarden over te brengen? Kennen de inburgeraars nu hun rechten en plichten? Het gaat toch ook om een resultaat dat verder reikt dan er iets van vinden? Daarbij zijn de meningen van de docenten inburgering, zoals verwoord in een artikel in Trouw van 27 maart jongstleden getiteld Zonder waardig docentschap geen inburgering, in ieder geval niet meegenomen.
Zo ook ten aanzien van de gemeentelijke trajecten. De beschrijving van verschillende van deze trajecten en van succesvolle onderdelen met een paar tips is informatief, maar een good practice heeft deze evaluatie niet echt opgeleverd. De minister kan toch niet menen dat deze pilot als uitgangspunt dient voor de voorgestelde wettelijke veranderingen? De minister zal hier vast op willen reageren.
De fractie van de SP kan zich vinden in het onderdeel maatschappelijke begeleiding en de rol van de gemeenten hierin. Hiermee lijkt een element uit de oude Wet inburgering 2007 terug te komen. Het is wel een gemiste kans om de regierol van de gemeenten niet verder uit te breiden. Toezicht op de kwaliteit van de inburgeringstrajecten zou daar wat ons betreft bij moeten horen. Zo ook de inkoop van deze trajecten voor de inburgeraars.
De minister geeft aan terughoudendheid te willen betrachten bij de wijze waarop de maatschappelijke begeleiding via het Besluit inburgering ingevuld dient te worden. Dat betekent maatwerk en beleidsvrijheid voor de gemeenten. De fractie van de SP vraagt zich daarbij af hoe er lokaal invulling wordt gegeven aan onze kernwaarden solidariteit, gelijkwaardigheid en vrijheid. Wat betekenen nu deze begrippen? Zoals het er nu naar uitziet gaan de gemeenten daar ieder voor zich een invulling aan geven, maar de minister zal toch ergens wel een idee hebben hoe deze kernwaarden in de praktijk eruitzien en ingevuld moeten worden?
Mevrouw Nooren i (PvdA):
Vindt de heer Don dan dat de minister dat vast moet leggen? Volgens mij is de kern van het participatieverklaringstraject dat je je ook inleeft in de lokale samenleving. Ik weet niet of de heer Don weleens in het oosten van het land komt, maar daar worden bruiloften anders gevierd dan in Amsterdam. Wat ik het mooie vind in de aanpak is dat je je ook bewust bent van waar je bent en dat ook maatschappelijke organisaties worden betrokken bij de aanpak. Misschien heeft solidariteit een andere betekenis in Amsterdam dan in Doetinchem.
De heer Don (SP):
Dat kan zo zijn, maar degene die deze wet heeft ontworpen heeft daar vast een mening over. Ik ben daarom benieuwd hoe de minister kijkt naar deze begrippen. Ik vind het prima dat je op lokaal niveau hiermee aan de slag gaat, samen met een lokale partij, onder de gemeentelijke regie die hierin nog wel redelijk beperkt uitgewerkt is, maar de minister zal daar zelf ook wel een mening over hebben en die wil ik graag horen.
Mevrouw Nooren (PvdA):
Maar de minister geeft nu juist aan dat hij in die maatschappelijke participatie de gemeenten de ruimte geeft om hier nadrukkelijk in de lokale samenleving handen en voeten aan te geven.
De heer Don (SP):
Dit is altijd een heel lastige discussie. We hebben meer van deze discussies gehad rondom de decentralisatie, bijvoorbeeld bij het begrip eigen verantwoordelijkheid. Vervolgens zie je dat dat altijd een eigen leven gaat leiden. De regering heeft daar zelf ook wel een mening over. Dat blijkt wel uit het feit dat het ook een discussiepunt in de Tweede Kamer is geweest. Wat is nu vrijheid? Wat is nu solidariteit? Wat is gelijkwaardigheid? Als je vindt dat deze begrippen in de wet moeten komen en ook op lokaal niveau verder doorgesproken moeten worden, dan heb je daar toch zelf ook een mening over? Dan is het toch wel heel makkelijk om te zeggen dat je vindt dat die begrippen in de wet moeten, maar dat je de invulling overlaat aan het lokale niveau. De minister heeft daar toch zelf wel een idee over?
Mevrouw Nooren (PvdA):
Ik heb nog een afsluitende opmerking. Volgens mij maakt de heer Don een vermenging tussen de toenemende maatschappelijke rol die in het wetsvoorstel wordt toegedicht aan de gemeenten enerzijds, en het participatieverklaringstraject anderzijds. Dat laatste wordt een uniforme verklaring die nog aan de Eerste Kamer wordt voorgelegd.
De heer Don (SP):
Die vermenging zie ik niet. Ik vraag wel de minister naar zijn mening over vrijheid, solidariteit en gelijkwaardigheid.
Asielmigranten kennis laten nemen van onze samenleving, zorgen dat ze de Nederlandse taal goed leren, hen uitnodigen, opleiden en stimuleren om hun eigen mogelijkheden te benutten, en tegelijkertijd voorwaarden stellen voor hun verblijf in ons land: dat zijn allemaal uitgangspunten waar de fractie van de SP zich wel in kan vinden. Maar het beoogde moet wel werken in de praktijk. Dit demissionaire kabinet heeft een aantal wetten geproduceerd die tot uitvoeringsproblemen leiden: ik hoef de woorden "pgb" of "Jeugdwet" maar te noemen. Abstracte politieke uitgangspunten met de daarbij behorende politieke verwachtingen zijn toch regelmatig de oorzaak van de uitvoeringsproblemen. Politieke verwachtingen zijn heel goed op papier te zetten, alleen zijn ze daarmee nog niet gerealiseerd in de praktijk. De echte wereld is soms weerbarstig.
Het moge duidelijk zijn dat de SP-fractie geen goed gevoel heeft bij dit wetsvoorstel. Wij hebben uiterst kritische rapport Inburgering, van de Algemene Rekenkamer gelezen. Dit rapport uit januari van dit jaar beschrijft een uitvoeringspraktijk van de Wet inburgering die drie jaar na dato nog niet op orde is. Vervolgens praten wij vandaag over de aanpassing van die wet. Ik zal mij beperken tot twee constateringen uit dit rapport. Ten eerste is 40% van de inburgeringsplichtigen 3,5 jaar na de start van het inburgeringstraject nog steeds inburgeringsplichtig. Zij hebben nog niet aan hun wettelijke plicht voldaan. Ten tweede wordt er getwijfeld aan de werking van de wettelijke sancties. Er wordt geconstateerd dat de nieuwe verblijfsrechtelijke sanctie in de praktijk nauwelijks uitvoerbaar is en dus niet wordt uitgevoerd. De Rekenkamer wijst op tekortkomingen die over fundamentele politieke uitgangspunten van de huidige wet gaan. Die uitgangspunten worden dus niet bereikt. Ik vraag de minister hierop te reageren.
Het huidige wetsvoorstel komt met een paar praktische aanpassingen naar aanleiding van de constateringen van het rapport van de Rekenkamer, maar ook met dat nieuw politieke uitgangspunt: de verplichting voor de inburgeraars om kennis te hebben van onze kernwaarden. De minister stelt dit allemaal voor op basis van een evaluatie die grotendeels gebaseerd is op meningsvorming. Voor de SP-fractie is dit vragen om problemen. Waarom zullen de voorstellen nu wel gaan werken in de praktijk, zo vraag ik de minister. Zijn onze kernwaarden straks goed bekend bij diegenen die de participatieverklaring hebben ondertekend? Zijn de gemeenten goed voorbereid op hun komende verantwoordelijkheden?
Ik sluit af. Voorjaar 2018 zal naar verwachting de uitkomst van de evaluatie van de huidige Wet inburgering gepresenteerd worden. Maar we gaan nu alvast wel de wet veranderen door er een nieuw element aan toe te voegen, namelijk de participatieverklaring. Een beetje weldenkende bestuurder zou toch naar aanleiding van dit rapport van de Algemene Rekenkamer een pas op de plaats maken en al zijn aandacht richten op het verbeteren van de uitvoering, daarbij hopend op een goed resultaat, zoals een hoge score van Nederlands sprekende inburgeraars die hun diploma halen en die een goede plek in onze samenleving weten te vinden. Ons advies aan de minister is: trek de wet in deze vorm in. Natuurlijk zijn wij nog steeds geïnteresseerd in de antwoorden van de minister.
De heer Schalk i (SGP):
Ik zou de heer Don de vraag willen stellen of de participatieverklaring wellicht een positieve stimulans zou kunnen betekenen voor datgene wat bij het inburgeringstraject blijkbaar nog niet helemaal goed loopt.
De heer Don (SP):
Ik wil de heer Schalk een wedervraag stellen, voorzitter. Waar zou ik dat gevoel vandaan moeten halen?
De heer Schalk (SGP):
Dat weet ik niet.
De heer Don (SP):
Ik heb over de pilot gelezen en daar word ik niet vrolijk van.
De heer Schalk (SGP):
Ik begrijp dat u daar niet vrolijk van wordt, mijnheer Don, maar ik kan me voorstellen dat de regering probeert om dat inburgeringstraject zo soepel mogelijk te laten verlopen. Nu uit de cijfers blijkt, zoals u betoogd hebt, dat het traject in ieder geval langer duurt dan we willen, moet je toch ergens vroeg in het project ermee beginnen om extra duwkracht te positioneren? Dat zou kunnen gebeuren met een participatieverklaring. Ik zeg niet dat dit het medicijn is dat helemaal helpt, maar ik kan me wel voorstellen dat we met elkaar zoeken naar een middel waarmee de mensen in ieder geval op het juiste been worden gezet.
De heer Don (SP):
De heer Schalk heeft mij horen betogen dat die maatschappelijke begeleiding door de gemeenten wat mij betreft een goede start is. Daarmee gaan we terug naar de Wet inburgering 2007, waar ik destijds zelf in de gemeente Eindhoven deels mee te maken heb gehad. Bij die regeling zag je de betrokkenheid van de gemeenten. Vervolgens is de verantwoordelijkheid weggehaald bij het Rijk en is er een inburgeringswet geproduceerd die — ik zeg het maar even kort door de bocht — niet aan de verwachtingen voldoet. De resultaten blijven sterk achter bij de verwachte percentages inburgeraars. Vervolgens voegen we een participatieverklaringstraject toe, iets heel amorfs dat op lokaal niveau in proces moet worden gebracht, en daarmee hopen we dat het beter wordt. Maar volgens mij gaat dat zo niet werken. Mijn fractie heeft kritisch gekeken naar de beschrijving van de pilot waar de minister in zijn beantwoording elke keer wat enthousiaster over is dan wij dat zijn. Daarnaast horen wij de docenten inburgering hier en daar sputteren dat het allemaal wat anders moet. Op grond daarvan denken wij dat het beter is om het voorlopig bij het oude te houden en te zorgen dat de gemeenten wat meer regie krijgen. Kortom: ik ben hier niet zo enthousiast over.
Mevrouw Nooren (PvdA):
Ik heb het idee dat de heer Don de helft van het wetsvoorstel gelezen heeft, want één deel van het wetsvoorstel gaat over de participatieverklaring ...
De heer Don (SP):
Ja.
Mevrouw Nooren (PvdA):
... en het andere deel van het wetsvoorstel gaat over de toenemende rol van de gemeenten. Om te voorkomen dat we het kind met het badwater weggooien, is mijn vraag of hij dan niet enthousiast is over het deel van het wetsvoorstel dat gaat over het wettelijk verankeren van de rol van de gemeente en van de gemeentelijke rol in de maatschappelijke begeleiding.
De heer Don (SP):
Ja, dat hebt u mij ook horen zeggen. Ik heb een heel klein saillant zinnetje uitgesproken, maar dat zal u in alle vlugheid ontgaan zijn. Het nu voorliggende wetsvoorstel mag van mij ingetrokken worden. De participatieverklaring mag er van mij uit, maar goed, er ligt hier één wetsvoorstel voor met die twee verschillende onderdelen erin. De participatieverklaring is wat ons betreft ... Ik zat gisteravond te denken: je kunt beter gaan macrameeën in de wijk met de inburgeringsplichtigen. Daar kom je misschien verder mee dan met een participatieverklaring.
Mevrouw Nooren (PvdA):
De heer Don vindt dus dat er vanwege de participatieverklaring ook geen extra impuls of mogelijkheden of structurele middelen voor de gemeente hoeven te zijn?
De heer Don (SP):
Weet u, voorzitter, ik sta hier als Eerste Kamerlid en ik heb alleen maar de mogelijkheid om er iets van te vinden en er ja of nee op te zeggen. Wacht de evaluatie volgend jaar af, mevrouw Nooren, dan is er weer een herstelmogelijkheid.
Dank u wel. En ik wil de minister nog even succes wensen in het debat dadelijk aan de overkant.